31/07/2018 | Als ik iets kon veranderen
Alles wijst in de richting van een toekomst, mijn toekomst, de toekomst. Pijlen in eenzelfde richting, een pad van alle verwarring ontdaan. Ik moet louter volgen, een GPS-systeem dat spreekt in duidelijk woorden. Maar wat als ik niet wil volgen? Het pad dat voor mij werd uitgestippeld, het pad dat ik zelf uitstippelde. Waarom spreekt iedereen zo klaar en lijken mijn woorden te verdwalen ergens tussen brein en spraakorgaan? Ik zou aan het woord moeten zijn. Maar de GSP spreekt met een vreemde stem in een vreemde taal. Monotoon. Roep tegen mij, schreeuw het uit. Ik wil iets voelen. Ik wil dat jij iets voelt. Ik heb te lang ondergaan, door de tijd vooruitgeduwd. Ik heb te lang onderdrukt. Kan ik nog voelen? Kan ik nog ervaren? Of heeft tijd zich tegen mij gekeerd?
Onmogelijk, want tijd duwt ook de geschiedenis vooruit. De geschiedenis die ik niet alleen kan dragen. Het gewicht dat groeit des te harder ik duw. Ik heb het bewerkt, verwerkt, verdraaid, onderdrukt. Ik heb het uitgeschreeuw, ik heb het bemoederd. Ik heb het gedragen maar het is tussen mijn vingers geglipt en het ligt daar, op de grond. Met blik en borstel heb ik getracht het bijeen te keren maar de geschiedenis laat zich geenszins manipuleren. Oh tijd help mij. Draag mij weg. Veeg de verwachtingen van mij af, ontdoe mij van de woorden die met mijn huid versmolten zijn. De doe dit en de doe dat. De dit had je reeds moeten doen en de dat had je reeds moeten weten.
Klinkt het u allemaal vreemd in de oren? Spreek ook ik in een vreemde taal? Ik ben een denker meer nog, een bezinner. Iemand die te veel nadenkt. En van één gedachte kan ik mij niet ontdoen, het leven is getekend. Getekend door handen groter dan de mijne. Niet de handen van een God of eender welk bovennatuurlijk verschijnsel want gelovig ben ik niet. Misschien wel onze eigen handen, opgeleerd door de tijd, ons lichaam ontgroeid, impulsief in zijn keuzes en ons steeds één stap voor. Zij plaatsten die pijlen. Zij bepaalden de richting waarin ik nu loop. Maar ik ben bang. Voila, het staat daar, u leest het juist. Het staat niet vetgedrukt doch lijkt het groter dan alle voorafgaande woorden en alle woorden die nog zullen volgen. Ik ben bang, nog een keer. Ik heb het nooit eerder neergeschreven, ik heb het nog steeds niet luidop gesproken. En allicht zal dat nooit gebeuren. Wat is er gebeurd met intelligente gesprekken? Kunnen we alleen nog maar online spreken? Een heel andere discussie, dat ter zijde want we zijn er nog niet. Mijn hart klopt onregelmatig want wat verdrongen was, komt nu bovendrijven. Woorden blijven komen maar de volgorde klopt niet en ik kan het niet langer intomen. Ik dacht dat ik controle had, ik dacht dat ik kon bepalen. Maar kennelijk loop ik de tijd gewoon achterna. Vier jaar geleden ging ik studeren, ergens tussen dan en nu ging ik verliefd worden, ervaringen opdoen. Maar wat men als realiteit aanziet is niet per direct de werkelijkheid. Het liep anders. Ik werd een werkmens, eerder dan verwacht. Ik vond geen liefde want ik was wanhopig op zoek naar mezelf. En wellicht is dat nog steeds het geval. Wanneer heb je jezelf gevonden? Voel je het? Zie je het? Of gaat ook dat in stilte aan ons voorbij.
Mijn spiegelbeeld vroeg mij wat ik zou veranderen. Als denker, als bezinner, zou ik eeuwig kunnen twijfelen. Maar ik besloot te zwijgen. Waarop er niets veranderde. En misschien moet dat ook wel niet. Als ik de geschiedenis herschrijf, ben ik niet meer wie ik nu ben. En bovenal wil ik mezelf een kans geven. Maar mogelijk zou ik mezelf een beetje meer moed toeschrijven zodat de tijd niet langer in mijn nek hijgt. Zodat het ‘huisje, boompje, beestje scenario” niet langer aan mij knaagt. Zodat ik tevreden kan zijn. Een beetje meer moed, zodat ik mijn plaats kan vinden, daar waar ik gelukkig kan zijn. En ik wil reizen, deze job verlaten waar ik geleerd heb wat ik kon leren en waar ik niet gelukkiger word. Waar mensen profiteren, kleineren en zelfs onderdrukken. Voor heel even wil ik weg. Voor heel even wil ik niet langer onderdrukken en gewoon ervaren. Voor heel even wil ik deze toekomst ontlopen en de geschiedenis ontkennen.
De geschiedenis die ik onaangeroerd liet. Is dat grof? Egoïstisch? Mijn spiegelbeeld vroeg mij wat ik zou veranderen, mijn geschiedenis niet de hare. Over haar leven mag ik niet beslissen. Het was haar depressie, opnieuw zo’n woord dat groter lijkt dan andere woorden. Ik schreef al eerder over mijn zus haar depressie maar de gevoelens lijken verdwenen. Ik voel me niet meer zoals toen en evenmin kan ik die gevoelens opnieuw oproepen. Ik kan wel huilen om wat was. Mijn geheugen kan nog steeds spreken in woorden van toen. Mijn woorden maar vooral ook haar woorden: “Jullie hadden een tweeling moeten zijn.” Het was woede die sprak, onmacht. Maar dat maakt het mes niet minder scherp. In die tijd was voornamelijk verdriet aan het woord en opnieuw neemt het de pen vast. Doch zou ik niets veranderen. Ik heb achtergelaten wie ik was, wij allemaal. Misschien ben ik een beter mens. Een ander mens alleszins. Ik ben misschien niet wie ik wilde zijn. En wellicht zal ik dat nooit zijn. Maar de tijd zal mij leren om tevreden te zijn. Meer vraag ik niet. Ik zal mijn geschiedenis dragen, mijn heden leven en mijn toekomst aanvaarden. Maar geef mij tijd. Neem mij weg en laat mij voor heel even een ander leven leven. In een ver land waar de tijd anders tikt. Laat mij even mezelf zijn in een situatie die mij niet bekend is. En laat mij dan kijken of mijn spiegelbeeld er nog steeds hetzelfde uitziet.
Dat klinkt goed.
Er zijn nog geen reacties.