1O7 - Turning point
Doordrenkt in mijn eigen bloed liet ik mezelf op mijn bed vallen. Tot diep in de nacht had Voldemort mij gestraft omdat ik tegen hem had gelogen. Toen ik in zijn ogen had gekeken zag ik woede. Pure woede. Zelfs haat. Ik bewoog mijn arm en een pijnlijke steek trok door mijn arm. Ik zag diepe sneën waar bloed uit stroomde. Met mijn hand graaide ik naar mijn stok. Trillend pakte ik deze vast. Daarna richte ik hem op mijn arm. V-vulnera sanentur,’ mompelde ik. Ik herhaalde de spell drie keer. De eerste keer stopte het bloeden. De tweede keer stroomde het bloed terug. En de derde keer zag ik dat de diepe sneeën in mijn armen gingen langzaam dicht gingen. Grote korsten bleven achter. De pijn werd minder. Ik zuchtte en ik liet mijn stok naast me neer vallen. Daarna sloot ik mijn ogen. Op dat moment besefte ik hoe alleen ik was. Jasmine, Draco, Harry, Hermione. Ze waren allemaal weg. En Severus was weer naar Hogwarts. Ik stond er helemaal alleen voor. De tranen gleden over mijn wangen. En zo viel ik huilend in een diepe slaap vol met nachtmerries.
Vroeg in de ochtend werd ik wakker. Mijn hele lichaam deed pijn. Langzaam stond ik op. Mijn hoofd bonkte. Mijn kamer werd verlicht door het haardvuur en enkele kaarsen. Buiten was het nog donker. Ik schrok toen ik iemand voor de haard zag staan. Voldemort. ‘My Lord,’ zei ik. Ik zag dat Voldemort zich omdraaiden. Zijn ogen glansden in het duister. Ik zag dat hij zijn stok vast hield. Hij was hier om mij nogmaals te straffen. ‘Ik ben zo teleurgesteld in je, Sarah,’ zei Voldemort. Ik zei niets, ik kon hem alleen aanstaren. Voldemort hief zijn stok op. ‘Crucio!’, riep hij. De curse raakte mij. Kermend van de pijn viel ik op de grond. Toen ik op de grond viel raakte ik iets met mijn hoofd. Een diepe snee bleef achter. Na enkele minuten hief Voldemort de curse op. Zonder te bewegen bleef ik liggen. Ik was op. Voldemort kwam langzaam op mij af. Hij trapte mij hard in mijn buik. Piepend hapte ik naar adem. Ik kreeg even geen lucht. ‘Stel me niet meer teleur,’ siste hij. Daarna liep hij weg terwijl hij mij creperend achter liet.
Na een kwartier kwam ik trillend overeind. De tranen prikten in mijn ogen. Maar ik knipperde ze weg. Alles deed pijn. Ik strompelde naar mijn kast. Ik trok mijn bebloede gewaad uit en ik verwisselde deze voor een nieuwe. Daarna pakte ik mijn stok van mijn nachtkastje. Met een zachte plop verdween ik.
Met mijn voeten landde ik op het zachte mos. Voor mij stond een klein huisje. Al was het eerder een ruïne. Ik was hier eerder geweest. Om mijn tweede Horcrux te verbergen. Ik liep om de ruïne heen, naar de boom waar ik ooit mijn naam in had gegraveerd. Wantrouwend keek ik om mezelf heen, om er zeker van te zijn dat ik alleen was. Daarna trok ik mijn stok. Met een enkel zwiepje van mijn stok ontstond er een diep gat in de grond. En toen zag ik het. Mijn tweede Horcrux. Ik pakte het vast een soort tinteling ging door mijn lijf. Zacht gefluister kwam van het kleine, gouden beeldje af. Het beeldje was een adelaar, het tegen van Ravenclaw. Het beeldje was van mijn moeder. En haar afdeling was Ravenclaw. Nadat ik voor enkele seconden in een soort trance naar het beeldje had gestaard, stopte ik het in mijn binnenzak. Daarna toverde ik de kuil weer dicht. Alsof er nooit iemand was geweest. Daarna verdwijnselde ik met een zachte plop.
Er zijn nog geen reacties.