Hoofdstuk 17
Als je tot hier bent geraakt, zou ik je willen feliciteren met je doorzettingsvermogen. Het is heel bijzonder dat je nog niet in slaap gevallen bent. Ik ga het verhaal even van de andere kant belichten, zodat iedereen onmiddellijk weet hoe alles in elkaar zit en waardoor niemand nog een goede reden heeft om verder te lezen.
Ziezo, hier komt dan nu eindelijk die tweeling
Sarah glipte de herberg uit. Ze bleven hier nu al een week, en nog steeds was er niets gebeurd, naast het feit dat haar vader al zo'n tien keer ruzie had gezocht. Zelf had ze zo haar twijfels bij zijn plan om wraak te nemen op Halt, maar aan de andere kant vond ze het geweldig dat ze af en toe van leerlingjager mocht spelen. Ze klom op Appel, haar paard, en reed naar een stukje bos een eindje buiten het dorp. Eigenlijk vond ze Appel maar een slechte naam voor een paard, zeker omdat je het paard nooit appels zag eten. Maar dat, wist ze, was omdat het dier alle manieren kende om ongezien al het fruit uit de hele omtrek weg te ritsen. Toen ze een paar meter verderop de bomen zag verschijnen, gaf ze het beest een teken wat zachter te lopen en het paard sloop bijna geruisloos verder tot hij bij de rand van het bos bleef staan. Dat kon Graver niet, wist ze, en nogmaals glimlachte toen ze bedacht dat haar paard net iets beter was dan dat van haar broer. Voorzichtig liet ze zich op de grond zakken en langzaam kroop ze van boom naar boom, terwijl ze luisterde of ze geen verdachte geluiden hoorde. Eerst leek het stil, maar toen hoorde ze een paar honderd meter verderop het geluid van een pijl die afgeschoten werd en even later met een doffe klap een boom raakte. Ze bleef even stilliggen en wachtte tot ze het weer hoorde. Drie tellen later volgde er nog een schot.
Snel kroop ze dichterbij tot ze uiteindelijk aan de rand van een grote open plek belande. Haar broer stond wijdbeens met zijn pijl en boog in het lange gras en doorboorde de bomen die er groeiden om de beurt, alsof hij een hekel had aan planten. Zijn gezicht was bezweet en hij keek uiterst geconcentreerd, waardoor het niet moeilijk kon zijn hem ongemerkt van achter te naderen. Verontwaardigd dacht ze terug aan die keer dat Sander het bij haar had gedaan, en onverwachts haar enkel had beetgegrepen. Door het schrikken had ze waarschijnlijk alle dieren uit het bos geschreeuwd, maar dat zou deze keer niet waar zijn. Deze keer zou ze de rollen omdraaien en zou haar broer het zijn die zich doodschrok.
Ze strekte haar hand uit alsof ze van twintig meter afstand de enkel al kon grijpen, en trok hem toen met een schok weer terug. Ze hoorde geritsel in het gras en zag hoe de jongen zich omdraaide. Ze probeerde stil te liggen in de hoop dat hij haar niet gezien had, maar toen kwam er een lange pijl neer op vijf centimeter van waar haar hand nog was geweest. Ze verschoot niet, maar sprong onmiddellijk recht terwijl ze de pijl uit de grond trok.
"Hoe heb je me horen aankomen?" vroeg ze mopperend. Sander schonk haar zijn breedste grijns. "Het is niet omdat papa ons aan die mantels heeft geholpen, dat je nu onzichtbaar bent, Sarah, je walste al het gras plat me die lompe poten van je. Zelfs je paard zou het beter doen." "Ik leer het nooit," zuchtte ze, maar Sander schudde zijn hoofd. "Ik was op dit uur van de dag extra oplettend, omdat ik wist dat je nu naar mij gestuurd zou worden. Bovendien heeft Graver me gewaarschuwd." Sarah wierp een boze blik naar het paard, dat ongestoord verder graasde. "Oké, nu dat al is mislukt kunnen we misschien nog eens op zwaardvechten oefenen?" Ze greep naar het zwaard dat aan haar riem bungelde en hakte meteen in op Sander, die nauwelijks de tijd had om te pareren.
Al snel galmde het gekletter van ijzer door het hele bos, dat daarvoor nog zo vredig en stil was geweest. Onder het gevecht begon Sarah alweer haar humeur terug te krijgen, want zwaardvechten, daar won ze meestal mee. Dat kwam niet omdat ze hard kon slaan of snel kon steken, maar gewoon omdat ze altijd haar tegenstander met domme truckjes kon overwinnen. Deze keer probeerde ze net hetzelfde door haar been onverwachts achter dat van haar broer te plaatsen, die verast struikelde en onderweg naar de grond zelfs zijn zwaard liet vallen.
"En je hebt je weer laten doen. Dat wordt nog heel veel oefenen." "Inderdaad, als je het maar weet."
Hun twee hoofden draaiden snel naar de stem die uit het niets leek te komen. Toen zagen ze hun vader staan. "Jullie moeten vooral wat beter opletten. Sarah, je ogen dienen niet alleen om naar knappe jongens te kijken. Sander, volgens mij heb je niet eens ogen in je kop. Ik stond al vijf minuten achter Sarah, je keek me dus recht aan!" "Maar vader," probeerde Sarah, "we waren aan het vechten. Daardoor konden we niets horen." "In mijn tijd als Grijze Jager, hoorde ik elke mier in een straal van vijf kilometer trippelen. Jullie blijkbaar niet." "Jawel, vader," grijnsde Sander, "maar door al dat getrippel hoorden we jou niet meer." Hun vader keek zijn zoon boos aan. Hij had duidelijk niet veel gevoel voor humor, en hij ergerde zich er regelmatig aan dat zijn kinderen dat wel hadden. Sarah nam weer het woord. "Dus je wou dat ik achterom had gekeken toen je daar stond, zodat dat stuk broer van mij mijn kop er kon afslaan?" "Je kan ook één seconde wegkijken en nog steeds blijven vechten. Wat als ik ook een zwaard vast had om jou te vermoorden. Wat had je dan gedaan?" "Niet veel, langs twee kanten aangevallen worden, daar kruipt niemand onder uit." Daar had ze wel een punt en dat moest toegegeven worden, maar nog steeds was de man niet tevreden. Dat anderen middelmatig presteerden vond hij best, maar dit waren zijn kinderen. "Ja, en weet je hoe je toch een klein beetje kans zou kunnen maken in die situatie?" "Door te oefenen," zuchtten twee gelijkende stemmen in koor. "Jullie moeten trouwens nog wat op jullie stem oefenen. Het is zo jammer dat het net niet hetzelfde klinkt. Sarah, je kan lager." Hij keek kritisch naar de twee. "Jullie zijn een tweeling, weet je nog? Dan moet het geen probleem zijn om er als dezelfde persoon uit te zien. Ik wil geen achterdocht, er mag geen twijfel over bestaan dat ik maar één leerling heb, begrepen?" "Begrepen." en dit keer klonk er één dubbelle stem. Hun vader bekeek hen van kop tot teen. Ze hadden dezelfde bruine haren en ook hun ogen hadden hetzelfde blauw. Verder hadden ze een redelijk gelijkende gezichtsvorm en geen opvallende kenmerken. Als het nu twee jongens of twee meisjes waren geweest, dan zouden ze nog makkelijker eenzelfde persoon kunnen spelen, maar ach, eigenlijk had Sander best wel iets weg van een meisje, dus als hij zijn dochter als jongen verklede, dan werd het probleem al een heel stuk kleiner. Sinds hij daarnaast een tijdje geleden aan Jagersmantels was geraakt, konden ze zichzelf onder hun kap verbergen, waardoor niemand hen echt nog aankeek. Tevreden besloot hij hun reflexen nog eens te testen. "Schiet die boom neer," riep hij onverwachts, en het volgende moment nam Sander zijn boog en schoot een pijl af, die onderweg Sarahs werpmes inhaalde. "Ik zij schieten, niet gooien." Sarah lachte haar vader vriendelijk toe. "Ach, dood is dood."
Er zijn nog geen reacties.