IX
‘Wat? Versterking? Zijn er méér van deze dingen?’ Killja keek onrustig om zich heen en zag hier en daar een somber knikje. Ze keek opnieuw naar de onderaanvoerders en naar Reban en las hun gezichten. Ze waren niet bang, maar vooral op hun hoede.
Ze betrapte zichzelf erop dat ze aan het staren was en verplaatste haar blik naar buiten, naar het gras, waar de dauwdruppels net waren afgelopen en waren opgedroogd, of in de grond getrokken. Ze wist niet wat er gebeurde met de fragiele waterdruppels, of hoe ze ontstonden. Ze had zich er nooit echt in geïntresseerd.
De drukkende stilte werd verbroken door de bediende die zo onopvallend mogelijk het drinken en de stukjes Ulfah, samengeperste bladeren met hier en daar een drupje eikensiroop om het geheel bij elkaar te houden, op tafel zette. Na een winter vol gedroogd vlees en taai brood was het een welkome afwisseling. De anderen, die ook in gedachten verzonken waren, leken het niet te merken. Alleen Werman zat de hele tijd rechtop, zijn blik scherp en zijn handen wringend op de tafel, en hij keek de bediende dankbaar aan.
Killia verbrak de stilte die had geheerst en zei: ‘De andere Egwys zijn hier niet klaar voor. Zoiets zal nooit lukken.’ Sírgana opende haar ogen, en zag er ineens een stuk kalmer uit dan de rest. Ze begon rustig te praten, haar stem nauwelijks hoorbaar boven de stemmen van buiten. ‘Vanavond, bij zonsondergang, gaan we. Halwy, Werman en Ergan volgen plan. Maar Killja en ik gaan achterom, en als iedereen gefocust is op de aanval van voren, steken we alles in de fik. Met wat van jou magie, Killja, zullen die verdomde monsters niet wegkomen zonder al hun voorraden en ten minste een kwart van hun mannen te verliezen. Dit kan lukken,’ zei ze.
Reban opende zijn ogen en vroeg scherp: ’En wat doen de rest van ons dan, onderaanvoerder? We hebben ook nog een compartiment speren, en ik ga ook niet de hele tijd niets doen.’ Hij balde zijn vuist en was al klaar om hem hard op de opgezette tafel te laten neerkomen, toen Ergan snel iets zei. ’Goed idee, Sírgana, maar er mist nog iets. De speren trekken samen met bevelhebber Reban op om de versterking onze brandende speren te laten voelen als ze door de passage gaan.’ De passage was een lange weg waar je doorheen moest als je van de andere landen naar de bewoonde wereld wilde gaan. De andere landen bestonden uit uitgestrekte oceanen, met erin onbewoonbare eilanden met giftige planten en een opvallende afwezigheid van dieren. Killja had van Halwy gehoord dat de Charks door de passage naar de bewoonde wereld waren gekomen, en ze had het meteen geloofd. Deze creaties, waar konden ze anders vandaan komen?
Iedereen knikte en Reban zuchtte. ‘Oké, vooruit. Bij zonsondergang vertrekken we.’
Reageer (1)
Fijn dat je terug bent! En ik lees je verhaal nog
6 jaar geledenFijn om te horen!
6 jaar geleden