Hoofdstuk 14
De deur ging langzaam, zelfs onhoorbaar, open. Dit gebeurde op een manier waarbij de helft van de mensen het meestal niet op zou merken, maar door het lied dat er werd gezongen, was iedereen extra oplettend, en werd deze manier van binnenkomen onmiddellijk met Grijze Jagers in verband gebracht. Het toeval wilde dat het net een van die vijftig zeldzame types was, die op dat moment binnenkwam. Wills hart sloeg een slag over en bijna liet hij zijn mandola tussen zijn vingers vandaan glippen. De jager keek hem recht in de ogen en Will herkende Gilan in de schaduwen van zijn kap. Hij merkte ook dat de Jager hem herkende en hem nieuwsgierig aankeek. Dat het gevreesde moment zo onverwachts daar zou zijn, kon hij niet vatten. Instinctief keek hij snel om zich heen. Alle ogen waren op de nieuwkomer gericht, wiens mantel averechts werkte en alle aandacht naar zich toe trok. Op de grond lagen enkele muntjes die ze hadden gekregen voor hun vermaak, en Will was van plan geweest die na de avond met de andere man te verdelen, maar dat leek nu een kleinigheid. Hij bedacht dat hij volkomen weerloos was, met niets dan een instrument en een mes tegenover twee messen, een grote boog met vierentwintig pijlen en een zwaard. Snel maakte hij een beslissing, die achteraf bekeken vreselijk impulsief en slecht doordacht was. Hij zei tegen de waard dat hij dringend weg moest en dat hij er helaas niet kon overnachten. Vervolgens glipte hij de deur uit. Zodra hij weg was, stormde hij naar Trek en hij haalde zijn wapens uit de zadeltassen. Zijn pijlen hingen al snel op zijn rug, maar hij had zijn boog ontspannen omdat hij hem toch niet nodig had gehad. Het duurde even voordat die fout was rechtgezet, maar toen trok hij zijn mantel aan en verdween hij in de schaduwen. Hij vroeg zich af wat hij moest doen, Halt halen of zelf op Gilan afgaan. Toen besloot hij te wachten tot de Jager naar buiten kwam, zodat hij hem dan kon verassen. Halt bevond zich kilometers verderop, en wanneer ze terug zouden zijn, zou Gilan al lang verdwenen zijn. En als een Jager verdween, wist Will, dan kon het heel lang duren voor je hem terug vond.
De man met de luit schrok zich dood toen de jager plots binnenkwam. Dat lied leek wel behekst te zijn. Toen bedacht hij dat het niet aan het lied, maar aan de Jager moest liggen, want daarvan stond het al vast dat hij magische krachten had. Hij vroeg zich af hoe hij hier zo snel geraakt kon zijn, want zelf was hij, zodra hij was weggejaagd, er op zijn paard op volle snelheid vandoor gegaan. Hij had nauwelijks uitgerust totdat hij zeker wist dat de Jager hem nooit meer zou kunnen inhalen. Nu bleek dus dat hij maar een half uurtje voorsprong had gehad, wat hem bijzonder weinig leek. Er was maar één oplossing voor het raadsel, en dat was tovenarij. Zodra de Grijze Jager gevoeld had dat het lied weer werd gezongen, was hij naar de herberg geteleporteerd. Nu pas merkte de man op dat de Jager nauwelijks naar hem had gekeken, en hem niet eens had herkend. Hij zag er bovendien uit alsof hij wel de muziek, maar niet de tekst gehoord had. Eigenlijk had hij vooral naar die andere muzikant zitten staren, ook al had die niet zo'n vrolijke kleuren aan als hem. De Jager ging in een hoekje zitten, bestelde een koffie en tien minuten later was hij de deur al uitgeglipt. Nu pas merkte de man met de luit op dat de andere muzikant ook de benen had genomen. Aarzelend raapte hij de muntjes die in en rond de doos van zijn luit lagen op. Toen won zijn nieuwsgierigheid het van zijn gezond verstand en hij glipte naar buiten, de Jager achterna.
Toen de deur open gleed hield Will zijn adem in. Een dunne streep licht viel op de straatstenen en hij zag de schaduw van een man met een grote boog over zijn schouders. Terwijl Gilan met zijn ogen knipperde om te wennen aan het donker, haalde Will geruisloos zijn eigen boog van zijn schouder. Hij moest toch iets van geluid gemaakt hebben, of Gilan moest het gewoon ergens gevoeld hebben, want plots keek hij geschrokken Wills kant op. "Will," zei hij opgelucht. "Wat doe jij hier?" Even aarzelde Will, toen trok hij vliegensvlug een pijl uit zijn koker. Gilan had echt verbaasd geklonken toen hij hem zag. Toen herinnerde Will zich de geruchten weer, en hij besloot dat de Jager best wel eens toneel zou kunnen spelen. "Will, wat doe je?" Die woorden werden uitgesproken in een volledige verwarring, maar Will had besloten niet meer van gedachten te veranderen. "Dat zou jij beter kunnen vertellen, wat jij de laatste tijd allemaal doet." Hij hield zijn pijlpunt op de schemerige mantel voor hem gericht, en hij merkte dat Gilan voorzichtig een halve pas achteruit zette. "En wat doe ik dan?" zei de andere jager met een droge en lichtjes bevende stem. Hij keek Will aan alsof hij met een gevaarlijke gek te doen had. Langzaam dwaalde zijn hand af naar zijn schede met zijn messen, maar Will had die beweging al gezien voordat Gilan hem was begonnen. "Leg je wapens neer." "Wat?" "Nu!" Gilan verschoot dat de stem van die vriendelijke, opgewekte figuur nu plots zo kil en streng kon klinken. "Will, gaat het wel goed met je?" "Nu, Gilan!" Gilan, die wist dat er geen uitweg mogelijk was, legde voorzichtig zijn zwaard en zijn boog op de grond. Will fronste zijn wenkbrauwen toen hij zag hoe de lange Jager ook zijn dubbele schede weglegde. Er klopte iets niet, en dat was het moment dat hij het gat op de plaats van het werpmes ontdekte. "En je ander mes." Will wist als geen ander dat er geen Jager zou zijn, die niet een of ander truckje zou proberen uit te halen. Gilan schudde zijn hoofd. "Dat ben ik een paar dagen geleden verloren. Ik probeerde een dief te raken, maar ik raakte een rivier. Een snelstromende." Will spande zijn boog, want hij wist dat Jagers niet misten en bovendien erg zuinig waren op hun wapens. "Ik weet dat je hem nog hebt," loog hij, "je had hem daarnet bij je, in de herberg." Gilan liet het vermiste mes gefrustreerd uit zijn mouw glijden en gooide het naast de schede op de grond. Op dat moment piepte de deur opnieuw en beiden keken ze opzij. De man met de luit probeerde snel achterwaarts weer naar binnen te gaan, maar Will hield hem tegen. "Doe de deur achter je dicht," zei hij op een kalme toon, in de hoop dat de schade beperkt bleef en niet nog meer mensen dit tafereel zouden zien. De man, die de stem die hij al een hele avond gehoord had, herkende, deed wat hem gevraagd werd, toen hij angstig besefte dat hij het Jagerlied aan een Grijze Jager had geleerd. "Pak die wapens en steek ze in de tassen van dat paard daar." Will, die had besloten dat hij maar van de situatie gebruik moest maken, gebaarde naar de wapens van Gilan, die ongebruikt op de grond lagen, en daarna naar Trek, die geduldig stond te wachten. Toen richtte hij zijn blik weer op Gilan, die in zijn mantel bijna was vervaagd tot een stuk van de achtergrond. Die werd onmiddellijk weer zichtbaar toen hij merkte dat zijn poging tot verdwijnen mislukt was. Toen richtte hij zich weer tot de angstige luitspeler. "Die man daar," vroeg hij, "is het die die je uit de vorige herberg heeft weggejaagd?" De muzikant aarzelde. "Ik weet het niet, meneer, hij had die vreemde mantel de hele tijd aan en eerlijk gezegd heb ik, toen ik hem daarzo zag, vooral op zijn zwaard mogen kijken. Ik zou echt geen idee hebben." Will knikte nadenkend, hij wist genoeg toen hij het woord zwaard had horen vallen. "Ga maar weer naar binnen," zei hij, "en kom er deze avond niet meer buiten. En je zegt hierover geen woord, of ik kom terug." Soms maakten de Grijze Jagers handig gebruik van hun zogenaamde magische krachten. De luitspeler ging er hoogstwaarschijnlijk van uit dat de Jager het wel zou weten, als hij teveel vertelde. Opgelucht strompelde de man naar binnen. Hij wist het niet goed meer, eerst werd hij een herberg uit gejaagd, en nu stuurde een andere Jager hem weer een herberg binnen. Hij beloofde zichzelf dat hij nooit van zijn leven nog dat ongelukslied zou spelen, of het nu succes had of niet.
Er zijn nog geen reacties.