Chapter Eleven
It’s been a while! Dus ik zit niet heel goed meer in het verhaal wat ik bedacht had. Dus het zal anders lopen als mijn bedoeling toen der tijds was. Laat me weten wat je van mijn verhaal vind tot nu toe! Ik hoop dat jullie het leuk vinden.
Hij kijkt even bedenkelijk en dan worden zijn ogen groot. ‘Jij bent DE Latrisha?’, vraagt hij verbaast en gaat op zijn bed zitten. ‘Ja, ik ben de Latrisha’, ik slaak een zucht, ik sta niet bekend als een aardig persoon.. Eerder als een machtige heks die het voorzien had op de wereld en alles en iedereen die bovennatuurlijk was er bij. Elke heks en elke weerwolf was bang voor me. Dat terwijl er helemaal niks van waar was. Ik had het alleen voorzien op alles dat slecht was. Ik probeerde mijn krachten te gebruiken voor het goede. Maar toen ik was vermoord kwam ik er achter dat de wereld niet zo zwart wit is. Goede mensen maken slechte keuzes en slechte mensen goede. Maar goed, dat is altijd achteraf. ‘Je weet dus wie ik ben?’ Vraag ik, nu haat hij mij natuurlijk. ‘Ja, eerst was je onze grootste angst. Onze moeder vertelde altijd over de grote boze heks Latrisha. Die ons in het midden van de nacht kwam vermoorden in onze slaap’ zij hij, hij keek verward voor zich uit. ‘Het was weer een van haar verzinsels’ zegt hij zuchtend. Ik keek even moeilijk en hij zag het. ‘Wat? Was het wel zo?’ Vraagt hij verbaast. ‘Ja en nee’ zeg ik, waardoor hij alleen nog maar verwarder keek. ‘Ja, ik wilde jullie vermoorden. Maar door de enge verhalen over jullie die over de wereld gingen. Ik heb echter alleen nooit die kans gehad, voor ik bij jullie dorp aankwam kwam je moeder op mijn pad en wat er toen gebeurde weet je wel’. Hij knikt. Hij zit verstijft op zijn bed en staart voor zich uit. ‘Het spijt me, Niklaus’ zeg ik, hij kijkt me aan met glazige ogen. ‘Mij ook’ zegt hij.
Ik hoorde de vogels fluiten en de wind waaien. Mensen druk pratend en lopend. Het klinkt allemaal heel fijn, als een mooie dag. Voor mij voelt het alleen niet zo. Ik heb Niklaus gister verward achtergelaten. Hij wist niet wat hij zeggen moest en ik al helemaal niet. Ik was de nachtmerrie van elk bovennatuurlijk wezen, ook al ben ik die persoon niet. Nooit geweest, maar monsters worden altijd enger aangekleed dan de werkelijkheid. Wat zouden Elijah en Hayley nu denken? Als ze mij nu maar niet haten. Ik open mijn ogen en zie hoe de zonnestralen mijn kamer in schijnen. Ik slaak een zucht en gooi de dekens van me af. Ik ga op de rand van mijn bed zitten en blaas het haar uit mijn gezicht. Ik durf eigenlijk mijn kamer niet uit te komen. ‘Danisha?’ Ik schrik op uit mijn gedachten door de stem van Elijah. ‘Ja?’ Vraag ik zacht. ‘Niklaus heeft me verteld wat er is gebeurt’ antwoord hij. O nee, nu komt het. ‘Hayley en ik denken niet anders over je. We willen dat je dat weet’ Meent hij dat? ‘We weten dat je niet zo bent als je word beschreven in de verhalen. We hebben de echte jou al leren kennen. Kom alsjeblieft ontbijten?’ Ik sta op en loop richting de kleding kast. ‘Ik kom er aan’ zeg ik en ik hoor een opgeluchte zucht. ‘Dan zie ik je zo beneden’ zegt hij en loopt langzaam weg.
Ik hoorde de vogels fluiten en de wind waaien. Mensen druk pratend en lopend. Het klinkt allemaal heel fijn, als een mooie dag. Voor mij voelt het alleen niet zo. Ik heb Niklaus gister verward achtergelaten. Hij wist niet wat hij zeggen moest en ik al helemaal niet. Ik was de nachtmerrie van elk bovennatuurlijk wezen, ook al ben ik die persoon niet. Nooit geweest, maar monsters worden altijd enger aangekleed dan de werkelijkheid. Wat zouden Elijah en Hayley nu denken? Als ze mij nu maar niet haten. Ik open mijn ogen en zie hoe de zonnestralen mijn kamer in schijnen. Ik slaak een zucht en gooi de dekens van me af. Ik ga op de rand van mijn bed zitten en blaas het haar uit mijn gezicht. Ik durf eigenlijk mijn kamer niet uit te komen. ‘Danisha?’ Ik schrik op uit mijn gedachten door de stem van Elijah. ‘Ja?’ Vraag ik zacht. ‘Niklaus heeft me verteld wat er is gebeurt’ antwoord hij. O nee, nu komt het. ‘Hayley en ik denken niet anders over je. We willen dat je dat weet’ Meent hij dat? ‘We weten dat je niet zo bent als je word beschreven in de verhalen. We hebben de echte jou al leren kennen. Kom alsjeblieft ontbijten?’ Ik sta op en loop richting de kleding kast. ‘Ik kom er aan’ zeg ik en ik hoor een opgeluchte zucht. ‘Dan zie ik je zo beneden’ zegt hij en loopt langzaam weg.
Er zijn nog geen reacties.