5. Dream

Aro zat langs me. Ik negeerde hem. Zijn gedachten irriteerde me enorm. Hij bleef langs me zitten tot hij zuchtte en opstond.
‘Dream je kan me zoveel negeren als je wilt.’ Hij ging voor me zitten op zijn hurken en nam mijn kin vast en dwong me hem aan te kijken. ‘Je zal hier nooit meer uitkomen. Ik kan het hier voor je tot een hel maken maar ik kan het ook een hemel maken. Jij moet het zelf weten.’ Je kan blijven dromen maar de werkelijkheid zal het nooit worden. ‘Ik kan inderdaad blijven dromen maar jij bent Dream dus je ben mijn droom en is het niet iets wat geen werkelijkheid wordt aangezien je dromen kan sturen.’ Fuck You, Kerel! Ik haat je! En jij bent een Idioot! Hij zette zich rechter en kuste me. Terwijl duwde hij me op het bed. Hij pinde me vast op het bed. Hij trok zijn kop terug. Ik wou dat die kerel smeekte voor de dood. Dat hij zou hopen dat hij nooit geboren was. Aro kromp ineen en schreeuwde van de pijn. Het zag er amusant uit. Jane kwam de kamer binnen gelopen. En gooide mij tegen de muur. Ik stond op. Aro stopte met schreeuwen. Kwaad nam hij me vast en duwde me tegen de muur. Een heel deel van de Volturi stond ineens in de kamer.
‘Waag dat nooit meer Dream.’ siste Aro naar me.
‘Tuurlijk, je hebt nog een punt voor bij je dromen.’ zei ik gemeen en kill. Mijn haar veranderde net als mijn ogen. Aro keek me geschrokken aan.
‘Hoe kan?’ vroeg hij angstig. Ik gooide hem weg zonder hem aan te raken.
‘Inderdaad Aro, je had gelijk. Je kan nooit winnen van mij.’ lachte ik. De rest van de Volturi zette zich schrap op aan te vallen. Jane glimlachte naar mij. Terwijl keek ik haar aan. Zij viel schreeuwend op de grond. De rest viel aan. Iemand gooide me tegen de muur. Zonder problemen stond ik op.
‘Kijk niet in haar ogen,’ zei Aro. Maar er waren drie personen die in mijn ogen keken. Zij vielen hun team genoten aan. Aro stond ineens achter me en duwde een zakdoek tegen mijn neus en mond. Ik probeerde los te komen. Caius kwam naar Aro toegelopen.
‘Bind haar vast. Ze is nog steeds een mens. Ze zal haar daar niet los uit krijgen.’ zei Caius. Voor ik het laatste bewust zijnde verloor.