Gilan voelde zich vreselijk. Hij was de avond daarvoor op een nietsvermoedende dag zijn vriend Will, vermomd als muzikant, tegengekomen. Toen hij hem even later achterna was gelopen, om er achter te komen wat die jongen in zijn leen kwam uitspoken, werd hij opgewacht door een Grijze Jager die hem dreigde neer te schieten en tot slot werd hij ook nog eens gevangen genomen door zijn vriend, die blijkbaar was doorgedraaid, net als Arnaut trouwens. Hij had ook barstende hoofdpijn door het werpmes dat hem tijdens zijn ontsnappingspoging had geraakt. Door het ritmische gebonk in zijn hoofd kon hij met moeite nadenken. Zijn polsen waren ondertussen gevoelloos doordat Will hem daarna veel te strak had vastgebonden en hij had ook weer de hele nacht doorgewaakt in de hoop iets wijzer te worden. Dat was hij niet en hij besefte dat die vermoeidheid vreselijk in zijn nadeel zou kunnen spelen. Toen Halt tenslotte was gearriveerd, had hij even de hoop gehad bevrijd te worden, maar toen bleek ook die mee in het complot te zitten. Na het gesprek tussen Will en zijn meester, werd het hem vaag duidelijk dat hij ergens van beschuldigd werd, maar van wat bleef hem een raadsel.

Halt liep langzaam op hem af en zijn gezicht verraadde geen enkele emotie. Nerveus probeerde Gilan wat aan de touwen waarmee hij was vastgebonden te trekken, maar die gaven niets mee. Hij wist niet waarvoor hij zich het ergste moest schamen, voor het feit dat een jongere Jager hem gevangen had genomen of omdat hij er voor Halts ogen zo zielig bij zat. Misschien moest hij zich wel schamen voor wat hij volgens iedereen uitgehaald zou hebben. Halt probeerde hem recht aan te kijken, maar Gilan durfde niet terug in Halts ogen te kijken, omdat hij wist dat hij daar teleurstelling in zou lezen. Will had zijn handen en voeten zo strak vastgebonden dat hij nauwelijks kon bewegen, anders zou hij geprobeerd hebben een eindje achteruit te schuifelen. Er was echter geen ontsnappen aan. Halt zette zich voor hem neer en Will bleef een meter verderop rechtstaan. Hij voelde Halts blik een paar keer over zich heen glijden. "Wel, Will, je hebt hem wel erg goed vastgebonden," merkte hij op. "Ik wilde niet dat hij zich eruit kon wurmen," hoorde hij Will antwoorden. Halt boog zich over zijn eerste leerling heen en Gilan voelde hoe het touw werd losgemaakt. "Hij durft, als hij een beetje gezond verstand heeft, er op dit moment niet vandoor te gaan," verklaarde Halt aan Will. Gilan, die besefte dat zijn meester daar wel eens gelijk kon hebben, mompelde een onverstaanbare bedanking, maar het volgende moment vertrok zijn gezicht toen het bloed weer gemakkelijk naar zijn handen stroomde. Daarna probeerde hij echter weer zo uitdrukkingloos mogelijk de grond te bestuderen, want hij wilde niet dat een van hen kon zien dat hij pijn had. Dat zou Halt in zijn situatie ook hebben gedaan, wist hij. Halt wendde zich tot Will. "Hoor eens, als je hem nog veel langer zo zou hebben vastgebonden, dan zouden zijn handen beginnen afsterven, en als dan zou blijken dat hij toch niets heeft gedaan, zou dat wel jammer zijn." Gilan vond het beeld van een Grijze Jager zonder handen op het eerste ogenblik wel lachwekkend, maar gelukkig herinnerde hij zich net op tijd dat er niets te lachen viel. Hij wreef nog wat over zijn pijnlijke polsen, toen Halt zich over hem heen boog. "Gaat het een beetje?" De stem klonk plots weer vol bezorgdheid, zoals in de jaren dat hij nog een leerling was geweest en Halt ongerust werd over elke schram die hij opliep. Hij vond echter dat hij op dat moment niet veel medelijden verdiende, dus mompelde hij dat hij er geen last van had. Ondanks zijn barstende hoofdpijn en zijn zin om gewoon in slaap te vallen, want in tegenstelling tot Will had hij zich niet even neer kunnen leggen, vond hij dat hij tegenover zichzelf veel te zielig deed. Als Grijze Jager moest hij wel tegen een stootje kunnen.

