Mijn grootvader
"Bert! Kom snel! Het is je grootvader!" Mijn moeder klonk helemaal overstuur. Ik begreep er niets van. Ik was amper 4 dagen eerder nog op bezoek geweest in het tehuis waar hij verbleef! Toen was hij nog helemaal in orde. "W-wat is er dan aan de hand?" vroeg ik, erg bezorgd. "De dokters weten het niet, maar ze denken dat hij niet lang meer te leven heeft. Bert, hij heeft speciaal naar jou gevraagd. Kom hier alsjeblieft zo snel mogelijk naartoe!" "Ik ben er binnen 10 minuten!" Mijn brein draaide overtoeren. Wat kan er gebeurd zijn? Misschien een hartaanval? Terwijl ik dat dacht, kwam Jan naar buiten. "Wie belde er? Is alles in orde?" Voegde hij eraan toe toen hij mijn gezicht zag. "Nee, het was mijn moeder om te zeggen dat mijn grootvader elk moment kan sterven!" "Hoe.. w-wat... huh?" Ik liet Jan in verwarring achter, ik wilde zo snel mogelijk daar zijn.
Ik hoopte maar dat ik nog op tijd zou zijn. Ik spurtte de straat op en rende zo hard ik kon naar het bejaardentehuis. Het was niet zo ver lopen, maar toen ik daar aankwam, was ik wel helemaal buiten adem. Had ik maar iets gedaan aan mijn conditie. Als in een roes kwam ik het tehuis binnen. De vrouw aan de balie keek me vertwijfeld aan, ze vroeg zich waarschijnlijk af of ze me moest tegenhouden, voor ik alle inwoners zot zou maken. Jammer voor haar was ik al weer weg voor ze iets kon doen. De derde kamer aan de rechterkant, daar moest ik zijn. In mijn haast vloog ik bijna voorbij de kamer. Toen ik eindelijk een beetje tot rust was gekomen en binnenging, zag ik dat iedereen die er was (mijn moeder en mijn 2 zussen, mijn vader had al van in het begin een hekel aan mijn grootvader) in een cirkel rond mijn grootvader zitten. Mijn moeder had zijn hand vast, bijna alsof ze wou controleren of zijn hart nog wel klopte. Toen ik binnenkwam, probeerde mijn grootvader zijn hoofd voorzichtig op te heffen, maar mijn moeder begon dat meteen tegen te gaan:" Blijf maar rustig liggen, vader. Bert, mijn jongen, kom iets dichter en luister naar wat je grootvader te zeggen heeft. Hij heeft speciaal naar jou gevraagd." Haar stem brak bijna, en ze liep overstuur naar buiten. Ze nam mijn zussen mee, blijkbaar wou mijn opa even tijd met mij alleen.
Hij gebaarde zachtjes met zijn hand dat ik dichterbij moest komen. Hij probeerde te spreken, maar er kwam geen geluid uit. Het werd koud om mijn hart. Ik dacht dat ik al te laat was. Maar toen schraapte hij met veel moeite zijn keel, en lukte het hem wel om te spreken: "Het spijt me", zei hij met heel zachte stem. "Het spijt me dat ik je zo moet achterlaten. Ik wou dat ik nog wat meer tijd had om het uit te leggen." Zijn woorden werden onderbroken door een verschrikkelijke hoestbui. Nadat hij weer wat gekalmeerd was, vervolgde hij zijn woorden: "Geen tijd. Ga bij het onweer naar het westen, naar de Bron. Daar zul je vinden wat je zoekt. Vaarwel." "Opa, wat bedoel je, waarover heb je het?" Hij hoestte nogmaals, en daarna kwamen er geen woorden meer.
Ik dacht dat hij al overleden was, en heel droevig draaide ik me om. Ik barstte bijna in tranen uit, maar op dat moment klemde zijn hand zich om mijn arm. In zijn hand zat een papiertje. Ik draaide me snel om, want misschien gaf hij nog wel antwoord op mijn vraag, maar nee. Hij was van onze wereld vandaan. Ik opende het blad. Daarop stond een verhaal, een verhaal dat ik herkende maar zo gauw niet kon thuisbrengen. Toen de tranen kwamen, werd het te wazig voor mijn ogen om nog iets te kunnen lezen, dus om het blad niet nat te maken stak in het weg. Ik ging naar buiten, om het nieuws aan de rest te vertellen. Beter gezegd, ik ging naar buiten zonder iets te zeggen en ze lazen het van mijn gezicht af. Het voelde verschrikkelijk. Mijn grootvader, mijn opa, mijn favoriete familielid, mijn rots in de branding! Waarom hij?!
Ik hoorde vaag dat iemand iets aan me vroeg, maar ik reageerde niet. Ik wilde niet reageren. Iemand legde een hand troostend op mijn schouder, maar die schudde ik er hardhandig af. Ik ging overstuur naar buiten, liep regelrecht naar huis en sloot me op in mijn kamer. Daar bleef ik nog een hele tijd uithuilen. Toen de anderen thuiskwamen en voorzichtig op mijn deur klopten, sloot ik mezelf op. Ik wilde niet gestoord worden. Ik wilde alleen zijn. Ik zat daar en huilde, had geen besef meer van tijd. Ik dacht alleen maar aan mijn opa, al de rest deed er niet meer toe.
Toen na enige tijd, misschien een half uur, misschien een halve dag, mijn stroom aan tranen begon te verminderen, probeerde ik een beetje rationeler te denken. Toen schoot me iets te binnen. Wat waren nu ook alweer de woorden die hij tegen alleen mij had gezegd? Ik pakte een papier en probeerde ze me te herinneren, en een voor een kwamen ze weer binnen. Vluchtig schreef ik ze op. Als er één ding was wat ik nooit van mijn leven wou vergeten, waren het wel mijn opa zijn laatste woorden. Toen ik klaar was met ze te noteren, vouwde ik het op en verzegelde het papier per ongeluk met een traan. Nou, dacht ik, zo bestaat er tenminste geen twijfel dat dit verlies niet onopgemerkt is voorbijgegaan. Ik legde de verzegelde 'brief' onder mijn kussen. Daar zou die heel lang blijven liggen.
Daarna pakte ik het verhaal dat hij had geschreven uit mijn broekzak. Ik opende hem, en merkte meteen dat er iets niet klopte. De brief was niet in gewoon inkt geschreven. Wat het wel was, wist ik niet, maar geen inkt alleszins. De inhoud was heel bekend, maar toch weer niet. Het ging over een draak, die iemand achtervolgde door een stad, maar het verhaal eindigde precies op het spannendste stuk. Toen wist ik het weer: het was de nachtmerrie die ik de afgelopen nacht had!
Reageer (1)
zo mooi. Heel emotioneel en toch ook nog spannend.
5 jaar geledenhaha dankje
5 jaar geleden"Huil maar niet" oke leg uit hoe want dit was emotioneel AF
5 jaar geledenuum bijt in een doekje? haha
5 jaar geleden