Liefde brand
Aquiliah, een stadje in Schotland. Dit stadje, zoals alles in de zestiende eeuw, was bang voor heksen. Magische, onverklaarbare momenten werden al snel als hekserij aangezien en zo werd ineens je buurvrouw als heks uitgemaakt, omdat ze een puntneus had met een pukkel. Daar hing ze dan, aan een paal boven de vlammen. Vlammen die langzaam haar huid verschroeien en verbranden, tot ze in as verandert en dan blijkt het dat ze nooit een heks geweest was. Over die momenten spreken we niet, want fouten erkennen we niet. Heksen zijn heksen, verdedigers komen op de brandstapel. Het enige wat je moet doen in normaal zijn, niets speciaals kunnen en ontalentvol zijn. Alleen wat nou als je voor heks wordt uitgemaakt, omdat je te normaal zou zijn? Dat is ook mogelijk, want gisteren ging doodgewoon de dochter van de bakker op de stapel. En daarna zijn hele familie, wat een best wel grote fout was. Wie moet nu ons brood bakken?
''Ursula, word wakker.'' Zachte, kleine handen schudden me langzaam heen en weer. Toch wil ik niet wakker worden, mijn ogen blijven dicht en mijn armen voelen stijf. ''Ursula, alsjeblieft.'' Mijn ogen gaan half open, ''wat is er gebeurd?'' Ik voel gras, hard ondergrond. Een koud, maar wenselijk zomerbriesje waait langs ons heen en even dacht is dat dit de hemel was. De zon leek me toe te lachen, alsof ik inderdaad niet meer leefde. Lachend kijkt mijn zusje me aan, mijn borst gaat op en neer. Ik leef nog, gelukkig. Haar stem klinkt bang, maar ook opgelucht. ''Je bent uit de boom gevallen.'' Hanne haar kastanje ogen kijken me onderzoekend aan, ''heb je ergens pijn?'' Ik lachte, ''volgens mij... Overal.'' Moeizaam ga ik recht op zitten, mijn hoofd bonst als een gek en er gaat een straaltje bloed langs mijn wang naar beneden. ''Je moet naar de dokter, Urs. Je hebt een flinke klap achter de rug gehad, maar ik kon mama niet vinden.'' Ik knikte, ''je hebt het goed gedaan Hanne.''
Hanne ondersteunde me onder mijn schouder, wat totaal overbodig was aangezien er niks met mijn benen aan de hand was. Het enige wat raar voelde was mijn hoofd en op zulke momenten was ik dan wel weer blij dat Hanne me ondersteunde, aangezien ik best wel duizelde. ''Ursula, Hanne. Wat is er gebeurd?'' Hanne vertelde het verhaal, maar ik kreeg er weinig van mee. De dokter, deze noemde je Johanne, leidde me het kleine huisje in. In dit dorp hadden we alleen maar kleine huisjes, zoals ze in het wilde westen hadden. Alleen dit keer was het dorp niet in het westen, maar daar ergens ver vandaan. Ik voelde mijn hoofd weer duizelen en het laatste wat ik hoorde was de stem van Hanne: ''o god, volgens mij valt ze weer.'' Mijn ogen gleden dicht en daarna hoorde ik niks meer.
''Ze heeft een flinke klap ter voortduren gehad,'' de stem van een onbekende... ''Dat weet ik, ik was er bij.'' Dat was Hanne weer. ''Ik had gelijk moeten komen,'' moeder. ''Ze wordt toch gewoon weer beter, hé?'' Mama. Ik draaide mijn hoofd hun kant op, mijn hoofd bonsde minder. Ik keek recht in de blauwe ogen van een meisje, maar ze keek niet terug. ''Jullie kunnen haar later weer bezoeken, aangezien ze nog niet wakker is.'' Volgens mij knikten ze en mompelden ze wat, waarna ze de kamer verlieten. Ik had natuurlijk op kunnen springen, zeggen dat ik al wakker was. Dat deed ik niet, want het meisje met de ogen. Daar wilde ik nog wel even mee achterblijven... Ze stond op en sloot de deur achter hen, maar ging toen naar de ton met water om haar handen te wassen. ''Hoi,'' zei ik tegen haar, waarna ze schrok. ''Ik was al wakker, maar ik wilde nog even...'' Ja, wat wilde ik? ''Gewoon...'' Ze ging zitten, ''met me praten?'' Ik knikte, ''ja.'' Het meisje leek het niet raar te vinden, alsof iedere dag een patiënt zo maar met haar wilde praten. ''Hoe heet je?'' vroeg ik.
''Anne,'' antwoordde ze.
''Mooie naam.''
''Dank je.''
En toen was het stil, een gouden stilte, want ze glimlachte. ''Hoe is het om daar te liggen?'' vroeg ze. ''Zoals het altijd is,'' zei ik lachend. ''Het is een bed, heb je nog nooit in een bed gelegen?'' Ze haalde haar schouders op, ''natuurlijk wel. Alleen niet in dat bed.'' Ik keek er naar, ''wil je dan ruilen?'' Ze schudde haar hoofd, ''ik zit hier goed.'' Ik knikte, ''ik ook.''
Het was raar om uit een boom te vallen en dan een hersenschudding te hebben. Anne wekte me, om de zoveel uur, om een praatje te maken. Waarom wist ik niet, maar die praatjes konden van mij wel eeuwen duren. Alleen viel ik dan snel weer in slaap, waardoor ik meestal de laatste woorden miste.
Het was nu drie dagen later, mama en Hanne waren net weggegaan. Ik had een hersenschudding, iets wat me zou kunnen vermoorden als ik niet gecheckt werd. Dit was de taak van Anne, de mysterieuze Anne. Ze kwam altijd mijn kamer in om te praten, maar ik wist dat ze ergens mee zat. Ze liep vandaag mijn kamer in, keek me aan alsof ik alles was. Ze glimlachte, ''mag ik naast je komen liggen?'' Eerst was ik verbaasd, maar ik maakte toch plaats. Ik vond het raar, vreemd. Tot ik haar warme lichaam tegen het mijne voelde, toen voelde het alsof alles warmer was geworden en leek de kamer te verdwijnen. Ik had oog voor haar, zij voor mij. Ze kroop tegen me aan, ze lachte naar me. ''Voel jij het ook,'' maar ik kon niet knikken. Ik wilde alleen maar genieten.
Ik sloot mijn ogen, ochtend. Anne was weg, ik was alleen. Vragen kwamen in me op, waarom voelde ik me zo speciaal bij Anne? Waarom genoot ik van de lotus geur om haar hen en de zeeblauwe ogen die mijn hart vulde met glorie en geluk? Waar kwam dit vandaan? Ik hoorde een klopje op de deur, ''ja moeder, ik ben...'' In plaats van in de deur opening mijn moeder te zien stond Anne daar, die sloot snel de deur en ging toen naast me staan. ''We hebben even de tijd, alsjeblieft.'' Ze gaf mij haar hand, ik sloot de mijne in de hare. We lieten mijn spullen staan, we renden weg. We renden de heide in, weg van alles. De akkers, de grassen en de modderige padden. We waren ver genoeg, op de heuvel. Ze leidde me naar het dal, net buiten het dorpje. We zaten daar, ze kleedde zich uit. Naakt sprong ze het water in, ''kom!'' Ik lachte, deed het zelfde. Ik sprong, spetterde haar nat. ''Ursula! Vreselijke jongedame!'' Ze draaide zich om en dook dieper het water in, ''wacht op mij!'' Ik zwom achter haar aan, we lachten. We speelden. Ze kneep in mijn arm, ik in haar heup. ''Je bent echt mooi als je naakt ben,'' glimlachte ze. Ik knikte, ''dat weet ik.'' Toen stapte ze op me af, tuitte haar lippen. Ik deed het zelfde, maar ze raakte me niet. Ze duwde me in het water en lachte. Ze sprong boven op me, deed een plukje haar naar achter. ''Je moet naar je moeder, naar je zusje. Ze wachten op je in de dokterspost denk ik.'' Ik knikte, maar trok haar nog verder naar me toe. ''Ik hou van je, Anne.'' Ze knikte, ''dat weet ik.''
Samen liepen we naar het dorp, waar Hanne me omhelsde. ''Waarom ben je vies,'' vroeg moeder. ''Je stinkt, je gaat zo gelijk in de ton.'' Ze had mijn koffer in de hand, trok me gelijk weg van Anne. Hanne huppelde achter ons aan, ''je moet niet met dat kind omgaan, oké?'' Mama duwde harder, ''waarom mama?'' Ik vroeg het zachtjes, onschuldig. Ze moest niets te weten komen, niets denken. ''Ze wordt in de geruchten beschuldigd van hekserij.'' Ik rukte me los, wat? ''Waarom? Anne is geen heks!'' Ik riep het iets te hard, mensen begonnen ons aan te kijken. Te fluisteren. ''Kom mee, je praat te hard.'' Ik liep braaf mee, maar met de gedachten dat Anne een heks kon zijn... Niet waar. Echt niet.
Die nacht stond ik bij haar slaapkamer, gooide steentjes tegen waar hij ongeveer moest zijn. Ik wilde haar zien, buiten. Nu, hier. ''Anne,'' fluisterde ik een paar keer. ''Anne, Anne!'' Ik riep het iets harder, steeds iets harder. Tot ik voetstappen hoorde, snel dook ik achter de muur. Haar stem klonk zoet, ''Ursula? Ursula, waar ben je?'' Ik lachte, kwam te voorschijn. Ze gaf me een knuffel, ik haar terug. Mijn nachtjapon weefde zich in de harde, haar hoofd op mijn borst. ''Ik heb je gemist, terwijl ik je vanmiddag nog gezien heb.'' Ik knikte, ''ik heb precies het zelfde.'' Ze nam mijn hand weer, ''ik moet je iets laten zien. Deze nacht is precies wat we nodig hadden.'' We liepen het dorp uit, weg van de hekserij en de beschuldigingen. Er waren weer drie verbrand, die onschuldige. Ik geloofde niet in hekserij, maar ben gewoon opgegroeid in een gelovig dorp. ''Hier heen,'' ze leidde me het bos in. Onderweg pakte ze hout en stenen, maar ik vroeg niet waarom. Ik hielp haar gewoon met dragen, tot we vergenoeg waren. Al het hout kwam op een stapel, die ze aanstak. Anne ging zitten, ik naast haar. Voor de eerste keer legde ik mijn hoofd op haar benen, ging liggen. Het meisje aaide me op mijn kruin, gaf me kusjes. ''Ik houd van je,'' fluisterden we naar elkaar. We lagen daar, de hele avond en nacht. Tot ik wakker werd, vijf uur in de ochtend. Het vuur was gedoofd, ik lag in mijn bed. Was het een droom, dat zou toch niet kunnen? Ik keek om me heen, mijn blik werd getrokken naar een briefje.
Vuur zou onze wonden helen
xx Anne
''Anne, ik houd van je.'' Ik gaf de brief een kus en kleedde me aan, het was geen droom. Het was allemaal echt geweest. Bijna huppelend liep ik na het ontbijt het huis uit, tot ik Hanne zag. Ze leek bezig te zijn, met wat weet ik niet. Ze verstopte zich, tekende wat dingen uit een boek na op de grond. ''Hanne, wat doe je?'' Ik liep op haar af, maar ze wuifde me weg. ''Ursula, nee. Dat is een geheim.'' Ik keek over haar schouder naar het boek, niemand leek dit steegje te zien. ''Dat is een boek van... Is dat....'' Hanne schudde mijn hoofd, ''nee, niet wat je denkt.'' Ik keek van haar naar het boek, draaide me om en rende weg. Ze greep mijn arm, ze was verrassend sterk voor een tienjarige. ''Ik vond het bij de dokterspost, nam het mee. Het is maar een boek, Ursula.'' Ik schudde mijn hoofd, ''nee, nee. Dat is een boek van heksen, je kan verbrand worden. Op de stapel terecht komen.'' Ik huilde bijna, ''Hanne, waarom?'' Ik draaide me om, liep het steegje uit. ''Ik houd van je, Ursula.'' Riep ze me nog na, maar ik negeerde haar. Liep naar Anne, viel verdrietig in haar armen. ''Kom maar mee, we gaan naar boven.''
Ik vertelde haar alles, alles van net. Wat ik voor haar voelde, ze knikte. ''Dat voel ik ook voor jou, Ursula. Ik wil je alleen niet in gevaar brengen, we zijn geen heksen. Alleen wij die...'' Ik knikte, dat begreep ik. Ze streelde weer mijn haar, ''we gaan over twee nachten naar ons plekje. We gaan zwemmen in het water, net zoals de dag dat je de dokterspost uit ging. Ik houd Hanne geheim, dat beloof ik je.''
De nachten duurden lang, ook al waren het er maar twee. De dagen waren nog langer, toch zinvol. Ik vlocht mijn haar, het was ochtend. ''Wil je nieuw water halen bij de put, Ursula?'' Ik knikte, ''goed, moeder.'' Ik wilde net gaan, pakte nog even het laatste plukje. ''Waar is Hanne?'' Mama haalde haar schouders op, ''kattenkwaad.'' Ik wist precies waar ze het over had, haar eigen woorden raakten me diep. Nee, ze was bezig met hekserij. Ik dacht er aan, en dat deed me pijn. Ik hoopte dat ze zou stoppen, maar het was te laat. Ik deed de emmer om mijn arm heen, gooide de deur open, zag Hanne binnen vallen. Nee, geduwd. Ze was geboeid. ''Garda, je dochter is met hekserij gespot. Nog voor zonsopgang zat ze te lezen in een boek, een welbekend boek voor ons allemaal. Ze gooiden het boek op tafel, richting mijn moeder. Die bekeek het, wist niet wat ze moest docht. ''O god, Hanne. O god.'' Het was een dag die ik me nog goed zou herinneren, want ik had geen idee wat ik moest doen. Ik rende weg, langs hem. Rende de trappen op bij de dokterspost, ging in Anne haar bed liggen. ''Waar ben je, A. Als ik je nodig heb.''
Het was in de namiddag, ik was in slaap gevallen. Ik keek om me heen, Anne zat te lezen. ''Ik wilde je niet wakker maken,'' ze kwam naast me zitten. ''Hanne heeft een heksenboek uit je kast gestolen. Ze is opgepakt, gesnapt en op de brandstapel gegooid. En dat is godverdomme jouw schuld!'' Ik gooide alles wat ik kan in Annes richtig, was boos. Huilde, treurde, kwaad, riep rood aan, verzachte weer en huilde weer. Anne gaf me een knuffel, ik accepteerde hem. Ze maakte me kalm, met haar oceaan ogen. ''Ik houd van je, Anne. Alleen ik wil de waarheid horen, ben je een...'' Anne knikte, ''onze hele familie. Daarom werden we dokters. We konden mensen beter maken met alles wat we hadden, in het geheim. Het spijt me van je zusje.'' Ik knikte, schudde mijn hoofd en knikte weer. ''Ze gaan daar achter komen, Anne. Het enige wat we kunnen doen is...'' Ik ging recht op zitten, ''wat is er, Ursula? Waar denk je aan?'' Ik draaide me om naar haar, ''vluchten. We gaan weg.'' Anne lachte, knikte. Gaf me een knuffel, omhelsde me en zoende me. ''Voor altijd samen.'' Ik knikte, ''als er iemand aan je komt, ik vermoord hem. Als iemand je pijn doet, ik breek zijn alles. Als iemand je vermoord, ik zou hem en mezelf doden met dezelfde kogel, want Anne. Ik kan niet zonder je.'' Ze knikte, huilde. Ik knikte, huilde ook. ''We moeten gaan, nu gelijk.'' Weer een knik, een bevestiging die alles in me los maakte.
Ze had een mand gevonden, twee. Allebei één, deze zat vol met alles wat we nodig hadden. Dekens, kleren, eten en geld. Verborgen onder een paar stoffen. We hadden een capuchon over ons hoofd gedaan, zodat we onherkenbaar waren. We liepen langs de grote markt, maar ik kon niet niet kijken. Ik keek naar rechts, zag haar lichaam. Zag haar ogen, zag het publiek juichen. Zag haar kleine, roerloze lichaam verbranden. En het enige wat ik kon doen was schreeuwen, huilen en mezelf dood wensen. Alleen Anne hield me tegen, ze trok me dichter tegen zich aan. ''We zijn er bijna, bijna.'' We liepen door, niemand had het door. We werden niet tegen gehouden. We waren uit het dorp, op de heide. Langs het water gekomen, deden de kappen af. Lachten, vrijheid. Ik omhelsde haar en voor de eerste keer, eerste keer zoende ze me. Mijn tong in de hare, we verstrengelden ons zelf in elkaar. Tot ik haar voelde verslappen, ik voelde haar bloed. Ik zag dat ze naar achter liep, me los liet. Ik had bloed, op mijn kleren. Van haar, van haar. Ik keek haar aan, zag dat ze doorboord was. Een kogel, ze was vermoord door een kogel. Anne struikelde, legde haar hand op de plek. Ze was niet meer te redden, dood. Ik rende naar haar toe, riep haar naam. ''Anne, Anne!'' Ik schudde haar door elkaar, zoende haar en streelde haar. Ik wist niet wat ik moest doen, dus pakte ik mijn hand in de hare. ''Ik houd van je,'' zei ik tegen haar. Tranen biggelden over mijn wangen, ''ik houd nog meer van je dan wie dan ook. Ik houd van je, altijd en overal. Ik vergeet je niet, nee. Anne.'' Ze knikte, knikte. ''Dat weet ik, daarom, daarom moet jij voor ons allebei... gaan...'' Ik zoende haar nog één keer, de laatste keer. Stond op, pakte beide manden en vluchtte. De weide wereld in, liet haar lichaam achter.
Bloed op mijn kleren, bloed overal. Ik zou ervoor vechten, Anne.
Voor onze wereld.
Er zijn nog geen reacties.