Het volgende moment klonk Halts stem weer koud en onvriendelijk, net zoals daarvoor, alsof die bezorgde toon nooit had bestaan. "Goed, dan kun je ons nu misschien vertellen wat je de laatste weken allemaal hebt uitgespookt." Gilan kromp ineen bij die stemverwisseling, en bedacht dat hij niet eens antwoord kon geven. Hij snapte niet waar de Jager op doelde. "Euh… hetzelfde als altijd?" vroeg hij, in de hoop dat Halt het hem zelf wel zou vertellen. "Godzijdank niet, nee, stel je voor dat je je altijd zo zou hebben gedragen." "En hoe heb ik me dan gedragen?" Halts gezicht veranderde in een donderwolk en Will nam het op neutrale toon van hem over. "Volgens wat wij gehoord hebben, zou je de laatste tijd niets doen dan drinken, dronken zijn en herrie schoppen." Nu pas ging er bij Gilan ergens een lichtje op. "Hé, dat is niet eerlijk," riep hij verontwaardigd, "dat doe ik al lang niet meer." Het volgende moment viel er een stilte in en Halt trok langzaam een wenkbrauw op alsof hij Gilan aanmoedigde om verder te gaan. Die besefte dat hij iets verkeerds had gezegd, maar dat hij niet meer terug kon. "Nou ja," zei hij aarzelend, "zo erg was het nu ook weer niet. Ik was afgewezen door een meisje uit de buurt, en daar was ik een beetje neerslachtig over, en toen heb ik een dag of drie wat te veel gedronken en ik heb ook een korte ruzie gehad met haar verloofde, maar daar bleef het bij." Gilan keek naar de twee boze gezichten voor hem, en voelde dat hij niet zo overtuigend klonk. "Ondertussen ben ik er al lang overheen," vervolgde hij snel. "Ze was dan misschien het mooiste meisje op aarde, toen ik over de ergste verliefdheid heen was, bedacht ik dat Jenny toch een stuk beter kan koken." Nog steeds reageerden de twee andere Jagers niet. Arnaut zat een eindje verderop zijn zwaard te slijpen. Niet omdat het nodig was, maar omdat hij zich erbuiten probeerde te houden. "Jullie geloven me zeker niet," bracht Gilan tenslotte uit. "Dat doen we inderdaad niet," antwoorde Will, "volgens mij ben je de zaken wel erg aan het minimaliseren. Morgen reizen we naar Crowley en dan zal je met een betere smoes moeten afkomen. Een veel betere." Wanhopig zocht Gilan naar een uitweg. "Maar dat kan toch niet..." zei hij meer tegen zichzelf dan tegen de andere Jagers. "Wat kan toch niet?" vroeg Will, "Kan het niet dat we dronken Grijze Jagers die zelf het grootste gevaar in hun leen vormen het rijk uit zetten?" Bij die woorden werd Gilan helemaal misselijk. "Word ik verbannen?" vroeg hij ongelovig. Will knikte, "Ja, dat kan zomaar." "Voor een paar geruchten?" vroeg Gilan. "Het zijn er wel meer dan een paar, en ze vertellen niet veel goeds. Je weet dat die nooit zo sterk uitvergroot kunnen worden en zich niet vanzelf door half Araluen verspreiden." Dat was een beetje overdreven, half Araluen, maar het bracht Gilan nog meer van zijn stuk. "Alles wordt hier meestal opgeblazen en elk nieuwtje wordt eindeloos doorverteld, er gebeurt hier namelijk niet veel," probeerde hij nog als een laatste, zwakke verdediging. Nog voor hij het gezegd had, wist hij al dat niemand hem zou geloven. "Gilan," raadde Halt hem nog aan, voor hij wegliep, "probeer wat te slapen. Je kan de tijd toch niet meer terug draaien." "Wacht," riep hij, "Geef me anders de kans om het uit te zoeken. Ik kom er vast wel achter waar die geruchten vandaan komen. Gewoon een paar dagen." Hij kon niet raden hoe graag zijn meester hem die tijd gegund had, maar de man schudde zijn hoofd en wandelde verdrietig weg. Will liep weer op Gilan af om zijn handen opnieuw vast te binden, en die merkte niet eens dat Will het touw weer pijnlijk strak aantrok. Hij zag enkel in een waas hoe Halt in de richting van Arnaut liep. Uiteindelijk viel hij door de vermoeidheid en de verwarring toch in slaap.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen