Deel 4: Sinnih 'Gale_2'
“Meen je dat echt? Philippe is slager bij jou in het dorp?”
Alia knikt stilletjes.
“Meer nog, ik verdenk hem van mijn vader vermoord te hebben. Dat is nooit bewezen, en niemand zal mij geloven, maar volgens mij is het zo.”
“Je hebt het me verteld, maar de Philippe die ik ken is zachtaardig en zou nooit een vlieg kwaad doen. Hoe kan het dat iemand zo verschillend is op twee verschillende plaatsen?”
“Ik weet het niet. Elke keer als hij me zag was hij venijnig, ik hoorde volgens hem niet thuis in het dorp.”
Verder kan ik haar niets vragen, we zijn achterin de bibliotheek. Het is echt goed te zien dat Alia er mee zit. Misschien dat Philippe straks wel een antwoord geeft. Eigenlijk wel raar, ik ken Philippe al mijn hele leven, ik heb nooit er ook maar iets van gemerkt.
Mooie plaats eigenlijk, ik ben in dit gedeelte nog nooit geweest. Alles lijkt ouder dan de rest van de bibliotheek. Alle boekenkasten, stoelen, tafel, fakkelhouders enzovoort zijn met de grootste zorg afgewerkt. Het houdt dat hier bewerkt is, is fijner dan ik ooit gezien heb. Alhoewel, het lijkt wat op het werk dat ik gezien heb in Magiallis. Maar dat kan gezichtsbedrog zijn.
Philippe gaat aan zijn bureau zitten en gebaart ons naar de stoelen die er tegenover staan. Natuurlijk weer net vier, alsof alles zoals gepland verloopt. Op het bureau liggen enkele veren en een paar inktpotjes. Verder ligt er enkel nog een raar boek. Jammer genoeg kan ik het woord op de buitenkant niet ondersteboven lezen. Normaal ben ik er nochtans goed in, maar het is waarschijnlijk een woord dat ik niet ken of een taal dat ik niet begrijp.
“Waar zal ik beginnen, misschien best dat ik begin met excuses. Lolan, ik was je grootste rivaal, ook de enige die maar een kleine kans had tegen jouw kracht. Dat heeft zijn redenen, die zal je allemaal nog te weten komen, maar niet van mij, ik mag niet te veel vertellen omdat alles wat moet gebeuren dan niet zal gebeuren. Aan Gale en Jenny gaan ook excuses uit omdat ik jullie heb misleid en bedrogen. Ik heb jullie beiden zo veel mogelijk willen helpen met wat de toekomst te bieden heeft. Maar wederom mocht ik niet te veel doen omdat alles wat moet gebeuren dan niet zou gebeuren.”
Philippe slaagt een diepe zucht, iets zegt me dat dit echt nog maar de top van de ijsberg is.
“Maar mijn grootste excuses gaan naar Alia. Het spijt me zo hard dat ik zo moeilijk voor je ben geweest. Ik moest wel, anders had je nu niet hier geweest met de anderen van deze groep.”
Philippe is even stil, waarschijnlijk om te zoeken hoe hij verder moet gaan. Mij spijt het dat ik nooit geweten heb dat hij anders was dan hij zich voordoet. Is hij dan geen goedaardig man? Waarom was hij op de plaatsen waar ook wij gevieren waren?
“Nog één ding Alia, het moeilijkste wat ik ooit gedaan heb was in Johtih. Je kan het je misschien al wel voorstellen wat ik bedoel. Jij denkt vast dat ik je ouders vermoord heb, en dat is ook zo. Maar het is niet dat ik het wou. Het is de profetie en magie die het me verplichte. Jij moest denken dat ik ervan genoot, daarom dat ik aan tafel zo hard begon te lachen op het moment dat je binnen kwam. Het is lang geleden afgesproken, je ouders wisten het ook, dat wanneer je iets zou horen dat te maken had met de profetie ze moesten sterven. Ze zouden moeten sterven door mijn hand. Dat is het ergste wat ik ooit moest doen. Ik zal je niet zeggen hoe het is gegaan Alia, maar ik smeek je me te vergeven voor de moord die ik heb moeten doen. De magie was te sterk.”
Philippe laat zijn tranen de volle loop, volgens mij meent hij wat hij zegt. Hij kijkt Alia dan ook strak aan terwijl hij wacht tot ze hem vergiffenis schenkt. Maar zo ziet het er niet naar uit, Alia lijkt eerder in staat hem neer te schieten met haar boog dan vergiffenis te schenken.
“‘Ik heb het altijd geweten dat je hen hebt vermoord. Ik wist gewoon dat toen je terugkwam zonder hen dat jij degene was die ik zou vermoorden. De dorpelingen hebben je nooit terecht gewezen en je de doodstraf bezorgd. Toch zal je deze niet ontlopen.”
Alia richt haar pijl en laat los.
“Nee!” Ik weet nog voor ik in beweging kom om de pijl tegen te houden dat ik te laat zal zijn. Philippe is altijd mijn vriend geweest, iemand met een schat aan kennis, iemand waar ik van dacht dat hij nooit in staat zou zijn om te moorden. En het lijkt wel zonder reden. Profetie is geen reden, dat is een geschreven goed uit oude tijden, en mag niet geïnterpreteerd worden als zijnde werkelijkheid.
Ik vlieg verder naar voren maar ik ben te laat. De pijl is me gepasseerd en verder gevlogen naar Philippe. Ik draai mezelf en verwacht te zien hoe hij sterft, of er misschien iets is wat ik nog kan doen. Misschien zelfs met het nieuwe boek met magie, daarin zal wel een krachtige geneesspreuk staan. Misschien ben ik nog net op tijd om hem te redden van de dood.
Maar dat alles is niet nodig, de pijl heeft Philippe op een haar na gemist en steekt net naast hals boven zijn schouder in de boekenkast waar hij tegen stond.
“Maar nu nog niet.” Zegt Alia met ijzige stem. “U, mijn beste, heeft eerst nog veel meer uit te leggen dan enkel dat je mijn ouders vermoord hebt. Ik zal u vermoorden, wees daar maar zeker van, maar je mag zelf beslissen of het een langzame marteldood wordt, of een eerzame snelle dood. Ik heb nog nooit iemand gemarteld, maar ik weet zeker dat ik het lang kan volhouden met in gedachten wat U van me afgenomen heeft.”
Ik zie Philippe zichtbaar hijgen, hij had net als ik gedacht dat zijn leven voorbij was, maar iets in zijn blik zegt me dat hij dat niet had laten gebeuren. Alia is echt niet zichzelf, ik had nooit in haar de vrouw gezien die ik nu zie. De woede die haar nu beheerst, wordt haar nog net niet te veel. De reden overwint gelukkig nog zodat Philippe op zijn minst kan uitspreken.
Zelf weet ik niet wat ik moet doen, Alia hem laten vermoorden na zijn verhaal of proberen hem te redden. Ik kan er nog steeds niet bij dat een man als hij tot een laffe moord van haar ouders in staat is. Misschien is het echt de magie die hem gedwongen heeft en kon hij er niets tegen beginnen.
“Alia, alsjeblieft, het spijt me.” Hijgt hij weer. “Het was niet mijn keuze, het was die van Assandrelle.”
Vol schrik dat hij zich versproken heeft slaat hij zijn hand voor zijn mond.
“Dat mocht ik niet zeggen, en eigenlijk zou het niet eens mogelijk mogen zijn.”
“Wie is Assandrelle?” Vraagt Alia dreigend.
“Al zou je me martelen, meer kan ik niet zeggen. Jullie moeten naar Johtih, en daar zullen jullie meer te weten komen. Maar ik ben niet bevoegd jullie meer te vertellen.”
Alia stapt nog dichter naar Philippe toe.
“Ik vraag het je nog één keer, je zal antwoorden. Wie is Assandrelle!”
Dat laatste roept ze uit, alsof ze het eruit wil roepen. Ik neem haar schouder vast en trek haar zachtjes achteruit.
“Alia, rustig, dit is moeilijk voor je, maar laat Philippe zijn verhaal doen. Misschien dat je zo iets meer te weten komt. En net als hij zegt, we zullen naar Johtih gaan om antwoorden te halen.”
Alia kijkt me in mijn ogen en ik zie de woedende vlammen. Het bevestigt wat ik al dacht, het is niet enkel woede van een mens. Het is een woede waarvan ik denk dat het met magie te maken heeft. Of het nu uit zichzelf komt of uit de diamant, geen idee, en het maakt ook helemaal niet uit, ze moet tot zichzelf komen.
Langzaam verdwijnt de woede terwijl ze me strak aankijkt. Rustig aan verschijnen weer de prachtige blauwe ogen zonder woede. Beredenering en rust kan ik nu in haar ogen zien.
Ik laat ze los, want ik weet dat ze nu niets stom meer zal doen.
“Het spijt me, ik wou niet zo woedend reageren, het is verschrikkelijk wat hij gedaan heeft, maar de woede nam bezit van me, ik kon er niets tegen doen. Het was alsof ik de woede niet de baas kon blijven. Tot … jij iets deed?”
“Het is je gelukt! Alleen, je bent zeer sterk Alia.”
Ik draai me weer om naar Philippe en kijk hem streng aan.
“Aangezien u toch alles lijkt te weten, zou de woede waar ze over spreekt iets met magie te maken kunnen hebben?”
Philippe kijkt verbaasd, maar is ook nog steeds angstig.
“Hoe weet je van magie af? Het was de bedoeling dat niemand van jullie iets van magie mochten afweten tot …” Hij zwijgt even terwijl hij over zijn woorden nadenkt. “… later.”
“We zijn er zelf nog maar net achter gekomen. In de plaats Magiallis, iets wat je waarschijnlijk ook wel kent. Daar heb ik per ongeluk een magische barrière opgewekt toen Lolan me aanviel.”
“hmm …” bromt Lolan, “Zonder dat vals spel had je nooit gewonnen, en je weet het.”
Ondanks alles moet ik grinniken, hoe kan Lolan op een moment als dit nog zo’n ondoordachte opmerking maken.
“Die woede heeft inderdaad deels met magie te maken, ieder van jullie zal moeten leren met de magie om te gaan. Elk op jullie eigen manier. Alia kan blijkbaar haar woede beheersen als ze een stem vol rust en reden hoort. Of gewoon de stem van Gale. Na een tijdje zal ze zelf de woede kunnen beheersen zonder hulp en het zelfs kunnen sturen. Als je het kan sturen kan je het ook gebruiken, want jullie hebben nog een hele reis voor de boeg.”
Daar klinkt logisch achter, alhoewel ik nog steeds niet weet waar onze reis naar toe zal leiden. Avonturieren puur voor het avontuur? De waarheid van onze afkomst te weten komen? Het verslaan van Ja’afar? Waarschijnlijk niets van dit alles, waarschijnlijk vinden we nog iets dat we nog niet kunnen bedenken.
Er spoken een heleboel vragen door mijn hoofd, maar wat is de belangrijkste? Jenny is me voor om een vraag te stellen. Ze is al een hele tijd stil en het lijkt dat ze er niet altijd bij is, maar ze weet wel slimmer over te komen dan ze er uitziet.
“Philippe, ik denk niet dat het toeval is dat je op elk van onze plaatsen was. En ik vraag me ook af hoe je op verschillende plaatsen tegelijk kan zijn. Leg dat eens uit.”
Langzaam knikt Philippe, waarschijnlijk overweegt hij of hij het wel mag of kan vertellen.
“Het is inderdaad geen toeval, ik ben een Palindung, een schepsel dat maar voor een deel mens is.”
Alle vier schrikken we ervan. Een halfmens! Hoe is dat mogelijk. We kennen deze man al heel ons leven, dus ik had eigenlijk verwacht dat een soort magisch voorwerp gevonden had zodat hij op de vier plaatsen tegelijk kon zijn. En eigenlijk, nu ik er zo bij nadenk, het kan ook meer dan vier plaatsen zijn. Waarom zou hij ook niet op een plaats in Kantih zijn? Of misschien zelfs op 2 plaatsen in dezelfde regio? Ik zal hem zijn verhaal laten afmaken en het me dan vragen.
“Om het gemakkelijk uit te leggen is het dit eigenlijk, ik lijk enorm op een mens, maar ik ben het niet. Zeg maar een mens met een speciale magische kracht. Het is een aangeboren magie die me dus niet tot mens maakt.”
“Dus eigenlijk,” valt Jenny hem in de reden, “is Gale ook zo een magisch wezen en geen mens.”
Traag schudt Philippe zijn hoofd. “Het is niet aan mij om uit te leggen hoe het bij jullie precies in elkaar zit, daarvoor zal je ergens anders naar toe moeten gaan. Maar het is niet enkel Gale die die kracht bezit, elk van jullie heeft het in zich. Jullie moeten het mij niet vertellen, maar best elkaar wel. Jullie zullen allemaal een raar moment meegemaakt hebben, iets dat echt niet kan zoals een gedachte van iemand dat je hoort. Het is belangrijk dat jullie het van elkaar weten, want dat wil zeggen dat de magische gave zich bij jullie begint te ontwikkelen.”
Philippe zwijgt even, dan kan iedereen even nadenken. Hij weet natuurlijk niet dat we het al aan elkaar hebben verteld, al was het dan per ongeluk. Hij slaat wel de nagel op de kop met ‘een gedachte van iemand horen’. Dat is exact wat ik voor had. Bij de 3 anderen was het een dier, maar het komt op hetzelfde neer.
“Wat is een Pelingdung.” Dringt Alia aan.
Philippe knikt weer, hij heeft zich hier kennelijk jaren op voorbereid. Hij wist dat dit ooit zou komen.
“Ik kan jammer genoeg niet in detail treden, er zijn zaken die ik weer niet mag vertellen, ik ben maar een gewone Pelingdung, wij fungeren als beschermers. We zijn een uitvoerende macht, niet de leidinggevende. Een Pelingdung is iemand die op verschillende plaatsen tegelijk kan zijn met behulp van zijn eigen gave. Hij of zij is niet echt iemand die zelf graag beslist wat er moet gebeuren, onze soort wordt eigenlijk graag geregeerd om het gemakkelijk te zeggen. Daarmee heb je nooit problemen met belangrijke keuzes. En al helemaal niet een keuze die de loop der zaken kan veranderen. Wij als Pelingdung moeten anderen beschermen door als vriend of iets dergelijks dicht bij de Pelingi, de beschermelingen, te staan. Zonder dat ze het weten, want dan verliest een deel van de magie zijn effect. Onze magie werkt als een soort koepel zodat niemand jullie kan vinden, zelfs niet met magie. Enkel onze opdrachtgevers zouden dan weten waar de Pelingi zich bevinden, evenals de Pelingdung. Beschermers moeten ten alle tijden zorgen dat jullie niets overkomt, al zeker niet met magie. We hebben het vermogen de magie te voelen en absorberen, meestal onbewust.”
“Als ik het goed begrijp heeft u ons uw hele leven gevolgd om te voorkomen dat ons iets overkwam?”
“Klopt, maar jullie opvoeders heb ik telkens in het heel kort gezegd dat ik er was, ze wisten dan wel nauwelijks iets van magie, maar ze wisten dat die er was. Door een magische band konden ze ook niet zeggen.”
Plotseling slaat Lolan met zijn vuist op tafel. “Dat is niet eerlijk, al die tijd wisten onze zogezegde ouders dat er veel meer aan de hand was dan dat we geadopteerd waren. Zelfs mijn enige echte rivaal voor het worsteltoernooi kende me beter dan ik hem. Dus daarom kwam je af en toe oefenen Philippe, waarom heb je me nooit iets gezegd?”
Lolan heeft kennelijk weer niet echt geluisterd, als Philippe hem vertelde over wat er gaande was, dan zou de magie niet meer werken en zouden ze hem kunnen opsporen … wie zijn ‘ze’ eigenlijk?
“Ik heb het uitgelegd Lolan, ik kon het niet vertellen om dat dan de magie zou scheuren, iedereen met een klein beetje magisch verstand kon je zomaar opsporen, het zou te gevaarlijk zijn.”
“Die bescherming van u was ook geweldig.” Merkt Alia sarcastisch op. “Ik had het goed bij mijn ouders, maar u bent verantwoordelijk voor hun dood. U bent nooit vriendelijk geweest en nadat ze gestorven zijn bent u maar 1 keer langs geweest, om een brief te brengen, en dat nog eens veel te laat.”
“Mijn moedige Alia, ik kan niet meer doen dan mijn spijt betuigen. Ik doe wat mij is opgedragen. Ik weet ook waarom ik het doe, want mijn opdrachtgeefster heeft me alles uitgelegd, ook de profetie.”
“hmmff” Alia trekt haar neus op en kijkt de andere kant uit, het is te zien dat ze er nog altijd niet bij kan. Het is dan ook heel erg wat er gebeurd is.
Ik begin zelf overtuigd te geraken van het verhaal van Philippe, het is te ongelooflijk om verzonnen te zijn. Maar ik snap ook dat Alia zich er niet mee wil verzoenen. Hoe zou ik zelf zijn, moesten mijn ouders vermoord worden … ik heb natuurlijk mijn ouders nooit gekend.
“Kijk, mijn bescherming heeft wel degelijk iets uitgehaald, jullie is nooit iets overkomen en ik heb maar 1 wezen moeten uitschakelen in al die jaren dat jullie hier zijn.”
“Maar wacht eens even,” Alia klinkt plots verschrikt, “als de magie verhindert om ons te vinden, en de magie werkte zolang we er niets vanaf wisten, dan kunnen ze ons nu vinden. Alhoewel ik ook nog steeds niet weet wie ‘ze’ zijn. Of is het Assandrelle?”
Philippe knikt weer. “Inderdaad Alia, vanaf nu kunnen ze jullie vinden, ik mag niet zeggen wie ‘ze’ zijn, maar Assandrelle is het niet, zij zal jullie helpen, niet vermoorden. Trouwens, ik vind het zelfs raar dat jullie hier geraakt zijn zonder iets tegen te komen. Wat kwamen jullie zelfs doen.”
Nu ben ik het die het woord neemt, want we zijn wel degelijk iets tegengekomen en net dat is de reden dat we hier zijn. Ik snap dat de anderen Philippe niet echt meer vertrouwen, maar voor mij is hij altijd mijn vertrouwenspersoon geweest. Elke keer dat ik van bij de bewakers weg kon, kwam ik hierheen, voor boeken en gesprekken met hem.
“Philippe, we zijn wel iets tegengekomen en dat is exact de reden dat we hier zijn. Je hebt het verhaal van Vattenprov zelf aan me verteld, hij kwam plots opdagen aan het strand.”
“Jullie zijn Vattenprov tegengekomen?” Vraagt Philippe verbaasd. “Jullie hebben het ook nog eens overleefd ook? Verbazingwekkend! Nog nooit heeft iemand, die Vattenprov getrotseerd heeft, het kunnen navertellen.”
Inderdaad, dat heeft hij mij vroeger al eens verteld. Vattenprov heeft hele legers afgeslacht toen Sinnih probeerde het monster neer te halen. Tegenwoordig ziet men dat als een legende, er is bijna niemand die gelooft in het bestaan van het monster. Philippe is duidelijk iemand die weet dat Vattenprov bestaat, nu ja … bestaan heeft, nadat wij ermee klaar waren.
“Het monster is zelfs dood, dus hij heeft het niet kunnen navertellen.”
Philippe schudt zijn hoofd.
“De magie is krachtig, Vattenprov is niet dood, hij heeft het overleefd. Hij handelde ook niet uit zichzelf, Vattenprov is altijd een bewaker geweest, door de eeuwen heen. Wat hij bewaakte weet niemand, maar wel weet men wie de opdrachtgever is. En wederom mag ik niets zeggen.”
“Het kan me al niet meer schelen hoe veel je verzwijgt, we zullen erachter komen en als er ook maar iets bij is waar jij verantwoordelijk voor bent zweer ik dat ik terugkom en een pijl tussen je ogen plant.”
Alia is nog steeds woedend, zo blijkt. Voor het escaleert moeten we van onderwerp veranderen. Jenny voelt het gelukkig ook aan.
“We weten wel wat Vattenprov bewaakte. Misschien moeten we het ook maar geheimhouden voor jou hè Philippe.”
“Jenny, alsjeblieft, ik probeer maar te helpen en ik kan er niets aan doen dat de magie het me verhinderd. Ik heb je toch Gladiris gegeven? Samen met de prachtige schede. Ik zie dat je het bij hebt, dus je moet er wel blij mee zijn.”
“Klopt allemaal, maar waarom zouden we je helpen met het te vertellen. Wij weten niet wie de opdrachtgever van Vattenprov is. Het kan evengoed Philippe de smid zijn.”
Nu probeer ik de boel te sussen, als we zo verder gaan hebben we straks een gigantische ruzie en komen we geen stap verder. Ik wil nog steeds weten wat we in Johtih moeten gaan doen.
“We zullen het vertellen, meer nog, ik zal het zelfs laten zien, want het was voor mij.”
Tegen mijn verwachtingen in probeert niemand me te stoppen het boek boven te halen, Alia kijkt vijandig, maar dat is het dan ook. Ik laat Philippe de voorkant zien, waar ook de edelsteen ingebed is. Philippe kijkt er vol bewondering naar. Hij vraagt of hij het mag aanraken, ik twijfel eigenlijk, iets zegt me dat het geen goed idee is. Maar zowel Jenny als Alia staan met hun wapens klaar om aan te vallen. Ik geef hem het boek even, maar ik blijf in de buurt om het snel terug te nemen.
“Philippe, ik wil niet dat je het opent. Ik weet niet wat er kan gebeuren dan.”
“Ik zou het niet openen ook al zei je niets Gale, het is jou boek, en enkel iemand met de specifieke magie zoals die van jullie gevieren wordt er niet blind van. Het is een prachtig boek, maar ook extreem gevaarlijk. Ook hier zijn er enkele legenden over, maar die doen er nu niet toe, daar zullen jullie niet genoeg tijd voor hebben. Zorg dat het niet in de verkeerde handen terechtkomt. Jongeren, jullie gaan terecht komen in een oorlog die al eeuwen duurt. Misschien zijn jullie zelfs de oplossing van deze oorlog. Dat hoop ik van harte.”
“Niet genoeg tijd voor hebben? Wat bedoelt u? En van oorlog heb ik nog niets gemerkt, enige oproer wordt meteen door Ja’afar de kop ingedrukt.”
“Er is niet genoeg tijd nu de magie verbroken is, ze kunnen jullie vinden. Meer nog ze zullen jullie vinden, waarschijnlijk zijn ze al onderweg. Ook oorlog is er altijd geweest, al is het dan zo stil dat de normale bevolking er bijna niets van merkt. Er woedt al oorlog tegen Ja’afar sinds de dag dat hij de troon besteeg. Zelfs daarvoor nog. Nooit is het gelukt om hem van zijn machtige troon af te werpen, hij heeft te veel magie tot zijn beschikking heeft. Ook zijn vrouw is niet mis. Niet veel mensen weten dat Ja’afar getrouwd is., en nog minder mensen weten dat hij getrouwd is met Carmen. Carmen is een heks met een formidabele magische gave waar menig magisch wezen jaloers op is. Er zijn er niet veel die haar magische kracht evenaren. Alsmede haar schoonheid naar het schijnt. Er gaan verhalen de ronde dat de schoonheid van Carmen niet voor een sterfelijke ziel bestemd is, zonder daarna dood neer te vallen. Ikzelf geloof hier niet in. Maar ik geloof wel in de metafoor dat ze zo knap kan zijn.”
Philippe zwijgt even na zijn relaas om op adem te komen.
Nu kan ik de kamer beter in me opnemen, behalve het feit dat alles gewoonweg ouder en met meer precisie is afgewerkt lijkt, is er iets extra in de kamer aanwezig. Ik kan er niet echt de vinger op leggen. Ik probeer alles te bekijken. Je ziet een plafondschildering op ons neerkijken. Het is een jonge naakte vrouw. Ze zit voor een deel achter een wolk verscholen waar ze op steunt om niet naar beneden te donderen. Haar armen strekken zich zwoel onze richting uit en de vingers zijn wat gekromd. Het blauwe van haar ogen lijkt net ook boven haar vingers tevoorschijn te komen. Alsof er een soort lichtbol gevormd wordt. Naast haar hoofd staat er een symbool. Het is een cirkel waar 4 lijnen uit komen. Ik heb dit symbool eerder gezien, maar waar? Waarschijnlijk op een moment dat ik er niet echt op gelet heb. En ik heb ook niet het gevoel dat het al lang geleden is. Ik pijnig mijn hersens om het te weten te komen, maar dan laat ik het varen. Als het belangrijk is zal ik het me wel weer herinneren.
Ik laat mijn blik verder dwalen naar de boekenkasten. Niets in de kasten springt er echt uit om mijn aandacht te trekken. Op een van de kasten ligt een boekenrol. Het lijk heel oud, maar toch is het niet zo poreus zodat het in stukken valt als je het aanraakt. En toch lijkt het meer dan oud genoeg om te verpoederen bij aanraking.
Dan realiseer ik me hoe het kan dat het niet zal stuk gaan. De plafondschildering is niet zomaar een schildering. Het blauwe licht net voorbij de vingers is geen foutje. Het stelt magie voor. Nee, dat is ook niet correct. Het IS magie en het symbool dat naast de vrouw staat, dat stelt de magie voor.
Door tot deze conclusie te komen weet ik ook waar ik het symbool gezien heb, het staat in het boek dat ik had in Magiallis op de eerste pagina. Waarschijnlijk om aan te duiden dat het weldegelijk een magisch boek is.
Dan valt me iets op aan de vrouw, ze vertoont best wel wat gelijkenissen met Jenny en Alia. Meer met Jenny eigenlijk. Hetzelfde blonde haar, dezelfde gezichtscontouren zijn al algemene gelijkheden. Maar het belangrijkste zijn de oren, ze zijn puntig, net als die van Jenny en Alia. Eigenlijk ook als die van Lolan en mij, maar bij ons is het minder uitgesproken, denk ik.
Dus nu ik weet dat het schilderij magie bevat denk ik dat de magie ervoor zorgt dat niets verouderd. Inclusief Philippe. Ik ken hem al mijn hele leven, maar hij is altijd even jong of oud geweest. Hij is geen oude man, maar hij is ook niet meer zo jong als wij zijn. Ik zou denken dat hij 30-35 zomers heeft meegemaakt. Maar natuurlijk is het zo dat hij geen mens is, of op zijn minst deels niet. Hmm, nu ik er op let, zijn oren zijn wel normaal, maar dat zal wel te maken hebben met dat hij een Pelindung is.
Wanneer Philippe mijn gedachtestroom onderbreekt, klinkt hij plots veel ouder dan voorheen. Iets zegt me dat er niet veel uitleg meer gegeven zal worden.
“Kinderen, jullie zullen Carmen zeker weten ontmoeten, wees bedachtzaam. Laat je niet verleiden kinderen, ze is sluwer dan ze lijkt.
Lolan wuift de waarschuwing weg.
“jaja, wat is de kans dat we haar ontmoeten? De wereld is groot, en zelfs als we bij Ja’afar geraken, dan nog zullen we haar niet zien. Hij zal haar toch niet toelaten in zijn ruimten bij de gasten.”
“Dat, mijn beste Lolan, is heel kortzichtig. Ik heb je heel je leven proberen bij te brengen dat er meer is dan alleen spierkracht en mannen die sterker zouden zijn. Je onderschat Carmen, ze is tot dingen in staat die jij in je wildste fantasie nog niet kan bedenken. Ze is steeds aan Ja’afar’s zijde, en zal zich zeker niet laten verstoppen. Al helemaal niet wanneer ze iets belangrijk denkt te horen.”
Philippe houdt even een pauze, het is nu echt voorbij denk ik. Hij gaat vertellen wat we nu moeten doen. Ik kijk diep in zijn ogen en probeer de gedachte te vangen. Maar wat ik daar te zien krijg snap ik niet. Het zijn maar korte woorden en niet volledige gedachten die ik waarneem. ‘Johtih Elfaria’ en ‘Unovih schild’. Het is alsof Philippe twijfelt wat het beste is om eerst aan ons te adviseren. Waar zouden we eerst naar toe moeten? Johtih of Unovih? En wat is Elfaria? Op het moment dat Philippe beseft wat ik aan het doen ben sluit hij zich volledig af. Ik vlieg zelfs letterlijk achteruit alsof er een drukgolf ontstaan is.
“Gale, doe dat niet bij me! Ik probeer jullie enkel te helpen. Je mag niets te weten komen wat ik niet vertel, dan gebeuren de dingen die moeten gebeuren misschien nooit en is de toekomst nog meer duister dan voorheen!”
Philippe is werkelijk kwaad, het zou wat, het is ons recht om te weten of hij wel degelijk is wij hij zegt te zijn. Hij heeft heel zijn leven al tegen ons gelogen.
Dan stoot Alia mij aan.
“Wat heb je gelezen?” vraagt ze fluisterend. Er klinkt bewondering door in haar stem. Ik heb eigenlijk zelf geen idee hoe het komt dat ik zo gemakkelijk het kon lezen. Nu ja, gemakkelijk? Het ging snel, zonder al te veel te concentreren, maar ik kon er niet veel uit opmaken behalve die korte woorden.
Ik fluister terug: “Niet veel, het ging heel gemakkelijk, maar toch kon ik niet veel lezen, enkel iets over Johtih met Elfaria en Unovih met een schild. Enig idee wat het wil zeggen?”
“Het klinkt of er 2 belangrijke dingen zijn waar we naar toe moeten, zowel Unovih als Johtih. Maar waar moeten we eerst heen?”
Ik ben nog over de vraag aan het nadenken terwijl Philippe me strak aankijkt.
“Zoals Gale waarschijnlijk al weet twijfel ik waar ik jullie eerst naar toe moet laten gaan, Johtih of Unovih. In Unovih is er nog iets dat jullie moeten ophalen. En wat is dat? Gale?”
Philippe’s stem klinkt gekrenkt, hoe zou je zelf zijn als je gedachten gelezen worden? Dat is iets persoonlijks, iets wat je niet zomaar af wil geven. Misschien ben ik toch mijn boekje te buiten gegaan.
“Het is een schild, maar ik heb geen idee waarom we een schild zouden moeten hebben.”
Philippe zucht.
“Denk eens aan Lolan, hij is de enige die nog geen wapen tot beschikking heeft, toch? Zijn kracht is zijn wapen, maar hij moet zich nog wel kunnen verdedigen, niet?”
Daar heeft hij een punt, Ik heb er daarstraks eigenlijk ook aan gedacht, maar toen wist ik niet wat voor wapen Lolan zou moeten krijgen. Hij heeft inderdaad zijn kracht, daar heeft hij niets voor nodig. Enkel een verdediging is misschien wel handig. Zou het dan ook magie verdedigen? Dat zou geweldig zijn, dan kan hij niet zomaar neergeslagen worden door een magische muur zoals ik tegen hem deed. Natuurlijk moet hij het dan niet tegen mij gebruiken, dan wil ik zeker wel aan zijn zijde strijden tegen … tegen wat? Tegen Ja’afar? Ik ben niet gemaakt voor dit soort avontuur! Kan ik niet hier in Sinnih blijven, in de bibliotheek? Natuurlijk kan dat niet, maar het zou wel een gemakkelijke optie zijn.
“Dat heb ik eigenlijk niet nodig, maar ik ben wel nieuwsgierig naar dat schild.” Antwoordt Lolan stoer. “Dus daar gaan we eerst naar toe.”
‘”olan, allemaal goed en wel, maar wat is er in Johtih te zien?”
Jenny is steeds zo stil, maar nu zit ze vol spanning naar Philippe te staren.
“Ik kan er weer niet veel over zeggen, en jullie kunnen het nog niet volledig weten.” Philippe’s ogen zouden me wel kunnen doden. Het lijkt erop dat er iets gigantisch op het spel sta als ik het nog eens probeer … misschien moet ik het maar laten.
“In Johtih ligt Elfaria, diep verscholen in het woud. Eens jullie in Johtih zijn zal Osanna jullie begeleiden en zullen jullie steeds meer te weten komen. Maar toch denk ik dat het slimmer is om eerst naar Unovih te gaan om toch maar dat schild op te halen, je weet nooit hoe handig het kan zijn.”
Ik wil nog verschillende dingen vragen, zoals hoe we gemakkelijk in Unovih kunnen geraken, of waar het schild zich exact bevindt. Maar niets van dat alles kan ik nog nu nog vragen. Zonder waarschuwen valt de muur in stukken op de grond. Vol verbazing kijken we in de richting van het gat. Eerst kunnen we niets zien door het stof dat zich vormt door de val van de muur. Terwijl wij vier nog zitten is Philippe al recht gesprongen in de richting van de boekenkast, die kast moet wel heel erg belangrijk zijn. Hij trekt er een boekenrol uit, kijkt naar ons en roept dat we moeten maken dat we weg zijn, hij kan niets meer voor ons doen. Vervolgens opent hij de boekenrol en leest er iets hardop van. Door het geluid van vallend puin hoor ik niet wat hij zegt, maar het moet een spreuk zijn, want hij en de boekenkast vervagen tot ze volledig verdwenen zijn. Nu zijn we op ons zelf aangewezen. Niet wetend wat te doen, wachten we maar af tot het stof is gaan liggen en we kunnen zien wat de muur heeft doen instorten.
Dan zie ik wat het is, maar ik geloof niet wat ik zie, het kan helemaal niet. Het wezen dat achter de muur staat is minstens 2 keer zo hoog als de bibliotheek is. Maar veel belangrijker, het wezen lijkt sprekend op een draak. Een draak is een figuur uit de sprookjes. Over die sprookjesfiguren heb ik in deze bibliotheek heb gelezen. Meer tijd om over deze wezens na te denken heb ik niet, nu is alles gericht op overleven.
Ikzelf weet niet goed wat doen, zoeken in mijn boek neemt veel tijd in beslag. Toch open ik het om toch maar iets te doen te hebben, wat kan ik anders doen? Geen enkel wapen kan ik zo goed hanteren als mijn hersenen, en dat is wat ik ga doen.
Ik zie meteen dat ik goed gekozen heb, want Jenny, Alia en Lolan beginnen meteen de draak aan te vallen. Natuurlijk is het niet zo slim van Lolan om hem met de blote vuist aan te pakken. Nog voor hij de draak kan aanraken, slaat deze al toe met zijn klauw. De klauw is ongeveer zo groot als wij zelf zijn. Ik dacht dat het met Lolan gedaan was, maar hij heeft zich vast gegrabbeld aan de klauw en vliegt zo mee doorheen de kamer.
Ondertussen hakt Jenny met haar zwaard in op de andere klauw die kwam aanvliegen. Ook Alia is volop aan het schieten met haar pijlen. Maar niets van dit alles lijkt echt veel effect te hebben, het wezen is gewoonweg veel te groot.
Dan vind ik iets in mijn boek. Ik heb ergens het idee dat de draak magisch beschermd is, zodus kan ik hem niet doden, maar wel kan ik proberen hem te verlammen. “Pone tempus”! roep ik uit zonder ook maar een moment te twijfelen. Met deze spreuk zou de draak eigenlijk een tijdje niets meer kunnen doen, Omdat hij zo groot is, heb ik geen idee hoe lang de spreuk effect zal hebben.
In elk geval werkt het wel, de draak stopt plots met brullen en staat daar bewegingloos. Lolan hangt wat verbaasd aan een van de vingers in de klauw. Gelukkig heeft hij het overleefd.
“Geen tijd om nog aan te vallen, ik weet niet hoe lang hij zo blijft, we moeten maken dat we weg zijn, net zoals Philippe zei.”
Niemand heeft iets zinnig tegen te werpen, ze volgen me meteen. Lolan moet wel wat moeite doen om naar beneden te geraken, hij hangt bijna tot tegen de zoldering.
Zo snel mogelijk zijn we op weg, terug naar de poort van Magiallis, daar zullen we wel veilig zijn. Maar zou de draak ook niet over de grenzen kunnen vliegen? Dat zijn zorgen voor later, eerst terug in Magiallis geraken en daar uitzoeken wat we nu moeten doen.
Gelukkig dat ik hier mijn weg goed ken, de anderen zijn volledig van de kaart en weten absoluut niet welke richting we uit moeten. Ze zeggen ook niets, ze zijn te zeer onder de indruk. Weten ze eigenlijk wel dat het een draak is? Dat zal ik moeten uitleggen, maar niet nu, nu sparen we de energie voor onze aftocht.
Na tien minuten lopen, horen we in de verte gebrul, ik schrik op en begin harder te lopen, we moeten bij de poort geraken voor de draak ons kan volgen. De spreuk heeft 10minuten gewerkt, dat is niet voldoende, maar het is wel iets. Bij zo’n gigantisch magisch beest had ik het veel minder verwacht.
Allerlei geluiden komen onze richting uit. Ik ben zeker dat ze van de draak komen, ik begin bang te worden dat we het niet zullen halen. Het geluidkomt snel deze richting uit. In de verte zie ik het pad dat in de buurt van de heuvel komt. Maar als ik omkijk zie ik ook de draak vliegen. Onze richting uit.
Het ziet er om de een of andere manier razend uit. Het is nu echt een spurt om leven en dood. Ik hoor Jenny gillen, ook zij heeft omgekeken. Vanop deze afstand kunnen we niet alle details van de draak zien, hij is groen, dat is zeker, de schubben die ik eerder gezien heb, lijken nu niet te bestaan. Alsof hij nu een geheel pantser heeft. Als hij zijn bek opent komt er een gigantisch gebrul uit. Het verbaast me eigenlijk dat er geen dorpelingen naar buiten komen en wegrennen. Misschien dat ze al weg zijn of een betere oplossing hebben.
Eindelijk zie ik de heuvel, de poort zou er ook moeten zijn. Nee niet waar, ik moet eerst de wortel weer vinden, het wordt echt een race tegen de tijd. De draak is nu echt goed zichtbaar, we kunnen hem recht in de ogen kijken. Ik zie de wortel, en al vanop een afstand trek ik hem naar mij toe door de luchtspreuk te gebruiken. Tegelijkertijd wijs ik naar de andere waar de poort zal verschijnen. Zonder aarzelen lopen we ernaartoe, maar ik struikel over iets.
Het blauwe licht springt weer tevoorschijn uit de hemel, en ook de poort verschijnt.
Op het moment dat ik op wil springen om richting van de deur te gaan voel ik een soort aardbeving, alsof de goden ermee gemoeid zijn. Ik weet dat het geen goden zijn, het is de draak die zijn landing maakt vlak achter mij. Door de schokgolf, veroorzaakt door de onzachte landing, smak ik weer neer op de koude ondergrond. Nu is het gedaan met mij, ik weet het zeker. Ik zie dat Alia en Jenny al door de poort zijn verdwenen, maar Lolan staat er nog en kijkt naar mij. Ik zie hem twijfelen of hij me zal helpen of niet.
Ik keer me op mijn rug en steek in een reflex mijn hand op naar de draak. Zonder te weten wat ik zeg komt er geluid uit mijn mond. De draak komt met zijn bek dichterbij en staat klaar om toe te bijten. De reflex is een wanhoopsdaad, maar ik weet niet wat ik ermee zal doen.
Het volgende ogenblik wordt alles zwart, ik veronderstel dat dat de draak me in zijn bek heeft. Ik sluit mijn ogen en ik hoor een gigantische knal. Daarna niets meer, een scherp gepiep, dat is alles. Dit is dus sterven, eindeloos zwart, niets meer horen, geen pijn, gewoon niets. Ik ben moe, ik denk dat ik ga slapen. Een slaap die voor altijd zal duren. Vaarwel, onze quest zal nooit ten einde zijn.
Nee! Ik wil niet sterven, vroeger wel, nu niet meer. Nu is er Alia. En Jenny en Lolan ook natuurlijk. Maar ik vind Alia de leukste van hen. Ik wil bij haar zijn, ik wil met haar lachen en intelligente gesprekken hebben. We hebben een goede tijd samen gehad, kort maar krachtig. Misschien is het wel het doel van mijn leven. Om hen op weg te zetten en daarna alleen verder te laten gaan. Waarom gaan mijn gedacht toch zo lang door?
Er zijn nog geen reacties.