Dus dit is Johtih! Het is zoveel mooier dan ik me had voorgesteld. Alia heeft dan wel verteld dat er veel bomen en dieren zijn, maar dit had ik niet verwacht! Als er iemand in Hiën zegt dat er veel bomen zijn, dan kan je er nog steeds geen 2 tegelijk aanraken. Hier moet je je weg banen tussen de bomen, hoewel het net lijkt of Alia een pad volgt. Dat zou dan wel een pad zijn dat ik niet kan zien.
Even kijk ik achter me. Lolan kan het zo te zien nog veel minder, hij struikelt over bijna elke wortel en is al 2 keer uitgegleden over wat bladeren. Onwillekeurig moet ik lachen. Als Alia ons had gezegd om te sluipen, dan was Lolan nog een olifant in een rode bessenstruik.
“Wat is er zo grappig.” Bromt Lolan terwijl hij zijn evenwicht terugvindt.
“Pssst, Alia.” Fluister ik haar richting uit.
Ze kijkt op, maar dat lijkt haar richtingsgevoel niet te verhinderen.
“Hoe lang duurt het voor Lolan zijn neus in het zand plant denk je?”
Ze kijkt even over mijn schouder naar Lolan. Dan krijgt ze een kleine grijns om haar mond.
“Ooh, dat kan ik vrij specifiek zeggen. Zie je die boom daar? Het lijkt een zeer stevige wortel te hebben waar je op kan staan. Maar niets is minder waar, de ondergrond rond die boom is heel los en modderig. Die boom zorgt daar zelf voor, het wordt vaak de eenzame modderboom genoemd omdat hij nooit bij soortgenoten groeit en altijd een zachte modder creeërt. We gaan er zo dicht mogelijk passeren en Lolan trapt zeker weten op de wortel.”
Zo gezegd, zo gedaan, ik volg haar voetstappen nauwgezet wanneer we de boom naderen. We komen inderdaad dichtbij, want ik zet mijn stap een halve voet meer naar rechts dan Alia en ik voel de ondergrond inzakken. Achter me hoor ik Lolan vloeken omdat hij tegen een tak gelopen is.
Een 5tal stappen nadat we de boom gepasseerd zijn blijft Alia staan en samen kijken we om naar hoe Lolan nadert.
“Ik dacht dat je wel sneller was dan dat Lolan.” Plaagt Alia hem.
Om haar het tegendeel te bewijzen versnelt hij zijn pas blijft even voor de modderboom staan.
“Ik kan er niet aan doen dat zo’n bos niet gemaakt is voor iemand die zo struis is als ikzelf. Waarom staan jullie zelfs stil? Kom laten we doorgaan.”
Terwijl hij zijn zin afmaakt stapt hij naar voor, op de wortel om zich af te zetten. Net als Alia al voorspelde duwt hij de wortel met de kleinste moeite naar beneden. Zijn gezicht verandert van het ene moment op het andere naar een angstige oh-nee-blik. Zijn rechtervoet verdwijnt in de modder, maar zijn linker was de lucht al in voor de volgende stap. Hij slaat voorover en probeert zich te remmen met zijn handen. Helaas voor hem is zijn rechterhand nog in het bereik van de modderpoel en zakt hij ook daarin. Zijn linkerhand leunt wel op de grond waardoor hij nog meer opzij valt en hij zijn neus in de modder plant.
Alia en ik proesten het meteen uit. Alia kent deze buurt perfect, ze kan exact voorspellen wat er gebeurt en het is gewoonweg hilarisch.
Dan zie ik haar een stap opzij nemen, weg van mij. Hardop schaterlachend kijk ik opzij naar haar. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat de wortel van onder Lolan’s voet weer naar boven schiet. De spanning die Lolan in de wortel opgebouwd had zorgt ervoor dat er modder van de modderpoel mijn richting uit vliegt. Ik probeer nog op tijd te reageren, maar ik ben te laat. Mijn hoofd beweegt naar links zodat de modder voorbij zou vliegen, maar het raakt mijn schouder en een deel van mijn rechter gezichtshelft.
Nu begint Alia nog harder te lachen.
“Jullie zouden jullie gezicht moeten zien.” Brengt ze proestend uit. “Het woud is veilig, zolang je maar op je stappen let. En dat doen jullie nu ook eens echt niet.”
Voor een moment ben ik boos op haar, we gingen Lolan plagen! Niet mij! Maar Alia’s lach werkt aanstekelijk en al snel lach ik uit volle borst mee. Wat ben ik stom, dat ik daarvoor gevallen ben. Alia jaagt vaak, dus natuurlijk weet ze wat er gebeurt in de omgeving als je op die wortel trapt.
Lolan trekt zich traag recht uit de modder. Pas dan zie ik zijn gezicht. Het is helemaal bruin door de slijmerige grond, het zit volgens mij ook in zijn mond, want hij probeert het uit te spuwen. De hilariteit van dit moment doet veel van de spanning van de laatste dag verdwijnen.
“Als je een jongen was, dan zou ik je zo’n dreun op je hersenpan geven dat je je volgend jaar nog aan het uitgraven bent.”
Terwijl Lolan probeert te praten vliegen er stukjes aarde uit zijn mond wat ons alleen meer doet lachen. De tranen rollen over onze wangen tot ik een grijze schim in een boom zie voorbijflitsen.
Meteen houdt mijn lachen op.
“Alia, we worden gevolgd! Er zit iets in die boom daar.”
Alia glimlacht naar me. “We worden inderdaad gevolgd, maar al wel een half uur. Hij denkt dat hij geniepig is, maar dat is toch niet helemaal zo. Plus, hij is bang van jullie. Het is mijn vriend de wasbeer.”
Bij wijze van antwoord steekt de wasbeer zijn snuit tevoorschijn en kijkt onze richting uit.
“Trekt hij altijd zo met zijn neus? Of is hij zenuwachtig?”
“Om eerlijk te zijn denk ik dat hij vooral zo doet omdat jullie nogal een modderfiguur slaan nu.” Zegt Alia geamuseerd.
“Heel grappig.” Antwoord ik droog en wrijf wat modder uit mijn gezicht.
“Een beetje verderop is een klein meertje, daar kan je je gezicht wat proper maken. Misschien kan Lolan … zich ook eens deftig was.
Daarop beginnen we weer te giechelen, Lolan is net tot bij ons geraakt, maar hij hangt onder de modder van kop tot teen. Misschien zou hij zich nu wel kunnen verstoppen zonder dat iemand hem aanziet voor mens.
“Waar is dat meertje.” Bromt hij.
Ik merk in zijn ogen dat hij het eigenlijk niet zo erg vindt, maar dat kan hij natuurlijk niet toegeven.
“Volg mij maar!” Daarop fluit Alia “en jij hierkomen!”
In een oogwenk staat het beestje op Alia’s arm. Het is wel een vrij groot dier, het lijkt wat op een kat, maar dikker en wat groter.
Onze kleine stoet vertrekt verder naar het meer. Als zelfs de wasbeer ons vreemd vindt, wat zouden andere mensen dan vinden?
Daar is het meer. Tijd om mijn gezicht wat proper te maken.
“Hier is toch geen terugtrekkend water he?”
“Nee Lolan,” lacht Alia, “Het is zelfs aangenaam om er te zwemmen, maar daarvoor zijn we hier niet! Dus snel het water in dat je die modder af je hebt, dan kunnen we verder.”
Met tegenzin springt Lolan met kleren en al het water in.
“Je hebt gelijk! Het water is heerlijk!” schreeuwt hij wanneer hij weer boven komt.
Snel heb ik mijn gezicht gewassen en wachten we tot Lolan het water weer uit komt.
“Het zal wel een tijdje duren voor ik weer droog ben, maar het was lekker verfrissend na die hitte in Hiën.”
“Lolan!” sis ik, “Niet zo luid, niet iedereen hoeft te weten dat we over de grenzen kunnen. Dat kan problemen opleveren.”
“Dat zei Gale ook al.” mompelt Lolan.
“Hoe bedoel je ‘dat zei Gale ook al’. Lolan, is er iets gebeurd dat we moeten weten?” vraagt Alia dreigend.
Beteuterd kijkt Lolan naar de grond. “Toen we aankwamen in het dorp gaf Gale me een appel, maar in Unovih zijn die giftig, dus ik ben misschien wat luid geweest en de dorpelingen kwamen er achter.”
Hij draait zijn hoofd weg en mompelt nog iets.
“Wat was dat laatste?”
Ik denk dat ik het verstaan heb, dat zou veel verklaren.
“Die Nenja stond er ook bij.” Mompelt hij nu iets luider.
Alia geeft hem een duw. “Dus het zou goed kunnen dat het jouw fout is dat Gale nu weg is?”
Hij schudt zijn hoofd.
“Gale had al de hele tijd het gevoel dat we in de gaten gehouden werden, dat was al van toen we aan het portaal waren. En eigenlijk was het ook hij die liet ontsnappen dat we niet in Unovih waren terwijl er nog mensen bij ons stonden.”
Alia en ik zuchten tegelijkertijd.
“Jouw uitleg is veel te verwarrend, maar er is niets meer aan te doen nu, nu moeten we verder om Gale te redden.” Ik keer me om naar Alia, “Of het nu zijn schuld is of niet, we hebben hem misschien wel nodig om Gale uit haar klauwen te krijgen.”
zonder nog iets te zeggen draait Alia zich om en wandelt verder naar het Noord-Oosten. Meteen spurt ik achter haar aan. En ook Lolan volgt, maar ik denk dat hij wel onder de indruk is van Alia, als zij kwaad is, dan wil je niet in de buurt zijn. Ik slik snel mijn angst in om met haar te kunnen praten.
“Wees niet te hard voor hem, hij zegt nu eenmaal altijd wat hij denkt, hij bedoelt het niet slecht, daar ben ik zeker van. Volgens mij was Nenja ons inderdaad al op het spoor nog voordat de dorpelingen wisten dat we een grens gekruist zijn.
“Ik weet het wel,” antwoordt ze onverwachts kalm. “maar ik moet wel doen alsof ik furieus ben, anders leert hij er niets van. Heb jij nog niet gemerkt dat hij precies hetzelfde doet, telkens weer? Tenzij je ergens boos over wordt, dan past hij zich aan. Ik hoop gewoon dat hij niet elke keer tegen mensen gaat zeggen dat hij van Unovih komt.”
Alia verbaast me, ik was echt zeker dat ze boos was, is ze echt zo’n goeie actrice? Of doet ze me dat nu maar geloven?
Langzaam vorderen we en na een tijdje zie ik rechts van ons een dorp liggen.
“He Alia, zou dat het dorp zijn waar we moeten zijn?”
Meteen schudt ze haar hoofd.
“Nee, dat is mijn dorp, daar blijven we weg, ik weet niet of ik nog welkom ben, Philippe heeft zijn best gedaan iedereen tegen me op te zetten van zodra mijn vader dood was.”
“Ooh!”
Ik weet niet goed wat ik zeggen moet, voor mij is Philippe een vriend aan huis, altijd behulpzaam en vriendelijk, waarom hij zo tegen Alia tekeerging is mij een raadsel. Misschien heeft Lolan wel een punt dat ze wat verbergt.
Vanop deze afstand lijkt het dorp erg rustig en mooi. De bomen houden niet op aan de rand van het bos, maar gaan zelfs verder het dorp in. Het lijkt zelfs of ze deel uitmaken van de huizen, maar dat zie ik niet zo goed. Het is allemaal zo anders, de lucht voelt veel vochtiger aan, en toch is het dezelfde wereld. Wie had kunnen bedenken dat dit kon?
Langzaam schuift het dorp ons rechts voorbij, eigenlijk zou ik wel graag naar daar gaan en even rustig gaan zitten met mensen om ons heen, maar het is te gevaarlijk. We kunnen ons alle 3 verspreken over de grenzen, en wat als we weer iemand tegenkomen zoals Nenja? We kunnen haar of iemand zoals haar niet aan, nog niet. Ik ben er zeker van dat als we Assandrelle ontmoeten we op slag een heel pak sterker zijn, niet sterk genoeg om Nenja te verslaan, maar wel om iets steviger te staan.
Zonder pauze zetten we door, verder en verder, tot mijn voeten aangeven dat we echt halt moeten houden.
“Alia, kunnen we hier stoppen? Mijn voeten kunnen echt niet meer.”
Verbaasd kijkt ze om, het lijkt of ze net terug is uit haar eigen gedachtenwereld. Waarschijnlijk is ze het ook meer gewoon dan ik om ver te wandelen, zeker in dit soort omgeving. Het is zo uitputtend om de hele weg op te letten dat je niet over een verdwaalde wortel struikelt. Tegelijkertijd moet je ook in de gaten houden hoe Alia beweegt, want het pad kan ik echt niet onderscheiden. Van tijd tot tijd lijkt het om een echt pad te gaan, maar ik denk dat Alia de grotere wegen vermijdt. Met dat alles word ik nog eens afgeleid door Lolan ook, er gaan geen 20 passen voorbij of hij struikelt weer. Gelukkig blijft hij altijd achter me lopen.
“Oh ja, natuurlijk, het wordt ook al later op de dag. We wandelen nog even door, en als ik iets zie waar we beschutting kunnen vinden, dan zeg ik het wel.”
Nog iets verder, ik heb er geen zin meer in, mij voeten branden, mijn maag knort, en zitten we niet gewoon beschut hier? Het is zo dicht begroeid en weg van alle mensen dat er niets kan gebeuren, denk ik toch. Toch volg ik haar zwijgend, ik heb geen zin in een discussie en waarschijnlijk weet ze het ook wel beter.
Na nog tien minuten wandelen en struikelen begint mijn geduld op te raken. Net op het moment dat ik er iets van wil zeggen roept Alia van een eind voor me uit.
“Hier is het, hier zullen we kamperen!”
Meteen begin ik sneller te lopen, op een paar passen van haar af steekt een steen uit de grond. Deze keer ben ik er niet op voorbereid en ik voel dat ik val. Op het moment dat ik denk de grond te zullen raken voel ik iets aan mijn schouders dat me tegen houdt.
“Als je moe en haastig bent, dan let je minder op, gelukkig zag ik het aankomen.”
Ik kijk op en Alia staat glimlachend voor me, haar reactievermogen is ook niet slecht, ik denk dat ze het ook wel voorspeld had.
Voorzichtig sta ik weer recht en kijk achter me. Een heel eind achteraan zie ik Lolan een pad banen door de struiken, ik denk dat hij niet goed gezien heeft welke weg we volgden.
“Jenny, kijk, ik durf te wedden dat je dit nog niet gezien hebt.”
Ik kijk naar de richting waarin ze wijst en daar staat een niet al te grote boom. De boom heeft allerlei naalden en staat in een punt. De naalden sluiten zo dicht aan dat je er niet door kan kijken. Onderaan lijken de naalden weer meer bladeren te worden, veel zachter, en zelfs opener. Deze gaan door tot aan de grond zelf.
“Mooie boom ja, heel speciaal, maar wat zijn we ermee?”
Alia grinnikt. “Kom maar even kijken dan, Lolan komt wel.”
Terwijl ze dat zegt kijk ik weer om naar Lolan en zie hem net rechtkrabbelen, zo te zien is hij met zijn gezicht eerst, op de grond terecht gekomen.
Het is een grappig zicht, maar ik ben te uitgeput om te kunnen lachen en laat me maar door Alia meetrekken naar de boom.
“Langs buiten ziet de boom er anders uit dan andere bomen, maar niet iets waar je veel aan hebt. Nochtans is deze boom heel geliefd bij reizigers doorheen heel Johtih. Niemand weet hoe het komt maar ze groeien nooit bij elkaar in de buurt en het lijkt dat als je er een nodig hebt je er toch steeds een tegen komt, daarom zijn er legenden over dat het magisch zou zijn. Het heeft ook verschillende namen. Bijvoorbeeld de Nodenboom, de Driehoekeik, maar de naam die voor ons nu het belangrijkste is, is de woonboom. Hier binnen in de boom gaan we overnachten.”
Bij die laatste woorden slaat ze de bladeren onderaan opzij. Aan de binnenkant van de boom is een grote ruimte, het is alsof de warmte binnenin ons tegemoet komt. Ik merk dat ik met open mond sta te gapen.
“Jep, dat effect heeft die boom op iedereen die hem voor het eerst ziet. Kom mee binnen.”
“Auw!” klinkt het plots achter ons.
Onmiddellijk keren Alia en ikzelf ons om en zien Lolan die met zijn hand in een struik vol puntige bladeren zit. Hij zal weer eens gevallen zijn bij zijn haast ons in te halen.
“Hier gaan we het niet over hebben.” Gromt hij, “Ik haat Johtih, alles ligt door elkaar en niets is logisch.”
Voor ik iets kan antwoorden trekt Alia me mee onder de boom.
“Moet je eens aan de grond voelen, het voelt heerlijk zacht aan, alsof de boom zelf weet dat er onder haar geslapen wordt. Een van de legenden zegt dat Calliste, de groene Godin deze bomen gepland heeft om zichzelf onderdak te geven als ze naar Pangi komt. De reizigers mogen er gebruik van maken als er een offergave wordt gebracht. Daarom …”
Ze neemt een pijl uit haar koker en plant hem naast de boomstam.
“Het is niet veel, maar het is een goede gewoonte.”
Ik merk dat ik haar hand nog steeds vast houdt en trek me voorzichtig los om aan de grond te voelen.
Het is inderdaad heel zacht, ik denk dat als ik hier nu op ga liggen, ik meteen slaap.
Alia moet het gemerkt hebben. Ze geeft me een duw waardoor ik op de zachte ondergrond terecht kom, ik heb zelfs het gevoel dat het mee veert.
“Een kussen heb je niet, maar je kan kiezen, wil je nog eerst eten of ga je slapen?”
“Ik, euhm …” Ik weet het niet, ik heb honger, maar slapen klinkt zo aanlokkelijk.
“Laat me 5 minuten liggen, dan zal ik mee-eten.”
Alia kijkt me geamuseerd aan.
“Natuurlijk, tot morgenvroeg Jen.”
Jen, die naam werd vroeger wel eens door mijn ouders gebruikt, ik weet niet waarom ze ermee opgehouden zijn, ik vond het eigenlijk nog wel leuk.
De ondergrond ligt zo zacht, het is alsof het mijn eigen bed is, met de geluiden buiten weet ik dat het niet thuis is, maar het is rustgevend en zacht. Ik doe maar heel eventjes mijn ogen toe, genieten van de geluiden, dan kan ik gaan eten.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen