“hummmm” Om beter na te denken, probeer ik me te concentreren op mijn ademhaling. Eindelijk is mijn bewustzijn terug, maar ik voel me nog niet helemaal in topvorm. De laatste paar uur is er gewoon te veel energie uit mij gestroomd. Het lijkt niet zo dat ik het bewustzijn lang verloren ben, ik hoop het niet in ieder geval. In de tijd dat mijn bewustzijn weg was, heb ik gedroomd. Het ging over iets als de steen van Alia, maar het had een andere kleur. Het voelde of die steen boven mij zweefde. Hoewel het maar een droom was, heb ik toch het gevoel dat het iets te betekenen had.
Iets anders nu, laat me nog eens denken aan de symbolen. Ik ben er honderd procent zeker van dat die symbolen ons moeten voorstellen, bijna allemaal toch. De kroon en de ster niet, maar daar moet ik nog iets op vinden. Toch heeft de ster wel iets met ons te maken, het zou de verbinding tussen ons vier en een kroon kunnen zijn. Wat als de kroon ook iemand aanduidt? De enige met een kroon, die ik mij kan bedenken, is Ja’afar. Maar waarom zouden wij, in de naam der Goden, verbonden zijn met Ja’afar? Zijn wij zijn kinderen?
Onwillekeurig moet ik lachen, het lijkt me onmogelijk, ieder van ons leeft in een ander deel van het rijk. Ja’afar zelfs hier in Kantih … wacht even; we zijn in Kantih, we hebben over de kloven gereisd.
Het lachen vergaat me, nu lijkt het me niet meer zo onlogisch. De magie, die ik en misschien de anderen bezitten, heeft Ja’afar ook om eeuwig te leven. Ik ben hier niet echt blij mee, en het is misschien een overhaaste conclusie, maar ik hoop echt dat we niet zijn kinderen zijn. Eigenlijk is het ook niet logisch, waarom zou hij ons dan hebben achtergelaten ergens? “STOP!” ik roep het echt uit want deze gedachten gaan te ver.
Terug naar het hier en nu, ik pak mijn boek weer ter handen en hoop dat mijn krachten terug sterk genoeg zijn, ik ga nog een paar dingen oefenen. Ik open het boek op een willekeurige bladzijde. Het eerste woord dat ik zie staan is ‘Connice flamma fluit’. Dus om te weten te komen wat het doet gebruik ik de vertaalspreuk. Misschien is die vertaalspreuk wel de sleutel tot de beheersing van mijn kracht. “Linua Connice flamma fluit!” Terwijl ik de spreuk uitroep, voel ik weer dat er wat krachten uit we wegvloeien, maar ik kan het wel aan. Langzaam begint de spreuk tot me door te dringen en steeds sneller komt de vertaling tot mij. ‘Connice flamma fluit’ is een spreuk om een soort vloeibaar vuur naar ergens te werpen. Maar de vertaalspreuk doet nog veel meer dan enkel de betekenis aan mij duidelijk maken. Hij laat ook enkele toepassingen zien. Het is geen gewoon vuur dat je werpt, het is een speciaal soort vuur, iets wat ik vanaf nu tovenaarsvuur ga noemen. Dit vuur brandt op elk voorwerp, zowel hout om iets op te roosteren, maar ook op steen om gebouwen plat te branden of een vuurlijn te leggen zodat de vijand er niet voorbij kan. Het wordt me duidelijk dat dit vuur niet te blussen is, tenzij de tovenaar het wil. Ook als de tovenaar sterft stopt het vuur met leven. Er is wel 1 voordeel aan dit vuur, hij brand op een bepaald voorwerp, maar rijkt maar zover als degene die het heeft klaargelegd. Met andere woorden, als je het vuur legt tussen 2 bomen, gaat het vuur die bomen niet verbranden, tenzij je het zelf wel zou willen. Het laatste wat ik te zien krijg bij deze vertaling, is dat je het vuur ook een eigen leven kan doen lijden. Hiermee kan je er dus voor zorgen dat hij toch overspringt op de omliggende voorwerpen. Dat is het echte levende vuur. Het is heel gevaarlijk want dat kan enkel de tovenaar zelf blussen met een andere spreuk, een spreuk dat ik nog moet leren. Er is nog veel meer dat ik begrijp uit die vertaling, ik voel het vuur werkelijk, het heeft een emotie, iets levend, een eigen natuur.
Ik begin me nu echt te beschouwen als tovenaar. Meer nog, ik begin het zelfs leuk te vinden. Het vuur ga ik zeker uitproberen, maar om het te blussen moet ik wel eerst die andere spreuk leren. Dit keer ben ik wel voorbereid op de kracht van de zoekmagie. Hopelijk vraagt het minder kracht, nu ik het al wat gewoon ben. “Quaere!” zeg ik terwijl mijn gedachten uitgaan naar een blusspreuk.
Weer vloeit de kracht uit mijn lichaam, dit keer inderdaad niet zo veel als voordien. Ik voel zelfs dat de denkbeeldige plaats in mijn hoofd een beetje gegroeid is. Het boek bladert uit zichzelf tot hij zonder enige zichtbare aanleiding stopt. Hij stopt op de spreuk ‘Connice aqua Elva’. Hij lijkt wat op de spreuk van het vuur dus ik denk dat het een soort water zal werpen. Vertalen ga ik niet doen, ik wil mijn krachten sparen. Zeker als ik die vuurspreuk nog wil uitproberen en nog wat kracht wil overhouden moest de blusspreuk nodig zijn.
Ik wil het vuur laten leven op de muur, maar nog wel onder mijn controle zodat de blusspreuk niet nodig gaat zijn. Op welke plaats ga ik nu het vuur laten leven? Bij het rondkijken in de kamer, let ik goed op. Deze kamer staat vol met boeken, dus het is misschien niet verstandig om het hier te doen, zelfs als ik het in toom kan houden. Eerst naar een andere kamer, de kamer waar heel veel standbeelden staan. Standbeelden zijn niet echt mijn ding, maar mooi zijn ze wel. Er staan hier allerlei verschillende, onder andere standbeelden die aan de muur hangen. Idee! Ik zoek een standbeeld die iets met vuur te maken heeft, als er zo eentje is, dat lijkt me wel toepasselijk. 1 voor 1 ga ik de standbeelden af, af en toe is er een standbeeld dat in de verte iets met vuur te maken heeft, maar ik wil iets beters. Iets zegt me dat er ook nog betere beelden zijn. Dan zie ik ze, 2 standbeelden die naar elkaar gericht staan. Beiden houden hun handen schuin naar de lucht en is het net alsof ze vuurspuwen. Dit is de plek! Meer nog, ik ga richten op de plek waar het denkbeeldige kruispunt van de 2 vuurspuwende standbeelden. Hey! Op het kruispunt staat iets getekend! Het is een teken met wat onscherpe punten naar boven. Het is 1 gekromde lijn en … het lijkt wel een teken van vuur.
Stomverbaasd door dit toeval ga ik dichter kijken, maar het is echt zo. Heeft het iets te betekenen? Is het echt toeval? Tot nu toe is er al teveel zogenaamd ‘toevallig’ gebeurd. Het moet iets te betekenen hebben. In elk geval staat het vast dat ik hier het vuur op ga richten.
Ik ga in het midden van de kamer staan en hou mijn handen met de polsen tegen elkaar zodat het een kuip vormt. Langzaam haal ik weer adem om kracht te verzamelen voor de spreuk.
“Connice flamma fluit!” Het vuur vliegt uit mijn handen recht op het teken af. Vanaf dan is het alsof het vuur echt een eigen leven leidt. Het kruipt de muur op en gaat alle richtingen uit. Op het moment dat ik mijn blusspreuk wil klaar houden stopt de uitbreiding van het vuur. Meer nog, het vormt een cirkel. Het vuur blijft branden, alsof hij door de muur gaat. Eigenlijk hoe meer ik kijk hoe meer ik zie dat het niet is ‘alsof’ het vuur door de muur gaat, maar dat het letterlijk erdoor gaat. De muur brand weg. Volledig in een cirkel. Het vuur is heel intens. De hitte dwingt me achteruit, ik kan het niet verdragen, en toch blijf ik toekijken. Ik heb het zelf aangestoken en kan het ook stoppen, maar ik voel me in de ban van het vuur. Het heeft iets krachtig, iets geweldig.
10 minuten kijk ik toe tot de muur weggesmolten is en het vuur stopt met branden. Vanaf dat moment is er geen spoor meer te bekennen van het vuur. Als ik het niet zelf gezien had, had ik niet eens geweten dat er hier iets was gebeurd. Het enige spoor dat is achtergebleven is het gat in de muur, er is zelfs geen gruis.
Verbaasd stap ik ernaartoe. Geen enkel moment had ik verwacht dat het zo’n perfecte cirkel zou vormen, al zeker niet van een halve armlengte diep. Dat alles gewoon door magisch vuur? Wauw!
Voorzichtig kijk ik het gat in, daar zie ik iets blinken. Het heeft een blauwe kleur, net als de zee.
Na het gebruik van zo’n vuurmagie is het misschien om zomaar erop af te stappen. Ik steek mijn hand in de holte en voel de hitte van het vuur dat er gewoed heeft. Wanneer ik de steen zacht aanraak, schrik ik. Je zou verwachten dat alles daar in de buurt heet of op zijn minst warm was, maar nee, de blinkende blauwe steen is koud, bijna ijskoud.
Langzaam haal ik hem uit de holte en draai hem door mijn vingers. Tot er plots een gloed door me heen begint te gaan. Het lijkt een beetje op de gloed, die ik ook bij Jenny gevoeld heb, toen ze haar steen vastnam. Dus, wil dat zeggen dat ook ik eenzelfde steen voor mezelf gevonden heb? Het lijkt onmogelijk, ik heb geen wapen waar de steen zich zou moeten in passen. Het klopt gewoon niet.
Hoe meer ik naar de steen kijk hoe meer ik weet dat ik aan mezelf moet toegeven dat hij voor mij bestemd is. Verschillende redenen zijn daarvoor. Blauw is de kleur die de poort had toen ik de doorgang naar Kantih ontdekte en dit blauw lijkt er wat op. Ik kan magie gebruiken dus zou er toch iets magisch moeten zijn dat ik kan gebruiken? Alhoewel ik nog niet weet wat die steen voor mij zou kunnen inhouden. Tot nu toe zijn al onze levens zo gelijklopend dat iedereen een steen moet vinden nu Jenny er eentje heeft.
Maar … langzaamaan beseffend kom ik recht … ik moet dit de anderen vertellen, ook zij zullen een steen vinden. Hmm maar bij Alia hebben we allemaal al gezocht en niets gevonden. Misschien is er toch meer aan de hand?
Het maakt niet uit, ik heb mijn steen gevonden en ik moet maken dat ik terug ben in Alia’s kamer, daar is de cirkel met symbolen die we moeten oplossen. Misschien werkt het wel pas als we allen onze stenen hebben. Ik moet ze gaan waarschuwen. Ik pak de steen stevig vast en stop ze in mijn zak. Dan loop ik terug naar de andere kamer om mijn boek te gaan halen.
Het volgende moment ren ik topsnelheid de gang in. Ik weet dat ze mij niet kunnen horen, maar toch roep ik zo hard ik kan. “Jongens, snel ik heb iets ontdekt, allemaal naar Alia’s kamer!!”
Halsoverkop blijf ik rennen met de magie van de steen die tot diep in mijn lichaam doordringt.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen