Foto bij 020

April Norah Baker

Nieuwsgierig kijk ik op als ik het portier naast me hoor open gaan en als May naast me in de auto stapt. Vliegensvlug probeer ik de tranen uit mijn ogen te vegen, maar het is al te laat, want May knijpt me zachtjes in mijn hand en kijkt me vragend aan.
      ‘Het was geen kluisje, hè?’ vraagt ze met opgetrokken wenkbrauwen.
      Ik schud met mijn hoofd en laat mijn blik afdwalen naar mijn friemelende vingers.
      May houdt haar hand op. ‘Geef me maar de sleutels, ik rij.’
      Wetende dat het geen zin heeft om te protesteren, haal ik de sleutels uit het contact en leg ik die in de hand van mijn tweelingzus. Vervolgens stap ik uit de auto en tegen de tijd dat ik in de bijrijdersstoel heb plaatsgenomen, heeft mijn zus zich al behendig achter het stuur gewurmd.
      Makkelijk start ze de auto en rijdt ze van de parkeerplaats van het strand. Het is voor een seconde stil, op het razen van de wind tegen ons rijdende voertuig na, voordat ze begint te spreken. ‘Maya heeft me verteld dat ze tegen je uit is gevlogen in de pauze.’
      Ik haal nogal nonchalant mijn schouders op, maar ondertussen flitst er van alles door mijn gedachten en voel ik zoveel in één keer dat ik bijna misselijk begin te worden. Waarom zou Maliya dat tegen May zeggen? Zodat ze het niet van mij hoeft te horen waarschijnlijk.
      ‘Ook heeft ze me verteld dat ze haar excuses heeft aangeboden, waarna jij gewoon weg bent gegaan,’ vervolgt mijn zus. Ze kijkt me met een priemende blik aan en een diepe zucht rolt over mijn lippen.
      ‘Ik ben moe en ik snap het gewoon niet, May,’ antwoord ik zachtjes. De verwarring is duidelijk in mijn stem te horen en ik voel me langzaam geïrriteerd worden. Alles moet zwart of wit zijn, want met grijs kan ik niet leven. ‘Eerst kwam er ineens een uitvlieger waar ik niet om gevraagd had, vervolgens krijg ik ook nog eens een preek van die ene jongen met een beschuldiging waar ik niets van af kan weten en dat is oké. Daar kan ik mee omgaan, want dat is al zo vaak gebeurd.’
      Ik zie hoe May me gepijnigd aan kijkt en ik gun haar een argeloze glimlach. Ik heb vaak het vermoeden dat ze zich schuldig voelt dat ik gepest ben, omdat ze me niet altijd heeft kunnen beschermen. Maar zij zou zich niet schuldig moeten voelen, want het is deels mijn eigen schuld. Als ik nou een grotere mond had gehad… ‘Maar toen kwam het. Toen kwam er een verontschuldiging. Wat moet ik nou met een verontschuldiging? De enige keren dat ik een verontschuldiging heb gehad was zodat ze me de volgende dag extra hard konden terugpakken!’
      ‘Het spijt me,’ zegt May zachtjes. Ze gunt me een waterige glimlach, maar het enige wat ze daarmee bereikt is dat ik me schuldig begin te voelen.
      ‘Nee, nee, nee,’ ga ik er direct tegen in. ‘Ik probeer alleen te zeggen dat ik verward was, en nog steeds ben, want normaal zit niemand op mijn aanwezigheid te wachten en nu heeft die jongen me tot twee keer toe gevraagd of ik wil blijven, terwijl die vanmiddag het liefst had dat ik verdween.’
      ‘Embry, bedoel je?’ vraagt May met opgetrokken wenkbrauwen. Ze grijnst alsof ze iets weet wat ik niet weet.
      ‘Vast wel,’ mompel ik onder mijn adem, terwijl ik mijn armen over elkaar sla. Een aparte naam voor een aparte jongen. Het staat hem wel goed. ‘Ik wist niet dat dat zijn naam was.’
      ‘Maya heeft me verteld dat Embry een zwak voor je heeft,’ grijnst May met wiebelende wenkbrauwen.
      Een ongelovige kreet rolt over mijn lippen en met grote ogen kijk ik naar mijn tweelingzus. ‘Heb je enig idee hoe absurd dat klinkt? Hij heeft in totaal vier zinnen of zo gezegd en op alle heb ik geen of in ieder geval geen aardig antwoord gegeven.’
      ‘Misschien wordt het tijd dat je dat dan wel doet,’ grijnst May. Ze geeft me een speelse knipoog, maar kijkt me dan weer serieus aan. Ze pakt mijn hand vast, geeft een kneepje en ik weet dat het menes is nu. ‘Vertrouw me deze keer, April. Ik weet zeker dat het goede mensen zijn. Ik weet zeker dat ze je geen pijn gaan doen, dus probeer wat meer open te staan voor ze. En als je dat niet gelijk kan, dan snap ik dat, maar laat mij dan in ieder geval los. Ik kan mijn eigen boontjes doppen en als ze jou of mij pijn doen, dan krijgen ze met Katai te maken.’
      Ik schiet in de lach als May Katai, haar zwaard en enige ouderwetse wapen, in het verhaal mengt en aarzelend geef ik haar een knikje. Ik ga het proberen. Is het niet voor mij, dan wel voor May, want ze lijkt oprecht geïnteresseerd in Maliya.
      ‘Ik ga mijn best doen.’

Hey hoi lieve lezertjes
Sorry dat we al een tijdje niets meer hebben gepost,
maar geen zorgen!
Ik ga vandaag enkele hoofdstukjes activeren, zodat jullie er even zoet met zijn!

XOXO
LaLoba en Bonnie&Clyde

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen