Deel 6: Johtih 'Gale_1'
De kleine kampeerhut waar het huis in veranderd is, is heel gezellig. Dat is het eerste wat ik denk wanneer ik wakker word. Ik zou hier best kunnen wonen, tot je bedenkt dat degene die me ontvoerd heeft, hier ook is.
We zijn hier al een tijdje, Nenja heeft eten gemaakt, maar echt gepraat hebben we nog niet, het is niet aan mij om de eerste stap te zetten, ik wacht liever af wat de andere te vertellen heeft. Al ben ik soms zo nieuwsgierig dat ik er wel naar vraag.
“Gale,” begint ze langzaam. “Wat weet je van Ja’afar?”
De vraag verrast me, ik had verwacht dat ze meteen in de aanval zou schieten over wat ik wel en niet mag doen. Ze klinkt net heel lief.
“Hij is de heerser over de 5 gebieden in onze wereld. Hij is al heerser van voor veel mensen het zich kunnen herinneren, er doen heel wat legenden de ronde over hoe hij onsterfelijk zou zijn. Hij is de enige,” ik kijk haar aan. “Of beter, één van de enigen die over de grenzen kan komen. Er wordt gezegd dat hij de grenzen heeft gecreëerd door met de Goden te vechten.” Ik adem diep in. “Hij is een tiran die iedereen probeert te onderdrukken en als men niet luistert, dan wordt die persoon nooit meer ergens gezien.”
Na dat laatste dacht ik dat Nenja boos ging worden, maar niets is minder waar. Ze knikt gewoon.
“En wat geloof je er zelf van?”
Ik haal mijn schouders op.
“Ik geloof dat hij een tiran is, maar de legendes over zijn onsterfelijkheid en het vechten met Goden lijkt me vergezocht. Er zal wel een logische verklaring zijn waarom hij zo oud wordt.”
“Ik heb je meegenomen om je te laten zien dat hij geen onderdrukker is, hij heeft het beste voor met de mensen die onder zijn hoede zijn, maar soms moet hij streng optreden omdat er gevaren ons land binnenvallen. Gevaren zoals die vreselijke elfen, trollen of dwergen. Nog meer wezens waar je waarschijnlijk nooit van gehoord hebt, een Pelindung. Dat wezen probeert al sinds het begin Ja’afar omver te werpen.”
Ik zal mijn mond maar houden dat ik een Pelindung ken, daar heeft zij geen zaken mee. Daarbij, misschien kom ik zo wel meer te weten over Philippe.
“Wat is een Pelindung?” vraag ik zo onschuldig mogelijk. “De rest ken ik wel uit kinderverhalen, maar Pelindung ken ik niet.”
Met een gebaar zwaait Nenja de vraag weg.
“Dat is nu niet aan de orde, zorg gewoon dat je die hielenlikkers nooit iets verschuldigd bent.”
Ik zal mijn best moeten doen om informatie uit haar te krijgen. Ik zal maar gewoon alles doen wat ze zegt of vraagt, dan zal ik wel wat te weten komen.
Meteen ruimt ze de resten van het eten op en wijst ze de deur.
“Kom we gaan.”
Zonder een woord te zeggen sta ik recht en open de deur. Vol verbazing blijf ik in de deuropening staan. Dit is niet de plaats waar we het huis zijn binnengekomen. Alles is anders, de hitte van hiën heeft plaatsgemaakt gebied met bomen, struiken en veel diergeluiden.
Ik voel de blik van Nenja op me gericht.
“Zoals je wel merkt is het geen normaal huis, dit magische huis kan ons ook naar andere plaatsen transporteren. “Het bestaat al sinds voor er legenden waren, nog voor er ooit kloven waren. Maar toen zag het er niet uit als een huis natuurlijk. De ouden hebben er vele namen voor gehad, maar de leukste vind ik ‘de porie’ omdat het als een gat is waar je ingaat en ergens anders uit komt.”
Nu lijkt ze een klein meisje, enthousiast over het speelgoed dat ze krijgt van haar ouders.
“Waar zijn we?”
“Kan je dat niet raden.” Ze staart me grijnzend aan. “Kom op, jij hebt zo’n groot brein, dan kan je toch wel raden waar we zijn?”
“Johtih?”
Ze knikt goedkeurend.
“Zie je wel dat je het kunt, dit is Johtih, ik wil je wat laten zien in het dorp hier vlakbij.”
Ze neemt de leiding en ik volg haar het pad op. Welke kant het is, kan ik niet zeggen, ik weet niet eens of het ochtend middag of namiddag is. Dan kan ik me ook niet oriënteren op de zon.
“Je hebt een bijzondere gave Gale, daarom heb ik jou uitgekozen. Jij bent niet zoals de rest van jou soort. Jouw magie is uniek en krachtig, hoe dat komt dat moet ik nog te weten komen. Maar dat kan ook door iemand anders gebeuren. Ik hoop dat ik het mag vinden.”
“Je bedoelt dat de magie zelf bijzonder is? Ik ken niemand in mijn dorp die ook maar in magie gelooft.”
Ik heb een vermoeden van wat ze nu gaat zeggen, maar eens kijken of ze dat zal bevestigen.
Ze stopt abrupt met lopen.
“Je bedoelt dat je het niet weet?”
Ik schud mijn hoofd. Nu komt het, we hebben het er al over gehad in Magiallis en ik denk dat ik het haar ook al heb horen zeggen. Zowel Lolan, Alia, Jenny als ikzelf zijn niet menselijk. Toch zeker niet volledig. Mensen hebben geen magie, ze kunnen geen gedachten horen, ze zijn niet snel als ze niet stevig gebouwd zijn. Maar dat allemaal is bij ons wel.
“Weet je wat Elfen zijn?”
Dus ik had gelijk, ik ben een Elf. Hoewel ik het al wist, het komt toch met een schok nu ze het bevestigd. Mijn hele leven tot nu toe wist ik zeker dat ik een mens was. Ik had een vrij normaal leven in het weeshuis, maar ik voelde me er niet thuis. Ik dacht altijd dat het was omdat het geen thuis was, maar meer een gevangenis. Misschien was het wel omdat ik zelf niet eens mens ben. Wie ben ik wel? Waar kom ik vandaag? Waarom zat ik daar?
“Het zijn wezens die voorkomen in legenden. Soms als goede geesten, soms als ridders voor een groter doel. Haast nooit zoeken ze het gezelschap van mensen op omdat gezamenlijk brein van de mensen het niet aankunnen dat er nog intelligente creaturen rondlopen. Ze hebben vaak puntige ogen en blauwe ogen. Ze zijn lang en elegant. Ze kijken neerbuigend op alles dat niet Elf is, maar dat is omdat ze zoveel sterker en slimmer zijn dan de mens. Dat is het algemene dat ik erover gelezen heb. Maar waarschijnlijk klopt niet alles.”
Nenja lijkt onder de indruk en ze knikt weer goedkeurend. Hoe komt het toch dat ze het ene moment vijandig en het andere moment zo lief kan zijn. Misschien is ze niet zo kwaad als ze liet uitschijnen, maar probeert ze dingen te krijgen op een verkeerde manier. Misschien weet ze niet hoe ze het anders moet doen.
“Veel klopt er wel van. Elfen zijn wezens net als mensen, ze gelijken er sterk op. Er wordt gezegd dat er een gemeenschappelijke voorouder is, maar dat kan niemand zeker zeggen. Er zijn maar een paar Elfen over die de generatie voor hen nog kennen, de Alfen. Ze sluiten zich af voor de mensen om zichzelf te beschermen, ze houden niet van openlijk oorlog voeren, ze zullen eerder kleine steekjes geven in het midden van de nacht.”
In haar stem klinkt afschuw en neerbuigendheid door.
“Dat is natuurlijk vooral voor degenen die daar opgevoed zijn. Degenen die vrij rondlopen zijn anders, gelukkiger denk ik. Ook zei zullen niet snel ruzie zoeken, maar ze vermoorden je niet in het midden van je slaap. Zo iemand ben jij Gale, maar dat heb je nu vast wel al door. De Elfen worden onderdrukt door een echte tiran, zij zijn degenen die verhalen de wereld hebben ingestuurd over Ja’afar en dat hij de wereld zou willen vernielen. Dat klopt niet, sinds Ja’afar aan de macht is proberen de Elfen hem te vermoorden, tot nu toe lukt het hen niet, dus proberen ze de bevolking tegen hem op te zetten.”
“Er zijn heel wat elfen die ontsnapt zijn aan het juk van hun leider, ze leven als een vrij mens, maar ze moeten opletten dat ze niet gesnapt worden door de elfenridders. Dat gebeurt zo nu en dan, en dan verspreiden de verhalen zich van dorp naar dorp dat Ja’afar weer mensen heeft vermoord terwijl dat hij het helemaal niet was.”
“Zoals Jenny’s ouders.” Onderbreek ik haar snel.
“Verward schud ze haar hoofd. Ik weet niet wie Jenny’s ouders zijn, maar je bedoelt misschien haar opvoeders? Die zijn in veiligheid gebracht door Ja’afar, om te voorkomen dat de Elfen hen te pakken zouden krijgen. Je wil niet weten waartoe dat kreng in staat is. Alleen haar naam al doet mijn bloed koken.”
Plots draait ze haar hoofd om en begint ze te sissen.
“We zijn niet langer alleen, er zit daar iemand.”
Uit het niets springt een schaduw tevoorschijn.
“Gale, denk aan de band.” Snauwt ze mij toe. Het is niet helemaal duidelijk dat ze bedoelt dat ik niet mag ontsnappen of dat ik haar moet beschermen, maar ik was geen van beiden van plan. Mijn instinct schreeuwt dat ik haar moet beschermen zolang ik nog niet alles weet.
De puntige oren van de tevoorschijn gesprongen schaduw vallen me op. Dit is een Elf, nu weet ik het zeker. De blauwe ogen lichten op, maar ik kan alleen een soort donkere schaduw zijn waar zijn lichaam zou moeten zijn. Dat verwart me, ik weet niet wat er nu eigenlijk voor mij staat. Ik weet dat het een Elf moet zijn, maar ik zie geen huid, geen haar, geen echte vingers. Alleen een zwart iets, alsof het licht weigert hem aan mij te tonen.
In de hand van de schaduw zit een lang mes. Een tel later vliegt het mes door de lucht in de richting van Nenja. Nenja is zelf ook nog bezig om al haar magie te focussen, dus ze zal het nooit kunnen ontwijken. Ik moet zelf in actie komen, anders zal ze getroffen worden en Alia daarbij.
“Abscede!” roep ik uit, terwijl ik me concentreer op het mes dat op Nenja afvliegt.
Meten verdwijnt het mes, en ik voel de kracht uit mijn armen stromen.
De schaduw draait zich nu om naar mij. Het is tijd om te testen of ik ook nog wat anders kan dan woorden roepen. Welke spreuken heb ik ook weer gebruikt? Is er niets dat me kan helpen nu? Van Nenja kan ik niet veel hulp verwachten, af en toe vonkt er iets in haar handen, alsof ze vuur probeert te werpen. Vuur! Dat is het, dat is 1 van de spreuken die ik heb gelezen in het boek dat ik had. Maar ik mag het niet missen, het gaat veel energie kosten dus ik kan daarna niets meer doen. Als ik mis, dan zijn Nenja en ik verloren. ‘Connice Flamma Linguit’ oefen ik in mezelf terwijl de schaduwelf dichter komt.
Hij springt vooruit en ik opzij. Één klein moment denk ik dat ik sneller ben dan hem en dat ik hem zo ook zou moeten aankunnen. Maar terwijl ik zijn voorwaartse beweging probeer te ontwijken slaat hij met zijn hand naar opzij. Ik kan nog net op tijd bukken om het niet vol in mijn gezicht te krijgen. Door de onverwachtse hand verlies ik mijn evenwicht en zwaai ik wild met mijn armen om niet te vallen op bladerige ondergrond.
Vanuit de schaduw zie ik de gemene lach van de schaduwelf. Hij negeert me en springt over me in de richting van Nenja. Net op tijd vind ik mijn evenwicht terug en laat hem struikelen achter mijn voet. Ik kan nu nog geen vuur gooien, Nenja staat te dicht. Ik zou Alia kunnen branden.
Zo te zien heeft Nenja genoeg kracht verzameld voor een kleine vuurbol. Ze schiet het af naar de schaduw. Hij kijkt even verbaasd, zou dat zijn omdat hij meer van haar gewoon is? Of omdat hij niet verwacht had dat ze magie kon gebruiken? De vuurbol rijkt hem op zijn schouder, zo te zien kan hij niet snel genoeg uit de weg springen om echt alles te ontwijken.
Ik ruik het branden van vlees tot hier. Wanneer ik echt weer stevig op mijn voeten sta is Nenja weer met iets nieuws bezig, dit keer een spreuk dat haar armen in de lucht vereist. De schaduwelf staat ook weer in positie om ons aan te vallen, maar zijn schouder is niet langer in schaduw. Misschien draagt hij een soort spreuk dat hem verbergt voor anderen. Misschien doet hij dat niet zelf. Dat zou wel verklaren waarom hij nog geen spreuken gedaan heeft, misschien kan hij geen magie. Maar kunnen niet alle Elfen magie dan?
Met een schijnbeweging komt de elf in actie, hij lijkt eerst op Nenja af te gaan, maar draait zich dan om naar mij. Het neemt me volledig als verrassing, maar daardoor gaat mijn instinct wel werken.
“Connice Flamma Fluit!” roep ik uit.
Verschrikt hoor ik Nenja roepen.
“Neee! Stop!”
Maar het is te laat, de vlammen rollen al naar de elf. Voor hij erdoor opgeslokt wordt, zie ik de angst in zijn hogen prikken. Hij kijkt door de vlammen naar mij met een gepijnigde blik. Alsof hij mij niets had willen aandoen.
Een seconde later begint de elf rond te lopen met het magische vuur op hem. Ik weet dat hij helse pijn heeft, dus ik zou het moeten stoppen, maar als ik nu stop gaat hij voor de rest van zijn leven pijn blijven hebben, dus dan kan ik hem beter uit zijn lijden verlossen, toch?
Ik schud mijn hoofd. Ik wil niemands leven nemen.
Mijn gedachte is nog niet volledig gevormd en het vuur houdt op met bestaan. De elf ligt zonder zijn vermomming bewusteloos op de grond. Ik wil hem beter bekijken, maar mijn zicht wordt wazig. De spreuk van het magische vuur vergt veel kracht. Kracht die ik nog niet volledig onder controle heb.
Ik zak door mijn knieën op de grond. Meteen staat Nenja naast me, ze lijkt heel bezorgd, en legt me neer. Ik voel dat ze haar magie gebruikt om mij kracht te geven. Riep ze daarom nee? Omdat ze wist dat het veel kracht zou vergen?
Heel even sluit ik mijn ogen, maar dan realiseer ik me dat dat zeker niet het beste idee is. Het is niet veilig om te slapen. Nenja kan geen elf alleen aan, niet nu ze die band heeft.
Ik span me in om overeind te krabbelen.
“Ongelooflijk.” Hoor ik haar mompelen.
“Wat … wat is er ongelooflijk.” Kan ik met moeite uitbrengen.
“Ik heb nog nooit een beginner gezien die deze spreuk kende, juist uitvoerde, kon controleren en nog eens kan navertellen ook!”
Het zou niet mogen, maar mijn borst zwelt van trots.
“Ik heb geluk gehad, het was instinct.”
“Geluk was het zeker, 3 voet verder en ik mocht je lijk naar …”
Ze kijkt rustiger om zich heen
“… verder vervoeren.”
“De elf?” vraag ik, “leeft hij nog?”
“Dus nu weet je wel wat een elf is?” antwoord ze geamuseerd. “Op het eerste zicht wel, misschien is het beter als ik hem afmaak.”
Ik grijp haar onderarm vast. “Nee, doe maar niet. Als de oorlog tussen Ja’afar en de elfen al zo lang bezig is, dan is het misschien een goed idee om te stoppen met elkaar te vermoorden. Geef het goede voorbeeld.”
Haar innerlijke strijd is zichtbaar aan de buitenkant. Ze wil hem doden, alles wat haar ooit geleerd zegt dat. Maar ze wil mij ook bekeren, dus moet ze er zo goed mogelijk uit zien. Aangezien ik het door heb zal dat niet snel gebeuren, maar het helpt me wel.
“Ok,” zegt ze uiteindelijk. “Maar we gaan hem niet verzorgen.
Ze voegt de daad bij het woord en trekt me recht om weer verder te gaan naar het dorp. Ik voel haar spanning over het gevecht. Ze heeft nog steeds mijn arm vast, en ik denk niet dat ze dat door heeft. Haar hand is zacht en lieflijk. Was haar karakter nu ook maar zo, dan kon ze samen met ons groepje verder.
Er zijn nog geen reacties.