Hoofdstuk 3
Die morgen waren Will en Arnaut al van voor zonsopgang op pad. Geen van beiden zei een woord over hun opdracht en nu Halt, die daarvoor altijd met hen mee had gereisd, er niet bij was, was de sfeer in de groep ook ver te zoeken, want al leek Halt meestal niet te houden van een opgewekte stemming, hij was met de tijd redelijk onmisbaar geworden. Terwijl de twee naast elkaar reden hing er een oorverdovende stilte die geen van hen durfde te verbreken. Dit bleef de rest van de dag het geval, enkel onderbroken door korte, gemompelde zinnen die hoogstnoodzakelijk waren. In het beste geval was er zo nu en dan een korte conversatie. "Plas." "Wat?" "Kijk uit, een plas." SPLASCH "Bah, niet zo hard stampen, Schopper, ik ben helemaal nat." Maar meestal bleef het gewoon bij: "Volgens mij is het deze weg." of "Wat is het kortste? Links of rechts?" en uiteindelijk ook: "Ik denk dat we hier ons kamp maar moeten opslaan, binnen een uurtje zien we niet meer waar we lopen, en we willen niet dat je met harnas en al in een vijver sukkelt." "Heel grappig hoor, Will."
Die avond zaten ze zwijgend tegenover elkaar bij het vuur dat ze na enkele pogingen toch hadden aangekregen. Er was veel wind en de vlammen dansten gevaarlijk over het hout. Will en Arnaut waren al lang klaar met eten en staarden gewoon wat naar de knetterende takken, die hevig aan het branden waren. Plots sprong Arnaut op en mompelde iets onverstaanbaars. Het volgende moment trok hij zijn zwaard uit zijn schede en begon hij wild tegen een boom te slaan.
Will keek geschrokken op. "Wat doe je nu? We hebben al meer dan genoeg brandhout, je hoeft er echt geen hele boom voor neerhalen om ons vannacht warm te houden." merkte hij op. "Ik oefen," gromde Arnaut tussen twee slagen door. "Dat zei ik daarnet toch al." Arnaut klonk geïriteerd, maar Will voelde zich ook al de hele dag slecht, dus besloot hij dat hij wel zin had in een ruzie met zijn vriend, alsof dat hem wat beter zou doen voelen. "Ik had gehoopt dat je, voordat je mee Gilan achterna ging, het al zo goed kon dat je niet meer hoefde te oefenen." "Ja, dat kan ik normaal gezien ook wel, maar we zitten nu wel achter Gilan aan, en niet achter een groepje struikrovers met verroeste zwaarden en kromgebogen speren. Ik ben van mening dat ik nog wel een paar jaar langer mag leven na deze opdracht." Will maakte een geërgerd geluid. Een paar jaar geleden was hij zijn vriend in elke woordenwisseling nog met gemak de baas geweest, maar de laatste tijd begon Arnaut er steeds beter in te worden. "Mag ik je er dan misschien aan herinneren dat je nu een onschuldige boom in mootjes aan het hakken bent, en dat Gilan zich net iets beter zal kunnen verdedigen dan een stuk hout." Dat had hij beter niet moeten zeggen. De gevaarlijke toon in Arnauts antwoord die daarop volgde ontging hem volledig. "Dus jij beweert dat ik beter op een mens kan oefenen dan op boom." Will knikte onzeker. "Euh, ja, dat lijkt me wel zo logisch..." begon hij, maar zijn zin eindigde in een hoge kreet toen Arnaut onverwachts voor hem sprong en zijn zwaard met een duizelingwekkende snelheid op de jonge jager neer liet komen. Will dook doodsbang ineen toen de vlijmscherpe punt op nog geen vijf centimeter van zijn gezicht in de lucht bleef hangen. "Ik dacht, laat ik dan maar meteen een echte grijze jager als oefenpaal nemen. Als Gilan ook zo'n bang jongentje is, wordt het een klusje van niets." nu pas merkte Will de brede grijns op, die het gezicht van zijn vriend wel voor de helft vulde. Hij werd rood toen hij terug dacht aan de hoge piep die uit zijn keel was omhooggeklommen. Zelfs de boom had zich beter verweerd tegen de aanval dan hij.
Door Wills poging tot het stoken van een ruzie, was de spanning ondertussen al voor een deel gaan liggen. Voor de rest van de reis keerde de kille stemming van het vertrek geen enkele keer terug, al kon je het uiteindelijk toch ook weer geen vrolijke boel noemen.
Er zijn nog geen reacties.