Hoofdstuk 8
Even later zaten de drie vrienden weer in het zadel, maar stiekem wijzigde Will zijn plannen voor die dag. Hij besloot dat het voor zijn leraar beter zou zijn als ze een iets korter stuk van de weg aflegden. Hij koos een dorp dat iets dichter in de buurt lag, en daar reden ze dus naartoe. Halt zag dat zijn vroegere leerling een lange tijd op de kaart keek, dus maakte hij daar een opmerking over, want als je een gesprek begon werd het eentonige gehobbel van een paard een heel stuk minder slaapverwekkend. "Wel, Will," vroeg hij, "Lukt het een beetje met die kaart? We zijn toch niet verdwaald, hoop ik." "Nee hoor, Halt," zei de jongen afwezig. "Waar gaan we eigenlijk naar toe?" "Naar dit dorpje hier." Wills vinger bleef hangen bij een klein stipje op de kaart. Halt fronste terwijl hij verwijtend naar zijn leerling keek. "Daar naartoe? We zouden nog wel vier uur verder kunnen geraken. Hierzo bijvoorbeeld." Halt wees de plek aan die in het eerste plan van Will had gepast. Will schudde van nee. "Ik wil eigenlijk zo veel mogelijk dorpen passeren om die geruchten zelf ook eens op te vangen. En daarna kunnen we bespreken wat we doen, diezelfde avond nog." Halt keek hem zonder veel overtuiging aan. "We zullen onderweg nog wel genoeg genoeg gesprekken kunnen afluisteren. Ik begrijp wel wat je doet hoor, je probeert de confrontatie met Gilan zo lang mogelijk uit te stellen. Ik begrijp dat het moeilijk voor je ligt, Will, maar dat is geen reden om tijd te verspillen." Eigenlijk was het probleem dat Halt zojuist had uitgelegd zijn eigen probleem, maar hij had deze woorden zorgvuldig gekozen om zijn reisgenoten te laten geloven dat hij er zelf geen enkel probleem mee had om het, als dat nodig zou blijken, tegen zijn eigen leerling op te nemen. Halt wist dat Will nu al zijn twijfels had dat hij meekwam, en hij deed er alles aan ervoor te zorgen dat het enkel bij twijfel bleef. "Bovendien," loog Will, "gaat het de laatste dagen niet al te best met Schopper. Dat beest is geen jagerspaard en volgens mij begint hij door de vermoeiende reis wat te verslijten." Als er ergens een voorbeeld van een krachtig en gezond paard liep, dan was het wel onder Arnauts zadel, dus Will zocht naar een krachtigere smoes. "Bovendien gaat het niet al te best met Arnaut, hij is bang dat hij zijn zwaardkunsten tegen Gilan zal moeten gebruiken. Hij denkt dat hij zijn kop in de eerste minuut van het gevecht al zou verliezen." Met dat argument moest Halt het wel eens zijn, want Gilan was geweldig met zijn zwaard. Hij wist ook dat de uitslag van zo'n gevecht heel onvoorspelbaar zou zijn, aangezien ze allebei voorzichtig zouden zijn. Tenzij Gilan inderdaad zo veranderd was, dan zou Arnaut met zijn vriendschap zwaar in de problemen zitten. "Wie denk jij dat er eigenlijk zou winnen?" vroeg Halt. "Volgens mij Arnaut," fluisterde Will, zodat zijn vriend hem niet kon horen. "Maar het blijft natuurlijk nipt." Halt knikte dat hij het daar mee eens was. Het leven van die jongen ging over niets dan zwaardvechten, terwijl Gilan ook met andere jagerskunsten bezig was. "Ik hoop dat we er niet zullen achter hoeven te komen." zei Halt vol overtuiging. Arnaut kwam naast hen rijden. "Ik hoorde mijn naam, waren jullie over mij bezig?" vroeg hij. Will knikte. "Ja, ik vertelde net tegen halt dat dit best lijkt op de veldslag tegen Morgarat. Daar begreep zijn vriend niets van. "Met al dat kabaal dat jij maakt, komt het qua geluid toch flink in de buurt," verduidelijkte Will lachend.
Het was nog lang geen avond geworden toen ze bij de herberg ariveerden. De gelachkamer was leeg en enkel de waard kwam door een zijdeur naar binnen. Hij keek verbaasd naar de drie mensen die net binnen waren gewandeld. Will en Halt hadden hun mantels opgeborgen om geen argwaan te wekken, maar nog steeds zagen ze eruit als een vreemd groepje. De waard liet zijn blik nerveus over het zwaard en de twee grote bogen glijden, maar zei er niets van. Halt nam het woord. "We zouden hier graag overnachten," bromde hij. Toen ze het eens waren over de prijs, trokken ze naar hun kamer. "Voor een overleg," verklaarde Halt, maar zodra hij zich ok het bed had neergeploft, werd hij voor de rest van de avond verdacht stil. En toen beneden na een uurtje de herberg zich begon te vullen met uitgeputte boeren, besloot Will dee oude Jager maar te laten liggen. In zijn eentje hoorde hij evenveel als met twee Jagers en zo vielen ze ook minder op. "Toch jammer," dacht hij nog bij zichzelf terwijl hij de deur achter zich sloot, "dat ik of Arnaut geen kunstenaars zijn." Hij kon zich Halts reactie al voor de geest halen bij het zien van een goedgelijkende tekening van hoe de gevaarlijke, gevreesde Grijze Jager met een onschuldige houding in een diepe slaap lag. Hij zou zich waarschijnlijk nog het meeest van al schaamde omdat het krassen van het potlood en de observerende blik van de tekenaar hem niet gewekt hadden. Hij haalde zijn schouders op en volgde Arnaut naar beneden, benieuwd en toch enigzins bang over wat hij daar te horen zou krijgen. Hij vergat dat Halt zo fel in de onschuld van Gilan geloofde, dat de Jager het pas helemaal zou beginnen te geloven wanneer hij het zelf gehoord had, en dat zou die avond niet het geval zijn.
Er zijn nog geen reacties.