Deel 6: Johtih 'Lolan_2'
Waar blijven ze in de naam der Goden! Ik ben hier aan het verweren tegen een of ander beest dat niet zou mogen bestaan en de andere liggen lekker lui door te slapen!
Ook Osanna staat hier nog niet, en ik ben er zeker van dat een Elf zoals zij veel sneller zal reageren dan dat anderen dat doen.
Het is maar goed ook dat ik wakker werd, anders was het beest ons vast komen verslinden terwijl we in dromenland waren.
Eigenlijk lijkt het beest wat op een konijn, maar dan dertig keer zo groot. Het is spierwit, met grote stevige spieren en vlijmscherpe tanden die waarschijnlijk dwars door een rotsblok kunnen kauwen. Het zag er eerst nog schattig uit, tot je in de rood doorbloede ogen keek, dan wist je dat het uit was om te moorden. Het misvormde dier heeft zich mispakt aan zijn prooi, hij dacht dat een sappige mens gemakkelijk te verorberen was. Gelukkig heb ik zelf ook wat spieren aan mijn lijf en kon ik het tegen een boom achter me werpen. Het beest geeft natuurlijk niet zo snel op, het valt telkens opnieuw aan. Je moet het hem nageven, het heeft moed en uithoudingsvermogen. Uiteindelijk moest het mij ook wel een klap toebrengen.
En inderdaad, de klauw van het grote konijn gaat dwars van mijn schouder, over mijn borst tot aan mijn linkeronderarm. Een schreeuw kan ik niet onderdrukken, maar het zal me niet tegenhouden. Misschien dat een mooie klap op zijn kop zijn moed wel zal wegwerken.
We staan beiden weer klaar voor een volgend rondje worstelen wanneer een pijl vlak langs mijn oor vliegt. Ik moet niet omkijken om te weten van waar die komt. Zodra ik zie dat het in het linkeroog van het konijn zit, weet ik dat Alia er ook is. Mooi! Nu is het voorbij, jij mislukt stuk vlees.
Door de schrik en pijn dat de pijl veroorzaakt springt het konijn op poten waardoor je zijn zachte buik ziet. Dit is mijn kans!
Toevallig of niet, in het midden van het weke vlees zit een zwarte plek van vacht. Dat maakt het richten nog gemakkelijker. Sneller dan het beest kan reageren kom ik naar voren en sla ik uit volle macht op het beest. Zelfs die rotsblok van eerder kon dat niet weerstaan, dan zal dit te groot uitgevallen huisdier er ook niet veel plezier van hebben.
“Skrieek!” schreeuwt het uit.
In een zucht van magie wordt de rest van zijn lichaam naar de zwarte plek gezogen. Het enige dat overblijft zijn een paar stofjes die neerdwarrelen naar waar het grote konijn eerst stond.
“Waar bleven jullie zo lang?” vraag ik hijgend terwijl ik me omdraai. “Is slaap belangrijker dan gevaar of zo?”
“Hoe bedoel je?” vraagt Alia “Zijn Osanna en Jenny hier niet? Geen van beide zijn te zien in het kamp!”
Een grimas trekt over mijn gezicht. Toen ik vertrok was zeker Jenny er nog, Osanna, daar lette ik niet op. Zouden ze nog iets anders gehoord hebben?
Snel spurten we terug naar het kamp. Alia kan voetsporen volgen, dus ze zal Jenny wel kunnen traceren. Hopelijk is het niet te laat.
“Het spoor eindigt hier!” roept Alia plots uit.
Dat kan niet, ik loop verder vooruit, puur op gevoel loop ik kriskras tussen de bomen. Of we de weg naar het kamp terugvinden zijn zorgen voor later.
“Daar is ze!” roep ik naar Alia nog voor ik Jenny werkelijk zie.
Ik kan het niet verklaren, maar naarmate we dichter komen, voel ik dat haast! Ik passeer een laatste boom, draai me om en daar ligt ze inderdaad. Osanne is naast haar geknield.
“Wat is er gebeurd?” vraagt Alia meteen. In haar stem klinkt duidelijk argwaan.
Zonder enige aarzeling legt Osanna uit dat ze hier ook aangevallen zijn door zo’n groot konijn, ik denk dat ze het Dropje noemde. Voor Jenny kon reageren, had het beest haar al bewusteloos geslagen. Osanna heeft hen dan verdedigd en het konijn doen imploderen. Het klinkt plausibel, maar het is niet hoe Osanna zich tot nu toe tegenover ons gedragen heeft.
“Zelfs hier zijn geen sporen, niet die van Jenny, Osanna of dat mislukt dier.” Fluistert Alia mij toe.
Ik haal mijn schouders op, het zou wat, met al die magie weet je nooit wat er echt is en wat niet.
Met een zucht denk ik terug aan mijn vroegere bestaan, dat zal wel nooit meer terugkomen, met keien sjouwen, gevechten winnen en de mooiste vrouwen die aan mijn voeten liggen. Hoewel … hoe verder we trekken, hoe meer kans er bestaat dat we heldendaden kunnen teweegbrengen, en dan kan ik luilekker in een groot huis aan de haard liggen met zoveel vrouwen als ik wil.
“Lolan, haal die stomme grijns van je gezicht en draag Jenny terug naar het kamp.”
Met tegenzin richt ik mijn gedachten op het heden. Jenny dragen is niet genoeg heldendaad om te rentenieren, zelfs dat konijn is nog niets, dat heeft toch niemand gezien.
Alia is een uitstekende spoorzoeker, ze weet feilloos tussen de bomen te manoeuvreren en ons bescheiden kampplaatsje terug te vinden.
Niet veel later wordt Jenny wakker, ze herinnert zich niets meer van wat er gebeurd is, maar voelt zich wel weer in topconditie. Met andere woorden, wanneer we allemaal weer op onze plooi zijn, kunnen we verder. Osanna leidt de weg weer, en het lijkt alsmaar een moeilijker pad te worden. Ik probeer, net zoals Alia me geleerd heeft, mijn voeten zorgvuldig neer te zetten en geen geluid te maken, Ik ben best trots op mezelf, maar ik denk dat het voor de anderen nog lang niet voldoende is. Alia en Osanna hoor je bijna nooit hun voeten neerzetten, Jenny misplaatst zich af en toe toch nog. Tja ik kan bijna geen stap zetten zonder dat het geluid maakt. Het is al veel minder luid dan toen we vertrokken in Johtih, dus ik ben al tevreden, laat de anderen maar denken, ik moet niet stil zijn, ik moet krachtig zijn.
Halverwege de middag doet Osanna ons halt houden, Alia is meteen achterdochtig. “Laat je ons nu wel stoppen voor een van je valstrikken?”
Osanna begint met een zangerige stem in een of andere vreemde taal te praten. Het klinkt prachtig en ergens bekend, het klinkt wat als de woorden die Gale uitbrengt wanneer hij magie gebruikt.
De grote boom die zich voor ons bevindt, tekent zich steeds scherper af tegen de achtergrond. Of is het net de achtergrond die waziger wordt?
Ik begin steeds meer dingen op te merken. Die lianen, waren die er al de hele tijd? En wat met dat stenen pad aan de linkerkant. Het lijkt of de hele wereld verandert, behalve de grote boom in het midden. Hoewel, hij lijkt grootser te zijn, meer imposant. Een beter woord dan ‘magisch’ heb ik niet.
Wanneer ik opzij kijk naar Alia en Jenny zie ik dat het niet aan mij ligt, ze kijken met open mond naar de veranderingen om ons heen. Hun blik krijgen ze maar moeizaam van de grote magische eik voor ons.
Plots weet ik dat de veranderingen zijn opgehouden, ik voel het als een buikgevoel. Het stenen pad aan de linkerkant lijkt een kronkelende weg tussen de bomen aan te geven tot het niet meer te onderscheiden is.de lianen rond ons komen uit de grote magische boom, hij is werkelijk groter geworden. De reusachtige eik straalt magie uit, maar ook iets levends, een macht, alsof het kan denken en leidinggeven.
“Welkom in Elfaria.” Klinkt de sarcastische stem van Osanna plots achter ons.
“Elfaria, ik had er meer van verwacht.” Antwoord ik spottend terwijl ik me naar haar toe keer.
Pas dan zie ik het, onder ons ligt een met rode baksteen belegd pad zonder enige oneffenheid, prachtig vakwerk. Wat ik verder zie slaat alles. In Unovih zijn we opgegroeid met stenen en zitten er heuse bouwmeesters, maar niets kan ook maar in de verste verte tippen aan het prachtige kasteel dat verderop staat. Met zijn vier zichtbare torens en nog een vijfde prachtig exemplaar is het kasteel het meest imposante gebouw dat ik ooit gezien heb. Hier moet de heerseres wel wonen, wie anders heeft het geld en macht om dit te bouwen?
Er is ook heel wat vreemds aan, het lijkt niet op 1 plaats te zijn in het landschap, het lijkt haast te zweven. Ook kan ik niet zeggen hoe oud de burcht is, het kan honderden jaren oud zijn, maar het kan ook net nieuw gebouwd zijn, hoe langer ik kijk, hoe verwarder ik ben.
Ik probeer me op de andere delen van het kasteel te focussen, de paarse vlaggen met gele zon bijvoorbeeld, zou dat iets betekenen?
Ik zou uren kunnen blijven kijken naar het kasteel en nog steeds nieuwe dingen blijven vinden, zo anders en gedetailleerd is het. Helaas strooit Osanna roet in het eten.
“Ik zou graag nog tot aan de Azgul burcht komen voor we hier wortels schieten” bromt ze chagrijnig.
Azgul burcht, klinkt niet juist als kasteel van een hoofdstad, rare wezens die Elfen.
Tot ergernis van Osanna schieten we niet op, het kasteel lijkt steeds even ver aan de horizon te blijven staan. Waarschijnlijk komt dat omdat Jenny, Alia en ikzelf steeds weer blijven stilstaan bij de talrijke vreemde bloemen en bomen. Zelfs de dieren die nieuwsgierig uit het struikgewas tevoorschijn komen lijken niet van onze wereld. Ik richt me terug op het afgelegde pad, naar de grote boom in het midden. We zijn natuurlijk ook niet meer in onze wereld, ik vraag me af hoe we terug moeten komen, ik kan die woorden van Osanna niet herhalen, en ik vermoed de anderen ook niet.
“Kom op jonkies, vandaag nog!”
Jonkies! Ze is nauwelijks ouder dan ons, ze ziet er hooguit vijf jaren ouder!
Wat gepikeerd probeer ik sneller vooruit te komen en zacht trek ik Jenny en Alia mee. Ze hebben het wel begrepen ook, we komen sneller vooruit. Tot een of ander raar wezen onze adem doet stokken. Het is een half paard half mens, enorm stevig gebouwd met een enorme hoorn mede in zijn hand. Likkebaardend staar ik het wezen aan, het kan me niet schelen hoe het er uit ziet, die hoorn, die wil ik! Osanna zal me worst wezen! Ik loop gewoon op het wezen af! Hopelijk verstaat het wat een mens zegt! Misschien als ik wat luider spreek.
“He! Raar paard-beest-mens! Heb je toevallig ook wat voor mij?” roep ik terwijl ik naar de hoorn wijs.
Het halve paard kijkt verbaasd van mij naar zijn hoorn. En stoot dan een bulderende lach uit. Met heel veel moeite weet hij iets wat op woorden lijkt uit te brengen.
“Grappig mannetje! Nog hoorn, kom, kom!”
Uit de bak achter hem schept hij een volle hoorn, het lekt nog terwijl hij het me aanrijkt.
“Wat denk je te doen.” Hoor ik de sissende stem van Osanna achter me.
Ik draai me om met de grote hoorn in mijn hand en ik zie Osanna nog op het pad staan met Alia en Jenny. Haar ogen staan woedend en op die afstand zou ik de sissende stem nooit hebben kunnen horen.
Ik haal mijn schouders op, keer me naar het paardmens en bedank hem uitgebreid. Pas dan loop ik weer af op het pad.
De mede loopt intussen ook al over mijn kin. De zoete smaak van de honing in combinatie met het tintelen van alcohol is niet te evenaren met iets anders.
Osanna gunt me geen blik waardig en beent meteen verder het pad op.
Een laatste keer kijk ik om naar het paardmens.
“Hee paard! Bedankt, wij gaan naar het kasteel, misschien zie ik je daar!”
Om mijn woorden kracht bij te zetten wijs ik in de verte waarop het rare paard lachend hinnikt.
De vernietigende blik van Osanna was het allemaal waard. Ik mag me toch amuseren? Wie weet hoe lang we nog onderweg zijn, en dit is echt wel een godendrank!
“Lolan, ik denk dat dat paardmens een centaur was.” Fluistert Alia terwijl ik nog een slok mede drink
Het gegrom van Osanna voor ons bevestigd het. Centaur he? Interessant beest, goede smaak ook als dit je drinken is. Ik vraag me af of ze eens aan een gelagtafel zouden drinken en of een gewone mens met ze mee mag doen. Ik denk niet dat Jenny of Alia dit ook maar zouden willen doen. En Als we Gale terugvinden en hij mee wil doen, dan ga ik ook verbaasd zijn.
Na wat een eeuwigheid lijkt, komen we aan bij de burcht. Onderweg heb ik mijn hoorn ergens neergelegd. Als we er weer voorbijkomen, dan pik ik hem wel op.
Het is wel heel vreemd, maar even geleden leek de burcht nog op een gigantische afstand en nu staan we er vlak voor.
Osanna leidt ons langs de wachters met lichte bepantsering en slanke zwaarden; waarna ze ons halt laat houden in een ruime kamer met stenen vloer en haardvuur.
“Jullie wachten hier, jullie gaan nergens naartoe, begrepen?” zegt ze dreigend. Zegt ze dat nu gewoon tegen mij? “Ik ga met Assandrelle spreken, zij zal jullie verwelkomen zodra ze tijd heeft. Ze is drukbezet, dus hou je hier maar bezig.”
Zonder op verdere reactie te wachten loopt ze weg. Ik denk dat ik hier maar even de kamer goed bekijk en wie weet vind ik nog wel wat van die mede.
Er zijn nog geen reacties.