Het eerste verhaal: Een omweg
"Moet jij ook weer naar links?" vraag hij wanneer ik mijn fietssleutel in het slot steek en mijn licht achterlicht aanzet.
''Ja'' ik lieg, ik moet helemaal niet naar links, maar naar rechts. Naar rechts, is de kortse weg naar huis, als ik naar links ga maak ik een omweg en 'géén kleine ook. Ik weet niet waarom ik de waarheid verzwijg. Wellicht is het omdat ik niet wil toegeven dat ik, om nog even met hem te praten, bereid ben een tijd langer door de koude avond te fietsen. Wat zouhij denken als ik daar eerlijk voor uit zou komen. Hij heeft het idee dat ik net als hem ben, een grappemaker met een gelijksoortig wat-ever mentaliteit en een stevige scheut opstandigheid in mijn karakter, niet iemand die van praten houdt, niet iemand die een ander bijzonder vindt, niet iemand die veel om een ander geeft en al helemaal niet iemand die worstelt met haar eigen gevoelens.
''Kom je?'' vraagt hij. We stappen op en het begint te regenen. We praten over zijn school, over de aankomende vakantie en over valentijnsdag. Veel te snel zijn we op de splising waar ik toch echt een andere afslag moet nemen, als ik zonder hem naast me de donkere straat infiets denk ik aan iets wat iemand zondag tegen me zei. "Wanneer iemand iemand met je mee fiets terwijl zijn huis niet op dezelfde route ligt dan weet je dat die je waarschijnlijk wel leuk vindt".
De uitspraak was toen gedoeld geweest op een uitleg van het vaak toch ongrijpbare mannelijke geslacht, maar waarschijnlijk zal die, op dit moment, ook betrekking hebben op mijzelf. 'Ben ik verliefd aan het worden op hem?' Ik weet het antwoord niet. 'Híj is gewoon een ingewikkeld verhaal'. Hij is mijn maatje, maar ook degene die me drie meter lijkt te laten groeien als hij in een aparte bui de deur voor me open houdt en die me als soms als kind kan laten giechelen en dollen over niks. Als hij ergens succes in heeft dan is er dat gekke warme gevoel van trots en genegenheid dat ik alleen maar ken voor een zeer beperkt aantal mensen. En dan zijn er die ontzettend stompzinnige uitspraken die hij doet, waarbij ik het liefst net zo lang aan hem zou willen schudden tot zijn hersenen weer ergens op zijn plaats vallen. Dan is er dat idiote gelacht en gegrap over dingen die hij gedaan heeft en die, in mijn ogen, helemaal niet om te lachen zijn of om grappig over te doen. Het zijn dingen die ondoordacht, idioot en gevaarlijk zijn, die vroeg of laat een keer verkeerd gaan aflopen,die ik afkeur en die me normaal gepsproken van iemand af zouden stoten. Deze gedachten gaan allemaal door mijn hoofd als ik later die avond in mijn bed lig en naar het plafon staar en terwijl ik in slaap val schommelen mijn verstand en mijn gevoel samen heen en weer tussen aantrekking en afstoting. Soms volgens mijn hoofd en mijn hart daarbij hetzelfde ritme, maar soms gaan ze beide een tegen gestelde kant op en dan is het alsof er twee schepen zijn en ik met mijn linkerbeen op het ene en mijn rechter op het anderen sta. De schepen dobberen dan lanngzaam van elkaar weg en ik probeer het dek aan beide kanten onder mijn voeten te houden, maar weet dat de afstand, vroeg of laat, zo groot zal zijn dat ik in get water val .Éénmaal in het water zal dan maar moeten blijken of ik überhaupt kan zwemmen. Soms, als ik lnag genoeg héén en weer geslingerd ben tussen wel en niet, liefde en vriendschap, afstoting en aantrekking en ik dan eindelijk in slaap val, droom ik. Ik droom over de schepen en mijn voeten die de grip kwijt raken, over hoe alles even stilstaat als val. Ik droom van de landing in de golven en dat hij daar zwemt, maar hij vangt me niet op en hij komt er ook niet naar me toe. Hij glimlacht alleen en wijst naar de oever. "Zwemmen'' klinkt zijn vertrouwde stem boven het bulderende geluid van het water uit. Hij maakt zich niet druk om de stroming want hij geloofd dat ik daar wel door heen kom en dat ik gewoon zal zwemmen daar twijfelt hij niet aan.
Er zijn nog geen reacties.