Chapter Two
Na een vlucht van 11 uur, ben ik blij dat ik eindelijk weer mijn benen kan strekken. Maar ja, je moet er iets voor over hebben om ergens te komen. Tijdens de vlucht heb ik in ieder geval een beetje kunnen slapen, wat er voor zorgt dat ik nu een beetje energie heb om mijn koffer te halen. Ik wacht bij de band op mijn koffer. Gelukkig is hij roze dus valt hij snel op. Al snel is mijn koffer er, wat betekend dat ik Jo en Dakota kan gaan zoeken. Ik volg de borden naar uitgang. Ik ga door de laatste deuren, maar zie geen Dakota en ook geen Jo. Het is drie uur ’s nachts maar enorm druk op dit stuk van het vliegveld. Er is een baby die huilt, waarvan de moeder het probeert stil te krijgen, een zwever in een hoekje en een aantal mannen in pak met een bordje met namen er op. Geen enkele met mijn naam. Ik check mijn telefoon op een berichtje van Jo of Dakota, helemaal niets. Ik stuur een Whatsappje in de familiegroepsapp dat ik veilig ben aangekomen. Ik ga op een bankje zitten en stuur dan Jo een appje dat ik ben geland en waar ik haar eventueel kan vinden.
“Kaydee!” Dat appje was dus niet nodig geweest. Ik kijk op en die Dakota op mij af komen rennen. Glimlachend loop haar kant op met mijn koffer in de hand. Lachend sla ik haar in mijn armen.
“Je bent echt niets veranderd,” zeggen we in koor. Beide moeten we nog harder lachen.
“De meiden zijn weer herenigd,” hoor ik Jo zeggen. Ik laat Dakota los en geef Jo een knuffel.
“Hoe was je vlucht?” vraagt ze en pakt mijn koffer van mij over.
“Goed! Het duurde lang, maar ik ben blij dat ik er nu eindelijk ben. Het afscheid was denk ik nog het meest vervelend.” Jo kijkt mij even aan. Ze weet dat ik het over mama heb, wat dus ook bij Jo gevoelig ligt.
“Was ze moeilijk?” vraagt ze voorzichtig. Nu twijfel ik om de waarheid een beetje mooier te maken of gewoon de waarheid te vertellen. Ik weet dat Jo weet hoe mama over haar denkt, maar ik wil haar niet kwetsen. Toch besluit ik maar om de waarheid te vertellen. Niets is ergen dan een leugen. De waarheid komt anders toch wel naar boven.
“Ze vond het geen fijn idee dat ik hier zes weken zou zitten met haar zus, maar papa en de tweeling hebben haar gelukkig zover gekregen dat ik dus wel mocht gaan. Ze maakt zich gewoon veel te veel zorgen,” leg ik uit.
“Zullen we maar gaan? Het is al lekker laat en ik moet morgen wel gewoon werken,” zegt Jo, om van onderwerp te veranderen. Dakota en ik stemmen in. Met zijn drieën verlaten we LAX en gaan met de auto richting Santa Monica wat ongeveer een half uurtje rijden is.
“Ik moet wel nog een keer naar school deze week, volgens mij over twee dagen,” zegt Dakota als we onderweg zijn naar huis.
“Geen probleem. Ik vermaak me wel. Ik ben allang al blij dat ik de zomer hier mag door brengen. Het is zoveel beter dan Nederland.”
“Dat kan al snel,” lacht Jo. Ik knik. Als het zomer is in Nederland, dan weet je nooit waar je aan toe bent. Het ene moment kan de zon schijnen, maar voor je het weet regent het. Bovendien is het vaak ook niet warmer dan een graatje of 20. Ik leg mijn hoofd tegen het auto raampje aan en staar naar buiten. Er rijden weinig auto’s op de weg. Hier en daar lopen groepjes mensen op de stoep, maar dat is het verder ook.
“Kaydee, we zijn er.” Ik schrik op. Dakota kijkt mij lachend aan. Ik wrijf even in mijn ogen en stap dan de auto uit. Na zo’n lange reis begin ik nu wel echt moe te worden. Jo heeft mijn koffer al uit de auto gehaald en wacht al op ons bij de deur. Dakota en ik lopen naar haar toe. Met de lift gaan we naar het appartement waar ze wonen. Het is niet heel groot. Je hebt een halletje waar de deur naar de badkamer is en de deur naar de woonkamer. In de woonkamer heb je ook meteen de keuken en de eettafel. Alles is strak en modern, maar tegelijkertijd geeft het ook een warm gevoel. Dakota laat mij de slaapkamer zien, die grenst aan de woonkamer. Naast de slaapkamer van Dakota is de slaapkamer van Jo. Het is klein, maar voor twee mensen groot genoeg om in te leven. Bovendien zitten ze echt op een toplocatie. De woonkamer heeft nog een balkon met uitzicht op de Santa Monica pier.
In de slaapkamer van Dakota staat een tweepersoonsbed, een kast en een klein bureautje. Vanuit het raam heb je uitzicht op het strand en de een klein stukje van de pier. Het is prachtig.
“De komende zes weken moet je bij mij in bed want er is niet echt plaats voor een matras op de grond. In de woonkamer staat een kastje waar je eventueel je kleding in kwijt kan, maar je kan het ook in de koffer laten zitten. Wat jij wil, je mag kiezen,” ratelt Dakota. Ik knik even.
“Heb je al bedacht wat je wil gaan doen de komende weken?” Ze schopt haar schoenen uit en gaat zo in bed liggen, blijkbaar liep ze al in haar pyjama. Ik trek mijn schoenen uit en kom bij haar op bed zitten.
“Hollywood sign wil ik sowieso zien, maar verder heb ik niet echt iets bedacht wat ik per se wil gaan zien.” Ik zou het echt niet weten. De pier heb ik vanaf hier eigenlijk ook al gezien, maar daar zijn we zo dichtbij dat we daar zeker wel een keer heen gaan. Verder zou ik het echt niet weten.
“We bedenken wel wat. Er is altijd wel wat te doen of te zien hier in de buurt,” zegt Dakota en pakt haar telefoon erbij. Ik sta op van het bed en open mijn koffer. Ik haal mijn pyjama en toilettas uit mijn koffer en loop dan naar de badkamer. Daar kleed ik me vlug om, poets mijn tanden en loop dan terug naar de slaapkamer. Dakota is al ver in dromenland. Ik leg mijn vuile kleding naast mijn koffer op de grond en kruip dan naast Dakota in bed. Morgen weer een nieuwe dag.
Er zijn nog geen reacties.