Deel 6: Johtih 'Alia_1'
Dit is mijn thuisfront, mijn gebied, ik weet hier alles, het is me volledig vertrouwd. Waarom voelt het dan niet zo? Alles is anders, ik ben hier vertrokken als een naïef kind, maar nu keer ik terug met een bezwaard gemoed.
Toen ik in mijn boomhut vertrok had ik geen vrienden behalve dan de dieren rond me, nu heb ik 4 vrienden die, hoewel ik het niet aan hen zou toegeven, nu al een plaatsje in mijn hart hebben. We gaan samen op avontuur en beleven dingen en dan plots ben ik iemand kwijt. Gale, voor hem zou ik door een vuur gaan. Zijn koele intelligentie intrigeert me, hij is heel bescheiden ondanks dat hij zo veel weet. Ik zou uren naar hem kunnen luisteren, maar dat gaat nu niet meer.
Ik schud de gedachten van me af, waarschijnlijk is het een uitloper van de nachtmerrie die ik had. Geen idee wat erin gebeurde, maar goed was het niet.
Ik kijk opzij, naast me ligt Jenny en daarnaast komt Lolan. Ik richt me wat op, hij heeft zijn duim in zijn mond! Hoe schattig is dat! Onwillekeurig ontsnapt me een grinnik. Daar zou ik hem wel mee kunnen plagen.
Gisteren hebben Lolan en ik nog 2 eekhoorns geroosterd voor we zijn gaan slapen. Toen Jenny zei dat ze even ging liggen wist ik wel zeker dat ze niet meer terug zou komen. De ondergrond onder de Woonboom ligt goed, elke keer verbaast het me. Meestal val ik zo in slaap en wekken de geluiden in het woud me. Nu niet, nu had ik teveel aan mijn hoofd om meteen te kunnen slapen, en ook wakker worden is vroeger dan anders door de nachtmerries.
Ik zucht luidop, waarschijnlijk zal ik het gewoon moeten worden. Slapen met veel meer zorgen, ze zullen nooit volledig meer weggaan.
Iets drijft me naar buiten, weg van Jenny en Lolan, ik heb het gevoel dat er iets rondwaart. Waarschijnlijk heb ik het mis, anders had de wasbeer me wel gewaarschuwd.
Ik stap onder de boom vandaan en voel de frisse buitenlucht me tegemoetkomen. De woonboom is echt geweldig, het is altijd een ideale temperatuur daarbinnen.
De frisse lucht hierbuiten doet me wel deugd, het gevoel dat er iets op de loer ligt is weg, het zal wel mijn verbeelding geweest zijn.
Ik sta te poppelen om verder te trekken, ik wil Gale helpen en Assandrelle ontmoeten, dan weet ik eindelijk waar Philippe bang voor is.
Terwijl Lolan en Jenny nog slapen zal ik ontbijt voorzien, ik weet dat hier vlakbij appels groeien, misschien vind ik ook wel een bessenstruik.
Echt vrolijk ben ik niet, maar ik ben niet meer zo kwaad en hard als dat ik gisteren was. Misschien heb ik wat bot gereageerd tegen Lolan, maar hij is soms ook zo’n oen! Maar wel een oen met een klein hartje, hij probeert gewoon zo stoer mogelijk over te komen.
Daar heb je de appelboom al, ik maak van mijn hemd een soort draagmand, daar kan ik wel wat in kwijt. Nu heb ik al 5 appels, eens kijken of ik bessen vind. Ooh! Een notenboom, dat is ook geen slecht idee.
Tegen dat ik eindelijk terug aan onze woonboom ben heb ik heel wat verzameld. Noten, appels, bessen en abrikozen. Het is verbazend wat je eigenlijk kan vinden, maar ik ben het wel gewoon.
“Daar ben je, goeiemorgen!” hoor ik een stem achter me
Glimlachend draai ik me om naar Jenny
“Goeiemorgen, hoe vond je de woonboom?”
“Je hebt gelijk, het is een fantastische boom, er is alleen 1 nadeel. Ik sterf van de honger omdat ik gisteren niet gegeten heb.”
Lachend geef ik haar een appel.
“Arme jij, laat me dat snel verhelpen.”
Ze neemt de appel aan, trekt me dichter en geeft me een knuffel.”
“Dankje! Goed dat we jou hebben!”
De knuffel heeft me uit het lood geslagen. Het is zo lang geleden dat er nog iemand me heeft vastgenomen dat ik bijna begin te wenen. Ik draai me om zodat ze niet ziet hoezeer het me raakt. Ik heb weer een echte vriendin! Ik voelde de vriendschap hiervoor ook al, maar nu is het meer officieel lijkt het wel.
Jenny lijkt niets gemerkt te hebben van mijn innerlijke rollercoaster aan emoties.
“Denk je dat Lolan bijna wakker wordt? Ik heb zin om de dag te beginnen en onze zoektocht voort te zetten.”
Omdat ik mijn stem niet vertrouw bijt ik eerst in een abrikoos, het sap spat eruit. Als een klein kind heb ik zonder op te letten gewoon gebeten! Dat was zeker niet mijn slimste zet.
“hmmm” knik ik, zowel omdat het lekker is als dat ik bedoel dat Lolan wel bijna zou moeten opstaan.
Gulzig eet ik verder en ik zie dat Jenny hetzelfde doet met haar appel.
“De appels hier zijn wel heerlijk! Minder zoet dan dat ze bij mij thuis zijn, maar een heel volle smaak.”
“Het reizen maakt van jou een heuze appelkenner.” Antwoord ik met een knipoog.
Zonder antwoord pakt ze een noot van de grond en gooit het met zwakke boog mijn richting uit.
Meteen begint er een notengevecht waarbij ons giechelen steeds luider wordt.
Tot we plots door Lolan opgeschrikt worden
“Zal het gaan ja? Er zijn nog mensen die proberen te slapen!”
Hij staart slaperig uit zijn ogen en krabt aan zijn schedel.
Meteen houdt het giechelen op. Toch gooit Jenny nog een noot mijn kant op dat tot in mijn bloes valt.
We kijken elkaar aan en barsten in lachen uit terwijl ik de noot probeer terug te vissen.
Lolan staart ons geïrriteerd aan en bromt wat.
“Stelletje kleine kinderen, moeten jullie nu echt heel het bos laten weten waar we zitten.”
Wanneer ik weer op adem gekomen ben nodig ik hem uit om erbij te zitten en mee te eten. Dan kunnen we daarna op pad gaan. Ik heb geen greintje spijt dat we hem hebben wakker gemaakt. We moeten toch op weg, dus liever zo dan aangevallen door een beer.
Half protesterend zet hij zich neer, met eten krijg je bij Lolan alles voor elkaar denk ik.
Zwijgend eten we samen de rest van het fruit en de noten op, maar elke keer als onze blikken kruisen giechelen Jenny en ik zachtjes na over het kleine gevecht.
Wanneer we genoeg gegeten hebben laten we de restjes achter voor de dieren rond ons. Het lijkt of we allemaal wat tot onze zinnen gekomen zijn, en zelfs meer van het avontuur kunnen genieten. We weten wat ons te doen staat, maar zorgen maken heeft weinig zin. Ik denk dat ik dat eindelijk door heb. Het zal ons toch niet helpen.
Jenny en Lolan verwonderen zich steeds meer over alle dieren die we in het woud zien. Eerst gilt Jenny bij het zien van een klein insect, maar later zoekt ze er zelf naar omdat ze de beestjes schattig vindt. Lolan heeft dan weer een wolf gezien en fantaseert over hoe hij het magnifieke dier aan zijn zijde zou kunnen houden.
Ik word ook steeds enthousiaster en duid hier en daar sporen aan van dieren die zich verschuilen omdat wij langs lopen.
De eekhoorns blijven het nieuwsgierigste, zij komen met nootjes in hun pootjes naar ons toe. Hun gekke neusjes bewegen nerveus op en neer. Alsof ze elkaar aanporren wie er het dichtste durft naderen.
Al bij al is het heel rustgevend, maar de spanning keer terug als we tegen de late avond het dorp Azalon zien liggen. We zijn bijna op onze bestemming, maar iets zegt me dat we weer een nacht rust moeten houden voor we doorgaan. Tot nu toe zijn we geen gevaren tegengekomen, maar dat gaat veranderen, mijn instinct is hierop voorbereid. Ik geef Lolan en Jenny instructies om de woonboom te zoeken. Ik hoop dat er hier eentje is, anders moeten we het dorp ingaan, en dat is gevaarlijk omdat we zullen opvallen.
Na een tijdje rond te kijken lijken er geen woonbomen rond het dorp te zijn. Dat is niet zo verwonderlijk, bij Silvatek is het ook zo, ik hoopte alleen dat we de veiligheid van het woud niet moesten ontsnappen.
“Ok jongens, probeer niet op te vallen, ik weet waar de herberg is en ik heb nog wel ergens 2 zilverstukken om te betalen. Als dat niet voldoende is dan noem ik mijn vader wel, waarschijnlijk laten ze ons dan blijven.”
Het zou ook kunnen dat ze ons niet laten blijven, als Philippe zijn anti-Aliabeleid heeft voortgezet in dit dorp, dan zou het kunnen dat ik niet welkom ben. Daarom zal ik niet als eerste mijn vader’s reputatie gebruiken.
Behoedzaam lopen we het dorp binnen, maar er is niemand op straat te zien. Dat is vreemd, vaak zie je tieners nog rondlopen om hun dieren te trainen. Azalon staat bekend om de getrainde dieren. Hoewel ik een wasbeer als vriend heb, is hij niet getraind, niet zoals ze hier zijn. Ze zouden zelfs een varken naar de kruidenvrouw kunnen sturen bij wijze van spreken.
In elk geval werkt het op mijn zenuwen, ik merk wel dat Lolan iets probeert te zeggen, maar ik leg hem steeds opnieuw het zwijgen op. Mijn zintuigen moeten nu focussen op wat er rond ons gebeurd. Het is zo raar dat er niets is.
Eindelijk, één straat voor we de herberg bereiken zie ik een paar moeders met hun kinderen buiten spelen. De kinderen lopen wild lachend heen en weer om elkaar te vangen en de moeders staan vlakbij met elkaar te praten. Er lijkt niets aan de hand te zijn, toch?
Zo normaal mogelijk glippen we langs de vrouwen, ik denk niet dat ze ons in de smiezen hebben, we lijken gewone dorpelingen. Nu ja, toch met dit licht, in het dorp kent iedereen elkaar dus we zouden meteen vragen krijgen.
“Daar is de herberg.” Zeg ik zo opgewekt mogelijk, terwijl de zenuwen door mijn lijf gieren. Eerst zien wat er zich hierbinnen afspeelt.
Terwijl Jenny haar hand op mijn schouder legt voel ik haar kalmte.
“Rustig Alia, je bent hier niet alleen, ik hou het ook mee in de gaten.” Fluistert ze me toe.
Ik glimlach haar zo kalm mogelijk toe. Ze heeft natuurlijk gelijk, ik ga er steeds opnieuw vanuit dat ik alles allen moet doen, dat is niet meer zo, ik heb nu vrienden, het voelt goed dat ik hen kan vertrouwen, maar het voelt tegelijk zo raar. Zou het wel echt zo blijven?
Zonder verder er over na te denken en te antwoorden stap ik de herberg binnen.
Niet geheel onverwacht stoppen de gesprekken. Aan de tafeltjes en aan de toog kijken de mensen om naar de nieuwkomers.
Heel even grijpt de angst me bij de keel, maar even snel als de mensen hun gesprek hebben stilgelegd, beginnen ze weer verder te praten. De ene al wat heviger dan de andere.
Pas nu overvalt de stank van de zwetende mannen me en naast me zie ik ook Jenny haar hand voor haar neus houden. Ik weet nog dat het thuis net zo was, bij de grote feesten kwamen alle mannen samen en kon ik het niet houden van de stank. Niemand anders leek het zo fel op te merken, maar ik moest een doek voor mijn neus houden.
De zure lijfgeur gemengd met de geur van mede dringt zo diep in mijn neus dat ik niet meer helder kan nadenken, wat kwamen we weer doen? Een kamer! Juist!
Ik baan me een weg tot aan de herbergier, met Lolan vlak achter me om iedereen uit de weg te duwen die te dicht komt.
“Wat brengt deze jongelingen naar mijn herberg.” Schreeuwt de uitbater over het geroezemoes heen.
Bij wijze van antwoord leg ik 2 zilverstukken op de toonbank. “Zouden wij hiervoor een kamer kunnen krijgen voor de nacht?”
“2 zilverstukken? Meisje, je bent met z’n drieën, een iemand mag hier blijven, de rest, het spijt me, maar dit is niet genoeg.”
Wat een dief! Ik weet zeker dat mijn vader hier samen met mij geslapen heeft voor maar 1 zilverstuk, dat was nog eens met ontbijt ook en dat is nog niet eens zo lang geleden.
Ik haal diep adem om mijn vaders reputatie in te roepen.
“Wat als we nu eens een show houden voor je klanten, het geld houden we en jij hebt de inkomsten van iedereen die hier blijft.”
Ik kijk Jenny bevreemd aan. Een show! Is ze gek geworden, wij kunnen niets!
“brahahaha, en wat voor show zou dat dan wel zijn?
“degene die durven zwaardvechten tegen iemand als mij, mogen dat proberen, één tegen één. Tegen deze stevige jongen hier mag iedereen een keer armworstelen.” Vanuit mijn ooghoeken zie ik Lolan grijnzen, hier heeft hij nog op gewacht.
“En als laatste, ik ken geen beter boogschutter dan dit pientere meisje, u zegt het maar, is dat betaling genoeg?”
Een klein moment kijkt de uitbater ons aan. “Ach het zou wat, je kan het goed uitleggen meisje, hopelijk is het blad van je zwaard even goed uitgerust.”
Hij rijkt achter zich naar de bel waardoor alle gesprekken verstommen.
“Deze drie gasten hier moeten goed behandeld worden, dan zullen ze ons een goede avond van entertainment voorzien.”
Gejoel stijgt op achter me, ik begin nerveus te worden, maar Jenny heeft wel een goede oplossing bedacht, maar of er niemand beter zal zijn, dat is maar de vraag.
De dikke herbergier, leeft helemaal op voor de show.
“Om de avond te beginnen vraag ik een worstel wedstrijd, degene die deze grote jongen verslaat krijgt van mij een hoorn mede!”
Zijn woorden zijn nog niet uitgestorven of twee wel heel grote mannen staan recht van de tafel. Ze lachen hun rotte tanden bloot en tonen hun massieve spieren aan het publiek.
“Mijn hoorn is net leeg, zet de hoorn maar al klaar.”
Ook Lolan grijnst en fluistert ons tegemoet.
“Eindelijk! Hier heb ik op gewacht, het is veel te lang geleden dat ik nog eens wat kracht heb kunnen zetten.”
“Ze zijn vast geen partij voor jou, toch?” gniffelt Jenny sarcastisch.
Lolan lijkt het niet op te merken, maar maakt zich klaar voor de worsteling.
“Maak de cirkel vrij!” brult de herbergier.
Iedereen werkt mee, zelfs de dienstmeid probeert een tafel te versleuren, al is dat maar een symbool tussen al het zweet en spieren.
Zo snel als mogelijk hebben de mannen een cirkel op de grond vrij gemaakt. Het is zelfs geschilderd!
“De eerste match is tussen eenhandige John en … “ hij pauzeert even en vraagt iets aan Lolan.
“… en duivelse Lolan!”
“Ik ga me niet inhouden, het is maar dat je het weet.” Roept eenhandige John, Lolan toe.
“Anders zou ik wel tegen een meisje vechten.” Bijt Lolan terug.
Geheel onverwacht valt eenhandige John aan, maar zo te zien houdt hij één hand op zijn rug. Waarschijnlijk is dat de reden dat hij zo genoemd wordt.
Met één hand probeert hij onder Lolan’s linkerarm te duiken, hem vast te nemen en op de grond te werken. Je kan dat plan van hem aflezen, maar dat is niet wat er gebeurt, en nu is het die verbazing dat van zijn gezicht druipt.
Sneller dan de ogen van eenhandige John toelaten, is Lolan achteruit geweken. Eenhandige John komt zo op een onzachte manier op de grond terecht. Eigenlijk zou dit al einde wedstrijd moeten zijn, maar dat zou wel heel erg kort zijn.
Zo snel als hij kan kruipt John weer recht. “Hoe?” weet hij uit te brengen, maar valt Lolan opnieuw aan. Dit keer frontaal op hem als een losgelaten stier.
Weer ontwijkt Lolan hem op het laatste moment. John vliegt rechtdoor, het publiek in. Het publiek is te verbaasd om hem op te vangen, dus ook daar landt hij met zijn neus eerst op de vochtige vloer.
Eenarmige John springt weer recht, maar zijn tweede arm houdt hij niet langer op zijn rug.
“Ooh! Moet ik je nu tweearmige John noemen?” vraagt Lolan spottend
Met een grom komt John dichterbij, dit keer meer behoedzaam, Lolan is te snel voor hem, maar qua kracht zal het wel niet zijn, tenminste, dat denkt hij.
“Tijd voor wat plezier!” Lacht Lolan.
Bij wijze van antwoord haalt John uit met zijn vuist. Lolan vangt deze met gemak op, draait een cirkel en in een halve tel heeft hij John in een soort klem.
“Kom op! Ik had wel wat tegenstand verwacht.” Spot hij erop los, wanneer hij John loslaat.
“Je bent misschien sneller, maar meer kracht heb je niet, waar ben je bang voor?”
Lolan stapt grijnzend op hem toe en klopt op zijn eigen borst.
John pakt hem met 2 handen vast en probeert hem op te tillen. Lolan laat zijn handen nog steeds hangen, maar John krijgt hem niet om. Hoe doet hij dat! John ziet er zeer sterk uit!
“Mijn beurt!” roept Lolan die nog steeds in Johns greep zit.
Hij rijkt over Johns rug naar zijn middel en tilt hem zo van de grond, waardoor John weer op zijn gezicht terecht komt.
“Tijd om het af te maken.”
Lolan springt in de lucht en land met zijn elleboog op de rug van John
“Wie is de volgende?” vraagt hij gretig wanneer hij weer recht staat.
Pas nu valt het mij op dat het stil is in de herberg, geen enkele man had dit zien aankomen. Misschien is John zelfs de sterkste man van het dorp.
“Geen idee hoe je het gedaan hebt, maar nu maak ik je af. Ik ben Woeste Bill, 1 klap en je bent neer jonkie”
“Probeer maar!” antwoord Lolan terwijl hij naar zijn buik wijst.
“Geef het je volledige kracht maar.”
Dat laat Bill zich geen 2 keer zeggen. Hij haalt uit en dit keer gaat Lolan niet aan de kant. Helaas voor Bill, want wanneer de vuist Lolan raakt, wijkt Lolan geen enkele stap achteruit. Bill daarentegen springt op van de pijn. Ik denk dat hij een botje in zijn ringvinger gebroken heeft als je de rare hoek waarin die staat mag geloven!
Met een kreet springt Bill achteruit, struikelt, raakt de hoek van de tafel en valt bewusteloos neer.
“Oh,” zegt Lolan, “dat was niet de bedoeling.”
“Ik denk dat je gewonnen bent jongen.” Antwoordt de uitbater, “maar ik denk dat het nu tijd is voor de volgende show, je hebt genoeg gedaan … voor nu.”
“Jij nu blonde strijdster!”
Jenny stapt schuchter naar voren, ze heeft waarschijnlijk nog nooit een showgevecht moeten doen. Ze heeft ook nog maar net haar zwaard! Ik hoop dat dit goed komt!
Een bruinharige man, net iets ouder dan dat wij zijn, komt haar richting uit. In zijn hand heeft hij een kortzwaard met bronskleurig handvat.
Ik hoor dat de herbergier iets zegt, maar ik begrijp het niet door het geroezemoes. Jenny neemt diep adem en gaat in gevechtspositie staan.
Haar tegenstander houdt het zwaard nonchalant vast, maar op een manier waarop je ziet dat hij het wel meer dan eens gebruikt heeft. Het zou zelfs kunnen dat hij een van de verplichte strijders van deze regio is. Misschien is het wel daarom dat ik het gevoel heb hem al eerder gezien te hebben.
De twee strijders kruisen hun zwaarden als teken van een eerlijk duel. Beiden zwaaien ze hun zwaarden achteruit en weer naar elkaar toe. Voor de eerste keer raken de klingen elkaar en ik zie het vuur in Jenny’s ogen opflakkeren.
Sneller en sneller komen de stoten op elkaar af, maar het lijkt of het Jenny is die er meer moet incasseren. Ik dacht eerst dat het was omdat ze nog niet ervaren was, maar in haar gezicht is wat anders af te lezen. Ze laat nu en dan een opening zodat haar tegenstander zijn verdediging laat vallen waardoor zij een moeilijkere steek kan geven en hij aan het wankelen komt. Maar dat lijkt hij ook niet door te hebben tot Jenny met een kleine snee hem ontwapend.
Geheel ontzet kijkt hij Jenny aan en loopt naar buiten.
“Niet slecht” mompelt de herbergier.
“Ik ben de volgende!” klinkt de zelfzekere stem van een struise houthakker. “Maar dan moet je mij toestaan met mijn aks te vechten, dat is namelijk de moeder onder de wapens.”
Om zijn woorden kracht bij te zetten veegt de houthakker zijn vlechten naar achteren met zijn aks. Ik heb wel eens gehoord over de Rooie bandiet. Hij zou degenen die niet eerlijk handelen bestraffen met een zwaai van zijn aks. Degenen die zich dan nog niet overgeven, vermoordt hij. Hij is trots op elke moord en legt voor elke overwinning een vlecht in zijn haar. Als dat waar is en dit is die Rooie bandiet, dan zou het wel eens een heel moeilijke strijd kunnen worden.
Meteen krijg ik bevestiging, ik hoor rond me fluisteren over de Rooie bandiet. Het komt niet vaak voor dat hij in publiek komt, tenminste, dat is wat er in mijn dorp verteld werd.
Opnieuw kruisen Jenny’s zwaard en de aks van de Rooie bandiet.
Net zoals Lolan daarnet afwachtte voor hij aangevallen werd, doet de Rooie bandiet net hetzelfde. Hij tast Jenny’s vechtstijl af. Hij is duidelijk veel meer geoefend dan haar vorige tegenstander. Jenny heeft het geduld niet meer, ze slaat toe, maar hij kan de slag net pareren. Met een stoot van zijn aks dwingt hij Jenny achteruit naar de rand van de cirkel.
Dit keer zie ik toch wat onzekerheid van Jenny doorschemeren in haar ogen.
De Rooie bandiet brengt zijn aks met een haarde slag neer terwijl hij langs onderen probeert haar een hak te zetten.
Met een dansachtige beweging weet Jenny over de voet heen te komen en tegelijkertijd het heft van haar zwaard op zijn neus neer te brengen.
Versuft wijkt hij achteruit zonder nog enige verdediging. Zonder aarzeling probeert Jenny de aks uit zijn hand te slaan. Ze realiseert zich te laat dat dit net is wat de Rooie bandiet voor ogen had. Met een draai van zijn aks is de situatie omgekeerd, het zwaard van Jenny komt los uit haar hand, beschrijft een cirkel en landt in haar andere hand. Dit keer met links geeft ze een kleine tik, lokt daarmee een reactie uit waardoor ze in een oogwenk achter hem staat. Hoe ze dat net gedaan heeft, geen enkel idee, maar het eindigt met de punt van haar zwaard in de nek van de Rooie bandiet.
Applaus barst los in de herberg, drank vloeit rijkelijk. Een of andere man begint een loflied te zingen voor Jenny en meteen wordt de Rooie bandiet met de vloer gelijk gemaakt. Verliezen tegen een meisje, dat kan toch niet. Dat is wat er in hun hoofden omgaat. Daar ben ik wel zeker van. Ik denk niet dat ze nog gaan durven om mij uit te dagen voor een boogduel. Nu gaat het om de sfeer van mede en de verhalen over Lolan en Jenny.
Wanneer ik bij de toog kom hoor ik de Herbergier roepen om boven het lawaai uit te komen. “Jullie zijn ongelooflijk! Ik had nooit kunnen denken dat jullie ook maar een kans maakten tegen mijn mannen. En dat ze jullie nadien nog eens zouden bezingen, dat had ik nooit kunnen denken.”
Hij wijst naar de traphal.
“Daarboven, de eerste deur rechts vinden jullie de grootste kamer die we bezitten, ga jullie gang, blijf zolang jullie willen.”
Ik knik om hem te bedanken, ik kan mijn stem toch niet luid genoeg maken om boven al die geluiden te komen.
Ik probeer Lolan en Jenny te wenken, maar ze zijn ingesloten door alle uitgelaten mannen. Jenny weet zich uiteindelijk los te werken uit de massa, maar Lolan lijkt het te zeer naar zijn zin te hebben met al die aandacht.
“Wij zullen al naar boven gaan, laat Lolan maar de grote man uithangen” roep ik in haar oor.
Eens we boven in de kamer komen, is het duidelijk dat de herbergier niet gelogen heeft. Het is een grote kamer met een heel groot bed waar we zelfs met vier in zouden moeten kunnen liggen. Voor een klein dorp begrijp ik niet dat er zo’n kamers nodig zijn.
Het bed is wel zeer uitnodigend. Hoewel een woonboom comfortabel ligt, het is niets in vergelijking met een echt bed.
Mijn laarzen zet ik mooi aan de kant, samen met mijn boog, maar mijn kleren houd ik aan. Nog voor ik op het bed neerplof zijn mijn gedachten al weggestroomd in een kluwen van dromen vol avontuur en ondanks dat ik Gale mis, toch geen zorgen.
Er zijn nog geen reacties.