Will opende, met zijn mandola in de hand, de deur van de herberg. Eerst keken een twintigtal paar zijn kant op, en het volgende moment barste er een vrolijk geroezemoes los, toen ze zagen dat hij een zanger moest zijn, en dat, wisten ze, betekende eindelijk eens een beetje amusement in dit saaie dorp. Het was al een paar dagen geleden dat vrouwe Pauline was vertrokken met de mysterieuze brief. Halt zat bovendien steeds vaker om te kijken, alsof hij zenuwachtig was om de
een of andere reden. Gilan zou ondertussen alweer naar het oosten zij getrokken, en Will besefte vrolijk dat ze in de richting van Macindaw gingen, en dat betekende dan weer dat hij ook in de buurt van het Grimsdalwoud kwam, dus dat hij Malcolm nog eens zou kunnen zien. De laatste dagen hadden ze een effectievere manier gevonden om Gilan op te sporen. Elke dag splitsten ze zich op en zochten ze in een ander dorp naar informatie, waarna ze naar een afgesproken punt verder zouden rijden de volgende morgen, en daar vertellen wat ze hadden gehoord. Deze werkwijze beviel Will wel, omdat hij dan nog eens muziek kon maken, en dat was altijd wel gezellig. Terwijl zijn vrienden eenzaam in het donkerste hoekje zaten af te luisteren, stond hij in het middelpunt van de belangstelling en ving hij evenveel op.

Hij regelde het met de herbergier dat hij gratis eten en overnachting kon krijgen, wat ze beiden een goede afspraak vonden, en vrolijk greep hij naar zijn instrument. Al bij het eerste akkoord waren alle mensen mee. Na een paar liedjes begonnen heel wat mensen het refrein uit volle borst mee te zingen, maar die uitbundigheid had ook een schaduwzijde. Will merkte dat de gesprekken waren stilgevallen om naar hem te luisteren en dat hij dus nog even zou moeten wachten voor hij echt iets kon ontdekken. Helaas voor hem bleek de vrolijke groep onvermoeibaar en pas na twee uur, toen hij voelde dat zijn stem wat begon te trillen, vroeg hij om zijn avond eten. De mensen rondom hem maakten wat teleurgestelde geluiden, maar toen Will beloofde na zijn maaltijd nog een uurtje te spelen, zat de stemming er weer helemaal in. Gulzig schrokte Will een dikke maaltijdsoep naar binnen, terwijl hij voorzichtig luisterde naar de gesprekken rondom hem. Het ging voornamelijk over de verdwijning van een schaap twee dagen geleden, dat volgens de een door een wolf was verorberd, door de ander uit eigen beweging was weggelopen en een derde fluisterde, met een blik op Will, dat het niet anders kon of een van de voorbijtrekkende vreemdelingen had het gedaan. Hij bestudeerde hem alsof hij een schaap in zijn laars zou meesmokkelen. Deze veronderstelling werd door de anderen al snel afgebroken, want Will was een muzikant en automatisch dus hun vriend. Helaas bleek dat schaap wel een beroemdheid, want de hele herberg mengde zich na verloop van tijd in het raadsel van het beest.

Op het moment dat Will weer opstond en zijn mandola greep, zwaaide de deur open. Alle blikken verschoven van hem naar een kleurrijke gestalte in de deuropening, en onmiddellijk barstte er een gejuich los. Will herkende de man als een andere muzikant, en deze bleek in de buurt al heel wat roem opgedaan te hebben, want iedereen kende hem al. Deze werd nog hartelijker ontvangen dan hem, want de man werd meteen op een stoel geploft, op een kroes bier getrakteerd, en ook de herbergier had een vaak gemaakte afspraak in een mum van tijd gemaakt. Daarna werd hij op zijn collega gewezen, die in zijn eentje aan een tafel zat. Een reus van een vent stelde voor dat ze samen zouden optreden, want twee luiten klinken beter dan één. Bij het woord luit slaakte Will een onhoorbare zucht en ook de man, die blijkbaar wel een luit had, leek Wills instrument te herkennen. Hij keek verbaasd naar de grijze en bruine kleren van de jongen, want hij zelf was, om herkenbaar te zijn, in de felste kleuren die hij kon vinden, gekleed. Hij knikte echter naar Will, en zette een bekend liedje in. Toen de jongen hem zonder moeite kon volgen, en even later zelfs op het idee kwam in plaats van de eigenlijke melodie zelf een tweede stem te improviseren, waardoor het geheel nog beter klonk, twijfelde hij er niet meer aan dat de jongen inderdaad goed kon spelen.

Het werd een vrolijke avond, maar na een half uur hield de andere man Will tegen toen die met het volgende liedje wou beginnen. Hij richtte zich tot de menigte die verwachtingsvol stond toe te kijken. De man was er van overtuigd dat het naast muziek maken ook zijn taak was nieuws te verspreiden. "Hebben jullie van onze Grijze Jager nog iets gehoord?" vroeg hij. De groep mensen mompelde ontkennend en keek vragend naar de man. "Ik wel," riep deze. "Niet alleen gehoord, maar ook met mijn eigen ogen gezien!" Will spitste zijn oren, net als de rest van de herberg. Eerst had hij zoveel moeite gedaan voor elk woord dat hij kon horen, en nu zou alles hem zomaar in de schoot geworpen worden. "Hij zou zich al een paar weken in de buurt van Macindaw ophouden, in dezelfde herberg. Het ongelukkig toeval wil dat ik daar een paar dagen geleden nog geweest ben." Weer keek iedereen elkaar gespannen aan, en Will besefte dat het een unieke kans was om verhalen uit de eerst hand te horen. "Eerst had ik hem niet eens opgemerkt. Hij zat daar maar, ineengedoken in de hoek. Volgens mij zat hij daar niet eens, maar toen dook hij daar plots op, net op het moment dat ik aan het Jagerslied begon." Daar hield hij even op, om de spanning wat op te voeren. De gasten in de herberg schoten gespannen in de lach, bij het horen daarvan. "Het Jagerslied?" vroeg wil zachtjes, "Daar heb ik nu nog nooit van gehoord." "Een lied over de Grijze Jagers, bedacht door een overmoedige luitspeler, maar het heeft wel enorm veel succes. Hij dacht dat het beter was om te lachen met gevaren. Helaas, het liep slecht met hem af toen een van de mannen van Morgarat het lied over zijn meester te horen kreeg. Ik ben het anders volledig met dat idee eens." Plots vroeg Will zich af hoe het kwam dat dat lied er was, en blijkbaar nog bekend ook, maar dat het korps er niets van af wist. Toen bedacht hij dat het waarschijnlijk enkel gezongen werd als er geen vreemden aanwezig waren. "Klinkt goed, dat wil ik ook wel eens leren, dat Jagerslied." De man beloofde het eens te zingen die avond, en richtte zich toen weer op zijn publiek.

"Ik schrok me echt dood. Ik was vrolijk aan het zingen, en plots stond hij daar, vlak voor mijn neus met een mes in zijn hand. Hij stonk naar de drank en was waarschijnlijk al vreselijk dronken, maar dat maakte hem niets minder gevaarlijk. Toen hij me naar buiten joeg schoot hij me nog een pijl achterna, en die was niet mis." Met veel show liet hij zijn hoed doorgeven en Will zag dat het gat dat daarin zat best wel eens door de pijl van een Grijze Jager gemaakt kon zijn. Er barstte een wilde discussie los, en pas tegen het einde van de avond werd er weer om vermaak gevraagd, nadat Will het volledige Jagerslied aangeleerd had gekregen. Hij gaf toe dat een Jager met een minder gevoel voor humor zich inderdaad zwaar beledigd zou kunnen voelen, en hij wist dat Halt misschien wel dezelfde reactie als Gilan gehad zou hebben, maar zelf amuseerde hij zich kostelijk. Hij had meer dan genoeg informatie verworven en hij ging op de volgende bijeenkomst enkele leden van het korps een grappig gezicht zien trekken, wanneer hij dit voor hen speelde. Uiteindelijk slaagde hij er zelfs in om diezelfde avond samen met de luitspeler het Jagerslied te brengen. En de avond zou helemaal geslaagd zijn geweest als de deur dicht was gebleven. Helaas werd hij op dat moment zachtjes opengetrokken. Het Jagerslied hield abrupt op en het geschater van de aanwezigen verstomde.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen