Nooit heb ik me kunnen bedenken dat Sinnih zo’n andere wereld kon zijn. Het lijkt uit één van die kinderlijke sprookjes te komen. In Unovih is alles nogal grauw en ruig, er is overal bedrijvigheid, zelfs in de bergen. Hoewel, in de bergen is er een bepaalde grens waar niets gedaan wordt. Mensen die zich daar toch wagen, zijn verloren. Niemand hoort ooit nog iets van hen. Maar Sinnih is anders, veel kalmer en rustiger. Je hoort als het ware het water in de rivier klotsen. Hoewel ik stevig gebouwd ben, het sterkst eigenlijk, wil dat niet zeggen dat ik hier niet van houdt. Het past niet bij mijn persoonlijkheid, en ik zal ook nooit tegen iemand anders zeggen dat ik dit mooi vind en ik ervan geniet, maar het is aangenaam.
“Gale waar leid je ons naar toe?” Jenny rukt me los uit mijn gedachten.
“Naar de Sinnatra als eerste, kijk daar is hij al.”
Voor ons vertoont zich de rivier, waar Gale over verteld heeft. Het blauw is nog mooier dan ik me had kunnen inbeelden. Het maakt iets in me los. Eigenlijk heb ik zin om in de rivier te springen en het water in me op te nemen.
Langzaam schud ik mijn hoofd. Water is niet gezond, toch niet zomaar in zo een rivier. Ik heb geleerd dat enkel het water dat net uit de bron komt helder en lekker is. En het klopt, het water is vervuild zodra je verder van de bergen weg gaat. Maar hier … Het water is zo helder, zo fris, het lijkt of het net uit de bron is ontstaan, maar dat kan helemaal niet. Het is zo aanlokkelijk.
Ik schud mijn hoofd nog eens, ik moet stoppen met deze zwakke gedachten. Ik ben sterk, een echte man die iedereen wil gebruiken om te werken. Ik ben sterker dan een paard. Wat zit ik nu na te denken over water.
“Wat is er Lolan?”
Alia heeft het opgemerkt, hoe kan ik zo stom zijn, ik weet toch dat iedereen naar me kijkt.
“Uhm, niets, gewoon in gedachten verzonken.”
“Je vindt het mooi hè, geef dat dan gewoon toe, je moet niet altijd de stoere kerel uithangen.”
Humpf nu spreekt ze alsof ze me al jaren kent. Ik ben stoer, sterk en knap. Ik ga me niet verlagen naar het niveau van een dichter.
Alia kijkt verbaasd wanneer ik mijn hoofd wegdraai van haar. Wat had ze dan verwacht? Dat ik ging toegeven dat ik het mooi vind?
“Heel mooi Gale, ga je ons nu ook nog iets anders tonen? Misschien zoiets als eten en drinken? Tenzij we van plan zijn uit de rivier te drinken en ziek worden, is er hier nog niets te eten of drinken.”
Nu kijkt Gale verbaasd, wat heb ik nu weer fout gezegd?
“Het water in de rivier is heerlijk, je wordt er niet ziek van, en eten dat kunnen we zelfs nog vangen. Aan de rivier of in de zee zijn de vissen geweldig.”
“Vis?” mijn stem slaat over.
Ik heb altijd geleerd dat vis ongezond was, en ik heb zelfs nog nooit een vis gezien. Ze zouden wel met heel kleine aantallen in de rivieren uit de bergen voorkomen.
“Ja kijk maar, en proef als jullie willen.” Nu gebaart hij naar ons alle 3 om mee te doen.
Gale buigt over de rivier en drinkt het water rechtstreeks op. Zonder eerst te filteren!
Alia en Jenny buigen zonder ook maar vragen stellen over de rivier. Ook zij drinken.
Jenny drinkt gulzig en draait zich het volgende moment naar mij om met een stralende blik.
“Ongelooflijk, dit water is buitengewoon, je moet ook proberen Lolan.”
“Nee dank je,’ zeg ik nors, ‘ongefilterd water is giftig, ik heb struise jongens doodziek zien worden.”
Jenny haalt haar schouders op. “Wat jij wil, dan hebben wij meer.”
Alsof ze de hele rivier gaat opdrinken, tegen dan is ze al lang dood. Of vergis ik me misschien toch over het water?
“Gale, dit water is beter dan ik ooit gedronken heb, ik snap niet dat je dit niet dag in dag uit drinkt.’
Gale kijkt een beetje gegeneerd. “Meestal drink ik dit veel, maar niet zonder ervoor te werken, de bewakers waren echt heel streng. Het water is lekker, maar je wordt het gewoon.”
“Dit water is ook gezegend met de kracht van Mareorus, de God van de zee. Deze rivier is ontstaan doordat Mareorus zijn handdruk heeft achtergelaten op Pangi. Dit is 1 van de vingers.’
“Fascinerend,” zegt Alia vol bewondering, “de goden hebben onze wereld duidelijk goed in elkaar gestoken samengesteld.”
Gale knikt instemmend. Goden, het blijft een vraag hoe ze er echt uitzien, ze mengen zich toch niet in mijn dagelijks leven, maar het is toch geweldig hoe zij de wereld gemanipuleerd hebben.
“Op naar de zee.” Roept Jenny enthousiast
Zwijgend vertrekt onze stoet verder richting zee. Ik weet niet wat dat is met Gale, enerzijds zie je gewoon dat hij vol plezier zit om alles te laten zien en terug te beleven. Anderzijds is hij neerslachtig om terug te zijn. Misschien dat het toch beter wordt tijdens deze reis. Ik zou hem wel graag op zijn gezicht zien gaan, hij mag beginnen leren dat ik de baas ben.
Een reis is het zeker, je komt allerlei nieuwe dingen tegen, het is wel een lange wandeling, maar ik ben het in de bergen gewoon en ik ga me niet laten kennen. Gale wijst hier en daar een paar waterdieren aan, ik had nooit verwacht dat er zo veel dieren waren, en Gale kent ze allemaal. Echt indrukwekkend, maar ook dat ga ik hem niet zeggen.
Ik vraag me af of het water echt lekker is, misschien dat ik het straks probeer, nu niet, dan kom ik zwak over. Ik heb een reputatie hoog te houden. Eigenlijk ben ik vrij zeker dat het water lekker is, waarom zou Gale anders het drinken, ook Alia en Jenny zouden er niet zo vol lof over spreken moest het niet zo zijn.
Na een kwartiertje wekt Gale me uit mijn gedachten.
“Kijk jongens, daar is de zee. De zee is zeer uitgestrekt en nog nooit is er iemand naar het einde gevaren en teruggekeerd. Waarschijnlijk kom je terecht in de Grote Leegte als je te ver vaart. Degene die het record heeft van het verst gevaren is Eugene. Eugene is een oude schipper die verschillende vrienden van hem heeft zien gaan om het record te verbreken. Geen van hen is ooit teruggekeerd.’
Ik schrik, dus het water is toch gevaarlijk dan? Of Gale heeft echt gelijk en ze zijn zo ver gevaren dat ze van de aarde zijn gevallen en in de Grote Leegte terecht gekomen.
“Het is erg voor ze, maar ze hebben geprobeerd de Goden te tarten door hun krachten te trotseren. Probeer nooit de Goden te overstijgen, of zelfs maar als hun gelijke te zijn.”
Jenny is wel heel overtuigd van Goden nu, ik kan ze geen ongelijk geven, hoe anders zou deze gigantische watervlakte ontstaan kunnen zijn?
Hoe dichter we bij het water komen hoe imposanter het is. Maar! Het water beweegt! Het water probeert op het land te komen maar wordt telkens teruggedrongen. Net of het niet genoeg grip kan krijgen op het land. Ik stap af op het water, heel voorzichtig om zelf niet opgeslokt te worden. Hoe kan water nu leven? Dat heb ik nog nooit gezien.
Gale begint iets te vertellen, maar ik luister niet, het water roept me. Ik zak op mijn knieën om dichter te kijken. Ik hoor niemand een waarschuwing roepen dus ik ga ervan uit dat het nog redelijk veilig is.
Ik breng mijn hoofd vooruit om de aanval van het water nog beter te zien. Plots schiet wat water recht in mijn gezicht. Ik schrik en spring achteruit. Het heeft me nog niet opgeslokt, gelukkig, maar het viel me wel aan.
Dan proef ik het water, het is zout, echt niet lekker, hoe kunnen de andere dit nu lekker vinden. Ik voel me echt niet goed nu.
Toch probeer ik het nog eens, misschien heb ik gewoon een slechte druppel geproefd of zo. Dit keer drink ik meer dan toen ik schrok daarnet.
Ik voel hoe mijn gezicht vertrekt van de vieze smaak. Nee dit is echt niet lekker, ik heb zelfs het gevoel dat het meteen weer uit mijn maag moet. Mijn moeder heeft ooit gezegd hoe het heette, alleen heb ik het nog nooit voor gehad. Braakneigingen geloof ik.
Achter mij hoor ik Gale en Alia grinniken.
“Lolan, zeewater is niet hetzelfde water als uit de rivier. Zeewater wordt ook zout water genoemd omwille van de grote hoeveelheid zout dat erin zit. Rivierwater is dan zoet water omdat er veel minder zout in zit.’
“De smaak is dus veel beter in de rivier dan in de zee.” Vult Alia aan.
Ik knik dat ik het begrepen heb. Toch duizel ik, hoe kan dat water zo verschillend zijn. De rivier die we gevolgd zijn komt toch uit in deze zee? En dat water zou anders zijn dan dit. Hebben de goden soms een barrière gemaakt?
“Wat je wel kan doen is zwemmen in zee, het is anders dan zwemmen in een rivier omdat er hier golven zijn die je onder trekken en het zout dat ervoor zorgt dat je gemakkelijker drijft.”
Gale voegt de daad bij het woord en springt de zee in nadat hij zijn kledij heeft afgeworpen. Moet ik zeggen dat ik ook wel wil zwemmen maar dat ik het niet kan? In de bergen zijn wel een paar meertjes, maar ik ben nog nooit gaan baden omdat dat niet voor mij bedoeld is. Een werkkracht moest andere dingen doen dan in het water gaan liggen.
Alia twijfelt even, maar gaat dan achter hem aan. In plaats van in het water te springen loopt ze er zachtjes in, haar armen beschermend over haar naakte borst. Voorzichtig voelt ze of het niet te warm of koud is. Nu ik ze zo zonder kledij zie heeft ze ook heel mooie rondingen. Haar jachtkledij, die ze droeg, verborg haar natuurlijke schoonheid. Alia is vrij tenger, net als Jenny of Gale eigenlijk. Ik ben de enige van de 4 die een struis lichaam heeft.
Het volgende moment is Alia tot aan haar kin in het water, haar gezichtsuitdrukking verraadt alles, de schaamte is een stuk minder. Het water lijkt heerlijk, totaal niet aanvallend en gevaarlijk zoals ik het had gezien.
“Jongens kom erbij, het water is geweldig.” Roept ze. Zou ze zien dat ik twijfel?
Ik kijk opzij naar Jenny, ook zij twijfelt maar begint dan langzaam haar kleren uit te trekken. Ze ziet dat ik kijk en bloost.
“Jij ook Lolan, komaan, je kan het.’
Als ze alles uit heeft stapt ze naar de zee, haar kleren liggen op het strand. Een strand is ook iets wat ik alleen ken vanuit verhalen, dat heb je bij ons niet. Men zegt dat het gloeiend heet wordt als de zon midden aan de hemel staat en ijskoud als je in een koude periode komt. Men zegt dat het geschapen is om de zee te scheiden van het land zodat je niet gemakkelijk kan oversteken, mensen sterven als ze het proberen. Maar wat ik hier zie weerlegt dat helemaal.
Ik zucht, ik zal misschien moeten stoppen die verhalen te geloven. Het zijn dingen die ik nog nooit gezien heb, dus kan ik ze ook niet weten, toch?
Trouwens, ik weet niet of ze het met opzet doet, maar Jenny heeft wel een mooie wiegelende manier van lopen. Het trekt alle aandacht naar haar lichaam. Hmm niet slecht, daar kan niemand van mijn dorp aan tippen.
Ik wil niet als enige aan de kant blijven staan, het is echt tijd dat ook ik die angst voor het onbekende opzijzet en ook het water in loop. Nee, angst is niet het juiste woord, ik ken maar 1 angst en dat is de dood. Wie is er niet bang van de dood? Voor de rest ben ik dus nooit bang, hoogstens een beetje voorzichtig.
Mijn kleren zwier ik aan de kant en ik loop op de zee toe. Ik weet dat ik er goed uit zie, maar nu weten de anderen het ook. Er kan ook niemand meer zeggen dat ik angst heb om de zee in te gaan. Toch ben ik een beetje ongerust over wat er kan gebeuren. Gale zei dat het anders is dan in een rivier, dus ook anders dan in een meer? Of is een zee gewoon een groot meer? Nee ook dat klopt niet, want een meer heeft nog … hoe zei hij het weer? Zoet water geloof ik. En een zee heeft geen zoet water.
Ik spring vanop het zand in de richting van het water. Ik trek mijn knieën op zodat ik met mijn achterste eerst het water in ga komen.
“Lolan nee!” Roept Gale.
Ik heb geen idee waar hij het over heeft, dat doe ik bij ons in het meer ook altijd.
Dan kom ik neer, achterste eerst, maar niet in het water maar op het zand. Auch, ik heb me bezeerd, waarom was dat water weg?
Dan zie ik dat het water weggetrokken was en nu weer mijn richting uitkomt. Net zoals de eerste keer dat het mij wou opslokken.
Ik ben te verbaasd om weg te springen en weg te lopen, daardoor komt het water tegen me aan en gaat rond me. Het is een aangenaam gevoel, een perfecte temperatuur. Niet zo koud als het water in de bergen waar wij heel af en toe in moesten baden.
Geërgerd denk ik aan de alwetende Gale, hij zal wel weer kunnen uitleggen waarom ik niet in het water terecht kwam.
“De waterlijn aan zee rolt het strand op en trekt weer weg, dat komt door de golven. Het is ook afhankelijk van wel uur van de dag tot hoever het water zich uitstrekt. Dit heeft Mareorus gemaakt door de maanstand te veranderen. Je kan dus wel de zee in springen, maar je moet uitkijken dat je niet te dicht bij het strand blijft. Zelfs als je in het water springt moet je weten dat het aan de rand niet zo diep is, dan kan je je ook wel eens pijn doen.”
Ik zal hem nog wel eens terug hebben, hij mag me wel waarschuwen voor ik spring. Het is niet zo dat ik alles weet, ik heb kracht en dat heeft hij ook niet. Daarom moet hij het compenseren met kennis. Als ik wil sla ik hem zo neer, maar dat doe ik het vrouwvolk niet aan, dat zou respectloos zijn. Eigenlijk vraag ik me af of ik niet veel meer weet van de bergen. Alhoewel, daar is niet veel over te weten. Het is ruig en dat is al wat ertoe doet.
“Gale, weet jij hier meer over?”
Ik keek net de andere richting, maar ik weet nu al dat het Alia is die de vraag stelt, ze zegt dingen anders dan dat Jenny dat doet.
Terwijl ik me omdraai, begint Gale al aan zijn uitleg.
“Oh dat is een mooie, deze schelp was ooit van een weekdier. Een weekdier is een heel klein dier dat totaal onschadelijk is. Nu aan de schelp te zien is dit een uitzondering, dit weekdier was een dier dat zelf ook andere weekdieren at. De schelp zou moeten beschermen tegen aanvallen. En dat is ook het enige wat overblijft zodra een weekdier gestorven is.”
“interessant, maar wat kan je nu nog met die schelpen doen? Of wat gebeurt ermee als de inhoud weg is?”
“Je kan er niets meer mee doen, tenzij dingen versieren. Er zijn verschillende vrouwen die het met een riem rond hun hals hangen, dat is wel mooi, moet ik er zo eentje maken voor je?”
Alia kijkt hem enthousiast aan en knikt ja.
“Deze schelpen worden begraven in het zand op de bodem van de zee, dit komt door de druk van de golven, meer weet ik eigenlijk niet. Ik zal straks die ketting maken, dus hou het nu maar goed bij.”
Gale geeft de schelp terug aan Alia en zet een stap achteruit. Dan klinkt een gil van Jenny op het moment dat ze uitschoof en kopje onder ging.
Gale springt naar haar toe, waarschijnlijk om te voorkomen dat de zee haar opslokt. Ik ben nog steeds niet overtuigd dat het niet kan gebeuren. Je ziet het ook aan Gale’s reactie.
Proestend komt Jenny weer boven. Ze hoest wat water op, maar waarschijnlijk is ze niet lang genoeg onder gebleven om volledig opgeslokt te worden.
“Gaat het?”
Ik grinnik, Gale is echt bezorgd.
“Ja, het gaat,” proest ze, “er ligt daar iets op de bodem, een soort kist of zo. Ik ben ertegen gestoten en dan uitgegleden.
“Ik zal eens kijken.”
Gale laat Jenny los zodat ze weer zelf kan staan. Dan gaat hij zelf kopje onder. Is hij dan niet bang dat hij opgeslokt zal worden? Waarschijnlijk is hij het gewoon en beschermt Mareorus hem.
Iets later steekt hij zijn hoofd boven water uit en probeert hij iets mee te trekken.
“Lolan, kan je even helpen? Ik heb je kracht nodig.”
Ik had niet verwacht dat hij zoiets zou zeggen. Ik zou nooit een zwakte van mezelf toegeven, maar hij heeft natuurlijk gelijk dat ik veel sterker ben. Zonder iets te zeggen loop ik naar hem toe en trek mee aan wat Gale vastheeft. Hij heeft echt niet zoveel kracht, het komt vrij gemakkelijk los.
“Wat is het?” vragen Jenny en Alia nieuwsgierig.
Blijkbaar is Jenny er al wat over dat ze kopje onder is gegaan. Het enige wat haar nu interesseert, is hetgeen wat ze gevonden heeft.
“Het is inderdaad een kist zoals je zei. Ik vraag me af wat erin zit.”
Ik neem de kist nu alleen beet zonder mijn hoofd onder te brengen. Ik ga echt geen risico’s nemen. Ik verwacht dat het nog lastig zal zijn om het uit het water te trekken. Ondanks dat ik zo veel sterker ben dan Gale.
Toch voelt het aan alsof het niets is. Met een flinke ruk breng ik het boven.
“Kan je het aan land brengen?”
Ik knik, nu kan ik ook eens laten zien dat hij niets is tegen mij. Eigenlijk zou ik moeten zeggen dat hij zijn magie maar gebruikt om die kist te dragen. Ik doe het toch maar niet, stel dat hij het kan, dat zou een afgang zijn.
‘Shrieek! Shrieek!’ klinkt het ineens.
Ik heb net de kist aan lang gebracht wanneer iedereen zich verbaasd naar het geluid richt. Meteen zie ik het, het is een of ander dier, maar ik heb het nog nooit gezien, waarschijnlijk nog niet eens over gehoord. Om zeker te zijn ga ik toch niet terug het water in, stel je voor wat er kan gebeuren.
Gale is niet zo ongerust en gaat naar het dier toe.
“Hee daar meisje, ik heb je nog nooit zo dicht bij de kust gezien, kom maar.”
Gale kent dit dier? Wat is er in de naam der Goden aan de hand?

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen