Met een schok word ik wakker, Alia roept iets over een gigantische slang uit haar visioen. Welk visioen? Welke slang? Verdwaasd spring ik recht en grijp naar mijn zwaard, hoewel ik het nog niet lang heb voelt het wapen heel vertrouwd. Ik loop op Alia en Gale af, maar blijf dan abrupt staan. Wat een monster! Dit beest is groot genoeg om ons allen met 1 hap binnen te schrokken! Zouden we niet beter gaan lopen in plaats van voor dat beest te blijven staan? Ik hoor dat Gale uitleg aan het geven is. Is dat wel verstandig op een moment als dit?
“… legende over Vattenprov. ‘Wanneer de almachtige bedreigd wordt, zal de hoop oplaaien. Met de aloude Vattenprov begint de dans. De toekomst lijkt onzeker, maar alleen wanneer de onwetenden, vertrouwen uiten, zal de almachtige overwonnen worden.’ Ik geloof dat er meerdere legendes zijn over de toekomst van Vattenprov. Maar als je de geschiedenis moet geloven, dan is hij gecreëerd in de Grote Oorlog. De goden zelf zouden erin tussen zijn gekomen. Maar die oorlog ligt 5000 jaar in het verleden.”
“Gale kijk uit!” roep ik uit
Vattenprov viel aan zonder te wachten tot einde van Gale’s uitleg. Wat had hij dan verwacht?
Gelukkig kan Gale nog net op tijd wegspringen. Maar wat nu? Het eerste wat ik kan denken is Lolan wakker maken en de rest van onze kleren aantrekken.
“Lolan, wordt wakker, we moeten vechten of vluchten!”
Hij doet moeizaam zijn ogen open terwijl ik achter me het vreselijke gebrul hoor. Meteen daarna hoor ik een bons alsof een stuk rots op de grond terecht komt. Wanneer ik opkijk, zie ik dat Vattenprov zijn hoofd op de grond heeft neergeslagen. Waarschijnlijk om Gale of Alia te pletten, maar ze staan nog steeds recht. Alia heeft net een pijl op haar boog gelegd en schiet deze af. De pijl raakt de slang, maar toch glijdt hij langs de glibberige huid.
Wanneer ik mijn hoofd weer naar Lolan draai zie ik dat hij met kwade ogen in de richting van de slang staart. Hij is opgestaan en is bezig zijn kleren aan te doen, waarschijnlijk voelt hij zich er ook comfortabeler in. Ik spring snel naar mijn kleren en doe ze ook aan. Ik hang ook de schede aan mijn riem, maar het zwaard steek ik er niet mee in. Ik zou het nog nodig kunnen hebben. Nog voor ik klaar ben zie ik Lolan al onvoorzichtig op Vattenprov afgaan. Met volle kracht slaat hij op de gigantische slang in. De huid van het monster veert mee en Lolan’s arm zit een eindje mee het lichaam in.
Het hoofd van Vattenprov komt dichter bij Lolan en hij slaat een luide brul.
Door de luchtstroom die Vattenprov over hem vrijlaat, vliegt Lolan achteruit en komt onzacht op de grond. Meteen vliegt de kop op Lolan af om hem binnen te slokken. Ik twijfel geen moment langer en spring vooruit om Lolan te redden. Met mijn zwaard zwier ik in de richting van de kop van het beest. Terwijl het zwaard onderweg is verlies ik alle besef van tijd, alsof alles veel trager gaat. De diamant in mijn zwaard licht op en het oranje licht verspreidt zich over Gladiris. Tegelijkertijd voel ik dat het licht ook mij beroerd. Het geeft me kracht, het kan niets anders zijn dan magie. Ik voel hoe het licht in mij ogen weerspiegelt. Dat wil zeggen, niet het licht dat van buiten uit komt, maar het licht dat vanuit mijzelf magie levert. Het is alsof een brandend vuur mijn innerlijk vermogen aanspoort verder te gaan.
Voor Vattenprov is er geen wegkruipen meer aan, het moment is van mij. Het is nog geen seconde lang dat ik door de lucht vlieg met het zwaard glanzend van magie.
Na al deze gedachten, die ook mijn zelfvertrouwen aanwakkeren, is het trage moment voorbij en is alles weer de normale snelheid. Toch doet het niets af van de doeltreffendheid waarmee mijn zwaard zal raken. Het monster moet eraan, hij is slecht en alleen het goede zal overleven. Niemand komt aan mijn vrienden, ook niet als ik ze nog maar net ken.
Dan komt mijn zwaard neer en sla ik een heel diepe wonde in het hoofd van het monster. Het monster gilt het uit van schrik en pijn. In paniek zie ik hem wegtrekken en proberen te vluchten. Maar mijn toorn is ongenadig, alsof de magie die mij verbindt met het zwaard mij aanspoort niet op te geven. Als ik hem nu laat gaan komt hij waarschijnlijk na een tijdje terug. Meteen steek ik dus richting de borst van Vattenprov. Hmm borst is misschien niet het juiste woord, je kan het toch niet onderscheiden. Het is in de volledige lengte van de buikzijde van zijn lichaam hetzelfde. Ook deze steek is raak en Vattenprov brengt zijn hoofd achteruit en krijst weer. Het geluid is oorverdovend. Als het een klein dier was geweest zou het geluid waarschijnlijk medelijden eisen. Maar hier niet, Ik ben woedend en ik kan het niet dempen. Het beest moet dood.
Ik zie Gale in zijn boek bladeren. Het boek met de nieuwe diamant. Hij weet al hoe hij het moet gebruiken. Waarschijnlijk is het weer een magieboek zoals hij eerst had in Magiallis, maar nu met een diamant. Betekent dit dat het krachtiger is?
“Iacerent caeli” Roept Gale ineens uit.
Het lijkt net of de slang tegen een muur van lucht aanbotst en daardoor naar achteren vliegt. De zeeslang komt achterwaarts op de grond en het lijkt of hij dood is. Voor de zekerheid ga ik dichterbij en zwier de kling van mijn zwaard net onder zijn hoofd. Misschien dat je het wel een nek kan noemen. Zonder ook maar een aarzeling gaat Gladiris dwars door het monster heen en scheidt het lichaam van hoofd.
Ik steek mijn zwaard weg en stap terug naar waar de rest staat.
Nu is het Lolan die terug naar het monster stapt. Hij neemt de kop op en slingert het, met veel moeite, in een grote boog terug de zee in.
Achter mij hoor ik Gale nog een raar woord zeggen.
“Abscede!”
Nog voordat de kop, die Lolan geworpen heeft, de zee raakt verdwijnt hij, net zoals de rest van het lichaam van de zeeslang.
Er zijn maar een paar aanwijzingen over dat Vattenprov hier net geweest is. Ikzelf hijg uitgeput na het intense gevecht dat volledig geleid werd door mijn woede, de pijlen die Alia geschoten heeft en nog wat zeewieren liggen op het zand.
“Waar kwam dat ding in hemelsnaam vandaan?” hijg ik.
Zachtjes hoor ik Alia antwoorden. “Ik denk dat het komt doordat Oceana hier geweest is. Vattenprov was die gigantische zeeslang van uit mijn visioen. Hij was degene die Oceana’s moeder gedood heeft.”
“Waarom kwam hij dan achter ons aan? Ik vind het spijtig dat ik hem niet zelf heb kunnen wurgen. Wel mooi gedaan trouwens Jenny, ik had er geen idee van dat je zo met een zwaard overweg kon.”
Ik bloos, “Ik wist het ook niet Lolan, het was op instinct dat ik dat deed, waarschijnlijk zou ik het niet kunnen herhalen.”
“Ik denk dat ik wel weet waarom hij achter ons aankwam.” Het blijft me verbazen hoeveel Gale toch blijft weten. “Alia, in je visioen zag je dat Oceana’s moeder een sleutel doorgaf. De sleutel van de kist die we hier hebben geopend. Volgens mij kwam Vattenprov achter ons aan omdat hij de sleutel moest bewaken.”
Alia schrikt zichtbaar. “Dat betekent dat iemand de opdracht daartoe gegeven heeft? Wie kan er nu macht uitoefenen over een zeewezen zoals Vattenprov? De Goden? Misschien een krachtige magiër?”
Gale zucht, “Ik weet het niet, wie de zeeslang ook controleert, hij zal niet goed gezind zijn over wat we met zijn slang gedaan hebben.”
Lolan is in zijn element, de gek is aan het lachen “Hahaha, het zou wat, we hebben iets te vieren mannen, we hebben een monster verslagen en de diamant van Gale gevonden. Er is geen reden om bang te zijn, waarschijnlijk is het allemaal gewoon toeval, of een speling van de goden, vanaf nu kunnen we gewoon verdergaan zonder angst te hebben. Wat denken jullie, zin om iets te gaan drinken?”
Lolan is wel het zonnetje in huis, hij weet me op te vrolijken met zijn manier van doen. Hij heeft natuurlijk gelijk, we moeten ons geen zorgen maken over iets dat er niet is. Wat komen zal, zal komen, daar kunnen wij niets aan doen.
“Lolan, ik beloof je dat we iets zullen drinken als we terug zijn in Magiallis, als ik me niet vergis heb ik daar rode wijn zien staan, ikzelf heb het nog nooit gedronken, het is alleen maar voor de hogere heren, maar waarom zouden we het niet gebruiken als het er is? Eerst wil ik iets gaan uitzoeken in de bibliotheek. Ik ben vaste klant bij Philippe de bibliothecaris en hij wil me zeker verder helpen met informatie te zoeken over Vattenprov. Als we over Vattenprov meer weten, misschien dat we erachter komen wie hem controleert. Of beter gezegd, controleerde.”
“ALS hij gecontroleerd werd, we weten dat niet zeker, misschien net zoals ik al zei het toeval is. Trouwens, Jenny, gaat het wel? Je schudt helemaal.”
Nee het gaat niet, ik heb veel kracht gebruikt bij het gevecht, ook de angst speelt een rol. Mijn hart jaagt nog als een gek alsof het gevecht nog bezig is. Uit ervaring weet ik dat dit gevoel niet lang blijft, zo meteen is het echt over. Ik zeg er maar niets over, ze moeten zich niet ongerust maken over iets dat er niet is. Het is trouwens ook anders dan anders, misschien door de magie, ik vind het wel uit.
“Oh, nee er is niets, waarschijnlijk zullen het nog de naweeën van het gevecht zijn.”
Voorzichtig neemt Alia mijn hand vast en kijkt naar Gale.
“Laten we dan naar de bibliothecaris gaan Gale, hoe sneller we daar zijn hoe beter. We moeten te weten komen wat er aan de hand is.”
We genieten niet meer van het landschap, we zijn te zeer onder de indruk. Overal waar we langskomen, in de richting van het dorp, zijn er rivieren. Sinnih hangt waarschijnlijk bijna aan elkaar door rivieren. Maar degene die we tegenkomen zijn eigenlijk kleintjes, niet zoals de Sinnatra, die rivier was een stuk breder en zou je door moeten zwemmen om over te geraken. Deze rivieren zijn zo smal dat je er bijna over kan stappen of toch zeker in een paar stappen door het water aan de overkant bent. Natuurlijk zijn er overal we kleine bruggetjes, niet meer dan een stel oude planken die de dorpelingen zelf gebruikt hebben om overal te komen.
Als we in het dorp aankomen zie ik dat ook hier alles eigenlijk in het teken staat van water. En dus ook van Mareorus. Overal zie je kleine afgodsbeeldjes en tekenen van water. Ik vermoed dat als het hier een rijke stad was ze ook fonteinen zouden plaatsen.
Wat mij echt verbaast zijn de huizen, ze lijken niet op de huizen die wij in Hiën hebben. Wij hebben witte huizen, mijn moeder vertelde me dat het was om de warmte buiten te houden. Ook zijn de daken van licht stro dat eigenlijk regen niet echt goed buiten houdt. Hier zijn de huizen allemaal goed bedekt met stro. Ik denk dat het hier veel regent en dat het water buiten gehouden moet worden. Alles staat hier in teken van water, dus ook de daken. Ten minste, dat veronderstel ik. De huizen zijn hier niet wit, ook weer aan elkaar gezette planken. Een paar huizen zien er beter uit dan de andere, er zijn er zelfs bij waar ook steen gebruikt is in de basis voor de muren. Waarschijnlijk wonen hier de rijkeren, zij die stenen kunnen betalen en prestige moeten halen.
In de verte zie ik een huis dat anders is dan alle andere woningen, het is slanker en mooier gebouwd, het lijkt van hout te zijn, maar de afzonderlijke planken zijn niet zichtbaar. Naarmate we dichter komen zie ik dat het net een wit soort steen is. Ik heb er ooit van gehoord, volgens mij is het kalksteen of zoiets. Aan de zijkant van het gebouw, net boven de deur, hangt een plaat met een boek op. Zou dit de bibliotheek zijn waar we naar op weg zijn? Gale heeft geen woord gezegd, zijn gedachten zijn vast nog bij Vattenprov en wie zijn meester is. Bij mezelf gaan de gedachten eigenlijk verder terug. Naar de mensen van wie ik zo lang gedacht heb dat het mijn ouders waren. Ik snap echt niet hoe ze dat zo lang hebben kunnen verbergen. Ik hou zo van ze en ik heb het zelf nooit opgemerkt, hoe kon dat toch gebeuren? Ik barst bijna in tranen uit nu ik er terug aan herinnerd wordt.
Ik verman mezelf. Ik moet er niet verdrietig voor zijn, ik heb een mooie tijd gehad en ik zal hen allebei weerzien, maar ik zal ook tot op de bodem uitzoeken wie mijn echte ouders zijn en waarom ze mij weggegeven hebben. Gelukkig had in een gelukkig gezin, en niet van die bewakers die Gale had.
Steeds dichter komen we bij de bibliotheek en er overvalt me een raar en slecht voorgevoel. Er is daar iets wat ik niet kan thuisbrengen. Het hoort er niet thuis, daar ben ik zeker van.
“Hier is de bibliotheek, ik ben benieuwd wat we gaan uitvinden over Vattenprov. Iets zegt me dat het belangrijk kan zijn.”
Gale stapt als kop van onze stoet het gebouw binnen. Wauw, wat een collectie boeken hier, ik heb nog nooit zo veel boeken op dezelfde plaats gezien. Om eerlijk te zijn heb ik eigenlijk nooit veel boeken gezien, laat staan in gekeken. Ik kan wel lezen, maar dat is het dan ook wel.
“Ik ga even Philippe zoeken, wachten jullie hier?”
Hij wacht niet op een antwoord en loopt al weg. Ik blijf achter met Alia en Lolan. Alia gaat meteen naar wat boeken kijken, ze is wel geïnteresseerd blijkbaar. Het ergert me een beetje dat ze de hele tijd zo slim wil doen, misschien ben ik wel gewoon wat jaloers op haar.
Lolan zit op de grond met z’n ogen dicht, hij interesseert zich absoluut niet in boeken. Ik grinnik, het past wel bij hem om alles wat met kennis te maken heeft, weg te duwen. Het kan heel goed zijn dat hij eigenlijk wel wil kijken, maar zijn imago niet wil schaden door dat te doen. Hij wacht tot er iemand aan hem vraagt om mee te komen kijken.
Net op het moment dat ik naar de boeken wil lopen om er eentje uit te kiezen komt Gale terug. Hij heeft iemand bij zich. Ik staar met mijn mond open, eerst dacht ik dat ik het me verbeelde, maar daar staat Philippe, de smid. Hij heeft me mijn zwaard gegeven. Als in een reflex grijp ik de knop van Gladiris vast.
Sprakeloos en vol ongeloof blijf ik hen aankijken terwijl ze naderen. Alia en Lolan hebben niets in de gaten, maar Gale kijkt raar en draait zijn hoofd dan van mij naar Philippe en terug.
“Jenny, is er een probleem? Je staart hem zo aan? Dit is Philippe, bibliothecaris van onze bibliotheek. Voor zover ik weet is deze bibliotheek de grootste die er is en is het een hele eer om hier te mogen werken of de boeken lezen.”
“Ik … Hij … Uhm … Hij …” ik krijg mijn gedachten niet op orde om iets gezegd te krijgen. Hoe kan Philippe hier zijn als hij in Hiën een smidse heeft? Er is geen mogelijkheid om over de barrière te komen, hoe kan dit.
Ik kan echt niets zeggen, ik ben te verbaasd, maar dat was nog niet eens het toppunt. Als ik in de richting van Alia en Lolan kijk, dan zie ik dat ook zij ondertussen vol verbazing naar Philippe kijken. Ik weet niet waar ze aan denken, maar het kan niet anders dan dat ook zij hem kennen. Dit is geen toeval zijn, de goden zijn hier aan het werk. Het lijkt erop dat zij ons volledige leven aan het sturen zijn.
Alia is de eerste die zich hersteld.
“Gale, ik ken deze man, hij is slager in mijn dorp. Mij lijkt het dat ook Jenny hem al eens gezien heeft.”
Ik knik alleen maar, wat kan ik zeggen?
“En hij is de enige sterke tegenstander die ik heb tijdens vechtwedstrijden. Wat doe jij hier Philippe, achtervolg je mij voor een wedstrijd misschien?”
Typisch Lolan dat hij denkt dat alles om wedstrijden draait.
Ik zie Philippe zichtbaar slikken waarna hij zijn mond opent en zich naar Lolan richt.
“Ik heb geen idee waar jullie jongelui het over hebben. Ik heb mijn hele leven hier in de bibliotheek gewerkt. Daarbij, ik kan toch niet uit Unovih naar hier komen grote jongen.”
Zijn stem zou ik uit de duizend herkennen, alhoewel hij een andere woordkeuze gebruikt, heeft hij toch dezelfde stem. Dat is iets wat niemand kan veranderen.
Dan vind ik mijn stem terug zodat ik hem kan zeggen dat ik 100% zeker ben dat hij liegt. Ik heb er genoeg van dat mijn leven gestuurd wordt door anderen.
“Philippe!” antwoord ik streng. “Ik heb altijd met respect naar u opgekeken, maar ik heb u ook nooit op een leugen betrapt. Uw stem is uit duizend andere te herkennen, er zit iets in wat niemand anders heeft. En als u dat niet genoeg bewijs vindt, dan zou ik willen dat u uitlegt hoe het komt dat u weet dat Lolan uit Unovih komt.” Ik trek Gladiris uit de schede en richt de punt naar hem toe.
Philippe schrikt achteruit, waarschijnlijk denkt hij nu in zichzelf hoe stom hij was te zeggen dat hij weet dat Lolan uit Unovih komt. Je kan bijna zien dat hij zijn hersenen raadpleegt om een uitvlucht te verzinnen, maar ook hij weet dat er geen enkel uitvlucht is.
“Ik … Ik ben ontmaskerd. Vergeef me Assandrelle, ik heb gefaald.”
Terwijl hij dit zegt richt hij zijn hoofd naar de hemel en vouwt hij zijn handen. Na een kort soort van gebed kijkt hij weer onze richting uit.
“Ik heb inderdaad wat uit te leggen Jenny, kom allemaal mee binnen, achter de bibliotheek, ik sluit voor vandaag. Zo veel boekenliefhebbers zijn er toch niet, dat ik niet één dag kan sluiten.”
Mijn voorgevoel heeft gelijk gekregen, al van voor we binnen waren in de bibliotheek wist ik dat er iets stond te gebeuren. Philippe is blijkbaar een smidse in Hiën, een slager in Johtih, een rivaal van Lolan in Unovih en een bibliothecaris hier.
Bang en nieuwsgierig gaan we achter Philippe aan. Achter me hoor ik Gale en Alia tegen elkaar fluisteren. Wat zouden ze te zeggen hebben?

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen