Deel 6: Johtih 'Jenny_2'
Wat is haar probleem! Ze heeft dan wel de opdracht gekregen ons te begeleiden, maar duidelijk maakt het haar niet uit hoe het ons vergaat. We worden bijna opgegeten door een of andere slingerplant! Gaandeweg lijkt het of alles voor Osanna uit de weg gaat, maar dat zowat elke tak zich tegen ons keert.
Nadat die plant zich rond ons geslingerd had is er nog een boom op het pad gevallen, een kuil uit het niets verschenen en zelfs een beer die er wat raar uit zag viel ons aan. Telkens opnieuw stond Osanna ernaast en keek toe. Wij moesten ons telkens uit die benarde situatie weten te redden. Het zou nog kunnen dat het een test is, om tot bij de Elfen te mogen komen, maar dat betwijfel ik.
We zijn al uren onderweg door het dikke woud, het zonlicht reikt haast niet tot aan de grond. Het strijden met die verschrikkingen helpt ook niet aan de vermoeidheid. Ik sta ook nog eens vol blauwe plekken, mijn been wil ik nu niet eens zien, die plant heeft me daar stevig vastgegrepen.
Alia is het volgende slachtoffer, ook zei kan het slingerende pad dat Osanne volgt niet zien. Daardoor zag ze ook de waterige muur van mos in een grote rots niet waar we langs lopen.
Osanna houdt subtiel haar hand omhoog wanneer we langs het mos lopen, Alia doet dat niet en meteen schiet een levende straal water naar voren. Voor ze kan reageren wordt de muur in getrokken.
Ik schrik, al die magische dingen, ik ben er nu al helemaal klaar mee! Lolan staat klaar om in de watermuur te springen, maar hij aarzelt. Hij kan echt niet zwemmen! Dat is de reden!
“Blijf hier!” roep ik hem toe, leg mijn zwaard neer en spring de muur door. Ik heb echt geen nood aan het redden van 2 mensen.
Meteen spring ik het water in, er is iets vreemd hieraan. Het lijkt geen water, het is dikker, warm, levendig zelfs. Ik mag geen slok binnenkrijgen, dat is zeker.
Plots voel ik iets trekken aan mijn enkel, iets grijpt er rond en trekt me achteruit. Ik wil gillen, maar dan zou ik dat rare water binnen krijgen, en dat is geen goed idee. Ik moet rustig blijven en me los proberen te krijgen.
Nog voor ik goed kan reageren word ik met grote kracht uit het water getrokken en land ik weer tussen Lolan en Osanna.
“Waar ben je mee bezig!” breng ik proestend uit naar Lolan.
“Graag gedaan.” Gromt Lolan terug. “Wat je doet klopt niet, dat ding leeft en jij duikt zo de muil in.”
Hij heeft er wel gelijk in, maar wat moeten we doen? Alia laten sterven?
Geërgerd kijk ik opzij naar Osanna die met haar handen gekruist toekijkt. Kan zijn niet helpen.
Meer uit wanhoop dan met een werkelijk plan trek ik Gladiris uit zijn schede. Met een grote houw snij ik de klimplanten die over de waterige muur groeien door.
Een luid gedaver weerklinkt door het bos.
“Wat heb je gedaan!” roept Osanna uit.
Nu zal het nog mijn schuld zijn, zij staat er maar te kijken hoe wij elk de gevaren moeten trotseren met de kans dat we het niet eens overleven. Uit frustratie snij ik wat blaadjes door en nu vergaat de wereld.
“De rare magie die Alia opgeslokt heeft, kan pijn voelen!” roept Lolan terwijl hij Osanna negeert.
Hij mag dan lomp zijn op sommige momenten, zijn hart zit op de juiste plaats.
Meteen loopt hij naar de rots toe en slaat met zijn blote vuist op het rotsblok. Hij is gek! Zo breekt hij zijn hand nog!
Wonder boven wonder is het niet zijn hand dat breekt, meer nog hij lijkt zelfs geen pijn te hebben en kijkt tevreden naar het intacte stuk steen.
“Lolan, er gebeurt niets, waarom kijk je zo.”
Hij steekt zijn hand op om me tegen te houden wanneer ik naar voren kom.
Eerst langzaam, maar dan steeds sneller brokkelt voor mijn ogen het rotsblok af. Het gedaver wordt meteen luider.
Steeds sneller beeft de ondergrond en komen de brokstukken rollend naar beneden. Meerdere keren moeten we opzij springen, maar wat met Alia? Misschien krijgen we ook een instorten van de rots langs de binnenkant. Dan is ze er geweest, niets meer om te doen. Ik begin me af te vragen of het wel zo’n goed idee was van Lolan om dat te proberen.
Ook Osanna lijkt in alle staten. Ze huppelt van hier naar daar tussen de rotsblokken. De paniek is duidelijk in haar ogen te lezen. Ze wil weglopen, en ik denk dat ze het ook zou halen, maar volgens mij kan ze niet zonder ons aankomen bij Assandrelle.
Met een grote schok vliegen enkele rotsblokken hoger de lucht in en vallen recht op Osanna toe. Met een kleine beweging van haar pols en een woord spat het rotsblok in een bijna perfecte cirkel rond haar in kiezels uit elkaar.
Woedend kijkt naar Lolan, maar hij is alweer bezig met op de brullende stenen wand in te beuken.
Het gebrul begint me steeds natuurlijker in de oren te klinken. Het lijkt wel of het een of ander dier is.
Met een laatste enorme brul vallen alle stukken steen neer. Meteen volgt een vloedgolf van het rare water binnenin. De stroperigheid van het water zorgt ervoor dat het maar traag vloeit. Ondanks dat neem het de meeste rotsblokken mee. Gelukkig houdt Lolan me stevig vast zodat ik niet mee stroom en geplet wordt.
Osanna zie ik niet meer, en even maak ik me zorgen. Dan bedenk ik me dat de Elf vast wel weet wat ze in deze situatie moet doen. Af en toe meen ik boven de stroom van water de Elf te zien springen. Ze leeft dus nog, gelukkig. Maar Alia … ik hoop dat Lolan niet de verkeerde beslissing gemaakt heeft.
De stroom houdt eindelijk op, hier en daar sijpelt nog een klein stroompje weg. De rust is teruggekeerd en zelfs het gebrul is er niet meer. Voor ons staat geen onverwoestbaar rotsblok meer, maar een kleine hond. Het keffertje staat verdwaasd te hijgen op de plaats waar er ooit dat rotsblok was. Naast hem ligt Alia, volledig doorweekt en uitgeput op de grond.
Ik spurt op haar toe! Ooh alsjeblieft lieve Goden, laat haar nog leven! We kunnen niet en haar en Gale verliezen!
Alia ademt, zwaar, maar ze ademt. Voorzichtig draai ik haar op haar rug. Haar ogen kijken me zwak aan.
“Zo snel krijg je mij niet kapot hoor.”
De combinatie van onrust en lachen wordt me teveel, de tranen stromen over mijn wangen als ik haar dichter trek en haar stevig vastneem. Zelf heft ze ook haar arm op en omhelst me.
Ik weet niet hoe lang we er zo zaten, maar plots hoor ik Osanna achter me kuchen.
“Wordt het geen tijd dat we verder trekken voor die loebas hier nog een tragedie veroorzaakt.”
Tragedie veroorzaakt! Hij heeft net Alia gered! Zonder hem zou ze er nooit uitgekomen zijn!
Ik sta al op om haar eens goed op haar plaats te zetten, maar Alia houdt me tegen. Haar blik weet me te sussen. Osanna probeert ons net tegen haar op te zetten, waarom is me een raadsel, maar ik zal haar niet laten winnen.
Verbazingwekkend om te zien dat Alia’s boog nog volledig intact is, zelf heeft ze geen enkele schram of ook maar een klein scheurtje. Ook het hondje lijkt vrij te zijn van schade.
Het beestje kijkt op, en terwijl Alia en ik het nakijken, rent het beestje het woud in.
“Hoorde jij dat ook?” vraagt Alia verbaasd.
Dat het hondje blafte?
“Nee, het leek of het ‘bedankt’ zei. Normaal gezien zou ik er niets van zeggen, maar we hebben dat allebei al eens voorgehad, dus misschien betekent het wel iets.”
Onbewust knik ik. Ze heeft gelijk, ik zou haar er niet mee uitlachen. Weer moet ik aan mijn arme Sparky denken. Ooh wat zou ik het beestje graag horen fluiten.
Voor de herinneringen me overspoelen schud ik het van me af. Wat voor verschrikking Osanna ook is, we vinden nooit alleen de weg naar Assandrelle.
“Dames, moet ik iets te drinken brengen of volgen jullie zo ook?” vraag Osanna geïrriteerd.
Met intense woede zetten we de tocht verder. Alia rilt stevig van de koude dus ik heb haar mijn vest gegeven om toch nog een beetje warmte te hebben.
“Ik herinner me niet veel, behalve dat het zeer stroperig was. Het was als in een droomwereld, bewegingen gaan trager, maar ik kon nog wel ademen. De tijd leek geen belang meer te hebben, het was haast of ik al dood was.”
Even schokt ze door de herinnering.
“Maar een goede manier van dood hoor!” voegt ze er snel aan toe.
“Het was aangenaam warm in het water, maar zodra de duisternis weg was, werd het koud.”
“Ectoplasma” komt er een stem van voor ons.
Verbaasd kijken we naar voren. Osanna loopt wel zeker 60 voet voor ons, heeft zij ons gehoord?
“Wat is ectoplasma?” mompelt Alia naar mij.
Ik haal mijn schouders maar op, hoe weet ik dat nu? Je komt niet elke dag zo’n levende rots tegen hoor.
“Jullie kinderen weten ook echt niets.” Klinkt de stem van Osanna weer.
Hoe kan het dat we haar zo duidelijk horen terwijl ze zo ver voor ons loopt?
Zwijgend gaan we weer verder het woud in. Hoe dieper we gaan, hoe meer het klimaat verandert. Het is subtiel, overal blijven bomen, maar de soort verandert. Al een paar keer heb ik een woonboom gezien, of in elk geval iets dat er op leek. Het had een eigenaardig kantje, niet zo uitnodigend. Misschien is nog een val zoals de muur. Maar ook de andere bomen veranderen. Eerst hadden de bladeren meer getande randjes en nu hebben ze 3 uitsteeksels met gave rand. Misschien weet Alia hier wel meer over, maar ik wil de rust die de natuur nu geeft niet verstoren.
Niet dat het stil is, er zijn vele geluiden te horen, maar geen stemmen. Een stem zou de pracht hier tenietdoen.
Of natuurlijk, als je Lolan heet, kan je het geluid verstoren met luid stappen of struikelen, daar heb je niet eens een stem voor nodig.
De rest van de dag verloopt rustig, met hier en daar Lolan die zijn voeten verkeerd neerzet en onderuitgaat. ’s Middags houden we halt en eten we het lekkerste fruit dat ik ooit gegeten heb. Zelfs Alia kent het niet denk ik, ze bestudeert het eerst even voor ze het op eet. Ik zou het niet kunnen beschrijven als ik dat wou. Het lijkt of het geen vaste kleur heeft en elke keer dat je er opnieuw naar kijkt verandert. Eerst lijkt het rond en paars, daarna plots rood en langwerpig.
Daarom natuurlijk dat ik ook wat sceptisch kijk, maar Osanna gaat vol plezier de vrucht te lijf.
Tegen dat de avond valt lijkt Osanna niet de moeite te doen om halt te houden, we moeten er zelf naar vragen. Gelukkig maar dat ze het toestaat, ik denk dat ze ons zou achterlaten als wij weigeren weer op te staan.
Er is geen woonboom te bespeuren, Alia zei toch dat ze groeiden op plaatsen waar reizigers ze nodig hebben? Zou de magie van de woonboom hier misschien niet meer werken? Zouden we al in het rijk van de Elfen zijn?
Ik blijf met al mijn vragen zitten, Osanna zal ze toch niet beantwoorden.
Osanna is degene die eten gaat jagen, ze zegt dat Alia niet in staat is dat nu te doen. En ze heeft gelijk. Alia lijkt af en toe nog afwezig met haar geest, alsof ze nog in dat ectoplasma zit. En daarbij, wie zegt dat Alia hier wel dieren kent om te schieten?
Na wat voor ons slechts een oogwenk leek is Osanna al terug met wat vlees. Ik heb geen idee wat voor dier het is, het hoofd en poten heeft Osanna er al af gehaald dus alleen de romp blijft over.
“Jij bakt het.” Snauwt ze mij toe. Ze lijkt echt niet blij met dat we gestopt zijn, maar het begint me te dagen dat ze niet anders kan dan af en toe onze zin te geven. Ik schud mijn hoofd, het heeft geen tijd om te piekeren.
Pas nu valt het me op dat Osanna een draagtas bij heeft. Daaruit haalt ze zowaar een pan tevoorschijn! Dan is het wel gemakkelijker om het vlees te bakken.
Zonder tegenstribbelen bak ik het vlees gaar en slaan we aan het eten. De hele tijd blijft iedereen stil, zelfs Lolan begrijpt dat het niet het moment is voor vragen of grote verhalen. We eten net het vlees op en leggen ons dan maar doodmoe op de grond. Net voor ik volledig wegdommel besef ik dat het misschien slim is om de wacht te houden. Niet alleen voor de dieren in het woud, maar ook voor Osanna, ik vertrouw haar niet, echt niet.
Maar het is al te laat, ik zak in een droomloze slaap tot het geschreeuw van Lolan me wakker maakt.
Er zijn nog geen reacties.