Hoofdstuk 1:
Laat vooral feedback achter! Ik ben altijd blij als ik er iets mee kan doen!
Ook zal ik binnenkort eens proberen om een schets te maken van de familie Kolner!
Veel plezier met lezen ~ Kyonakoenen
Ik loop door de gangen van de middelbare school. Ik zit in mijn laatste jaar en ben 17 jaar oud. Ik heb een jaar moeten overdoen, het jaar dat mijn moeder overleed. Ik ben weken thuis gebleven uit verdriet en kon het niet meer bijhouden. Mijn punten zijn nu ook vreselijk. Alles is omgeslagen nadat mijn moeder en Raza overleden in het vliegtuigongeluk.
Mijn haar is ondertussen zwart en mijn huid bleek. Mijn oog is ondertussen ook vaker blauw dan donkergeel. Mijn oren hangen alleen maar en ik probeer elk beetje van mijn lichaam te bedekken omdat ik me ervoor schaam.
"Hey, Kiara!" Ik kijk op en zie Mandy staan. Ze kijkt me aan met haar minachtende blik. Haar blauwe ogen zijn steenkoud en haar perfect gestijlde, blonde, haar verraad hoeveel tijd ze besteed voor de spiegel elke dag en dan hebben we nog niet gesproken over de tientallen lagen make-up die haar echte aard verbergen. Plotseling pakt ze mijn kin vast en inspecteert ze mijn wang. "Alweer een blauwe plek, laat me raden, weer gevallen?"
Ik bijt op mijn lip. Ik heb ondertussen al zoveel smoesjes gebruikt dat niemand ze meer geloven. Ik kijk naar de grond en probeer iets te bedenken om terug te zeggen als haar beste vrienden, Rita, erbij komt staan. Ze heeft even blauwe ogen als Mandy en heeft in haar blonde haar plukken geverfd in alle kleuren van de regenboog. Ze zijn beiden demonen, hun kracht wordt alleen maar groter als iemand anders zich vreselijk voelt, dat is het vreselijke aan demonen. "Nee, ze zal wel tegen iets op zijn gelopen. Vanwaar trouwens die lange kleding, heeft je kat je weer gekrabt?"
Ik voel de tranen in mijn ogen prikken als de twee verder lopen en expres met hun schouders tegen de mijne aan lopen. Ik loop naar mijn gebruikelijke hoekje in de kantine. Ik zit hier altijd alleen, koptelefoon op en verhalen online lezen. Ik zucht en pak mijn lunch die een paar seconden later alweer wordt afgepakt door een wolf genaamd Jackson. "Ga je eindelijk eten? Ik dacht dat je probeerde af te vallen."
Jackson is mijn ex. Dit is waarom ik niemand wou vertrouwen op de middelbare. In eerst instantie leek hij heel aardig en hielp hij me om bij zijn groep te horen. Tot ik hem met zijn vrienden hoorden praten, toen we twee maanden een relatie hadden. Ik hoorde ze praten over een weddenschap en hoe knap zijn vrienden het vonden dat hij het twee maanden met 'die meid' had volgehouden, dat hij het twee maanden met mij had volgehouden. Nadat ik het had gehoord ben ik erop weggerend en heb ik mijn ogen uit mijn hoofd gehuild. Ik wou niemand vertrouwen en toen ik toch iemand begon te vertrouwen gebeurde dit. Daarna heeft hij alleen maar gemeen of koud tegen me gedaan. Bijna alsof ik de weddenschap was aangegaan in plaats van hem.
"Z-zou ik mijn lunch terug mogen?" vraag ik aan hem. Ik fixeer mijn blik op de lunch om hem niet aan te hoeven kijken. Ik hoor hem lachen en zie mijn lunch in de prullenbak belanden. Zonder er iets aan te kunnen doen. Nee, ik kan er waarschijnlijk wat aan doen, ik durf het alleen niet. Mijn zelfvertrouwen is in de vorige 8 jaar totaal gesloopt.
"Als je probeert af te vallen heb je geen lunch nodig." Daarmee loopt hij weg. Hij was een van de enige die ik durfde te vertellen wat er thuis aan de hand was en wat ik aan mezelf wou veranderen. In eerst instantie hielp hij me, hij gaf me vertrouwen en zei dat ik goed was zoals ik was. Ik blijf nog een tijdje naar de prullenbak staren, in gedachten verzonken, tot de bel gaat die aangeeft dat de pauze is afgelopen.
Snel loop ik naar het lokaal. Als ik als eerste aankom dan kan de leraar zien wat iedereen doet, dan doen ze dus niks. Zodra er een volwassene in de buurt is zijn ze allemaal voorbeeld-studenten. Daarom wil ik als eerste bij het lokaal zijn, dan kan ik alleen achteraan gaan zitten en mijn spullen pakken. Dan kan ik ervoor zorgen dat er niemand achter me komt zitten en dingen naar me gooit. Potloden, pennen, gummen en propjes met nare teksten erop. Ik hoef niet bang te zijn dat er iemand naast me komt zitten, niemand wilt naast me zitten. Ik ben het rare, stille, eenzame meisje. Degene die niks wilt loslaten van wat er thuis gebeurt maar waarvan toch allemaal geruchten zijn ontstaan. Geruchten die deels waar zijn en deels niet. Ik ben diegene waar niemand mee om wilt gaan want dan zullen ze zelf in de 'neerwaartse spiraal' van zwart en eenzaamheid belanden. Dat is hoe mensen over me denken, het komt nooit in ze op om te proberen met me te praten, om mijn vertrouwen te winnen, een poging wagen om me te helpen. Waarom zouden ze ook? Ik ben niet te helpen.
Drie lesuren later, elk lesuur duurt 50 minuten, ben ik eindelijk uit. Ik loop direct naar de deuren van het schoolgebouw. Ik heb een kluisje maar ben gestopt met hem te gebruiken, het is alleen maar extra tijd op school. Op weg naar buiten word ik aangehouden door mijn mentrix.
"Hallo, Kiara, kan ik je even spreken?" vraagt ze. Mijn mentrix is een kat zoals mij, ze heet aardige zacht-groene ogen en donkerbruine, licht-golvende haren. Haar leeftijd schat ik rond de veertig maar ik weet het niet zeker.
"Waar gaat het over?" vraag ik, ik praat liever met niemand. Ik weet waar de vragen over gaan en dat ik moet gaan liegen. Ik word meestal een keer per week door een leraar aangehouden die dan vraagt hoe het thuis en op school gaat.
"Je punten, ze gaan nog verder achteruit. Als je zo doorgaat slaag je dit jaar niet, maar misschien kunnen we beter even naar een leeg lokaal gaan om hierover te praten. In de gangen is het nogal druk." Ik knik en mijn mentrix loopt richting de trap, dan de trap op, naar links, ze opent haar vaste lokaal en we lopen naar binnen. Het is stil met zijn tweeën in een lokaal.
"Vertel eens, hoe gaat het nu thuis?" Voor een moment weet ik dat mijn masker weg valt en ik kijk voor een paar seconden naar de grond, denkend aan een antwoord, voor ik weer in haar ogen kijk.
"Het gaat beter. Mijn vader doet het ook beter, de psycholoog heeft veel nut!" antwoord ik. Er is nooit een psycholoog geweest, een van mijn vele excuses nadat ik op school had verteld wat er thuis aan de hand is. "Het is alleen moeilijk om school en de psychologe tegelijk bij te houden, ik denk dat dit de reden is waarom mijn punten achteruit gaan."
"Ik zie hier dat je nu vijf onvoldoendes staat. Twee vijven en drie vieren, is dat correct?" vraagt mijn mentrix. Ze weet dat het correct is, ze heeft het waarschijnlijk deze middag nog uitgeprint. Ik knik toch maar als bevestiging. "Ook hoor ik van veel leraren dat je geen sociale contacten zoekt met je klasgenoten, is er een probleem in de klas?"
"Buiten school ga ik veel met iedereen om, ik concentreer me gewoon veel liever op de lessen dan andere mensen. Ik heb al moeite met goede punten halen dus dacht dat het verstandig zou zijn als ik al mijn aandacht op de lessen zou richten." Ik wil niet vertellen dat ik gepest word en dat ik geen vrienden heb. Ik wil niet dat andere mensen zich ermee gaan bemoeien. Dat is het moeilijke aan mezelf, ik wil niet dat mensen zich met mij bemoeien maar heb de hulp nodig.
"Oké dan, je kan gaan. Doe voorzichtig op je weg naar huis en tot morgen," zegt mijn mentrix.
"Bedankt en tot morgen," antwoord ik voor ik het lokaal weer uitloop en de trap weer af. Ik loop voor de tweede keer naar de deur en weet deze keer wel de uitgang te bereiken zonder gestopt te worden. Ik zweet nu al door het warme weer en mijn lange kleding. Toch wil ik ze niet uit doen, ik wil niet dat iemand de rode strepen ziet die mijn armen omlijnen. Ik wil niet dat iemand de pijn ziet, de duisternis in mijn gedachten. Ik wil niet dat iemand me verteld om op te houden.
Ik zet mijn koptelefoon weer op, volume hard zodat ik de wereld kan negeren. Ik kijk op als ik een straat over wil steken, ik durf het niet, overlopen zonder te kijken. Zo slof ik verder naar huis. Ik heb al besloten om niet meer met de bus te gaan om tijd te rekken. Ik had een baan maar ben ontslagen omdat ik me niet kon concentreren. Ik heb alles geprobeerd om langer van huis weg te blijven, zolang ik een goede reden heb mag dat. Als ik geen reden heb word alles alleen maar erger. Ik neem een omweg door het park, iedereen lijkt ze vrolijk. Iedereen lijkt het naar zijn zin te hebben terwijl ik in gedachten verzonken naar muziek luister. Ik denk na over wat er gaat gebeuren als ik thuis kom. Ik hoop dat mijn mentrix mijn vader niet heeft gemaild. Ik wil niet eens denken aan hoe hij zal reageren, aan hoe teleurgesteld hij zal zijn, hoe hij de fles whiskey weer zal pakken en hoe hij weer wegzakt in de warme roes van de alcohol.
Er zijn nog geen reacties.