Matthew zat in z’n cel te mokken. Hoe had het zo ver kunnen gaan? Waarom zat juist hij hier, en geen echte misdadigers? Wanneer zou hij zijn broertje, broer en zus weer zien? Voetstappen weerklinken en onderbreken zijn mijmeringen. Matthew hoorde een sleutelbos rinkelen. Hij besteedde er verder bar weinig aandacht aan. Het was de cipier, en voorlopig zat hij hier toch nog wel. Tot zijn grootste verbazing werd zijn celdeur geopend. De cipier keek hem vragend aan. ‘Hoe oud ben jij?’ Matthew wist niet zeker wat hij moest zeggen. Kon hij beter ouder of jonger zijn? Hij besloot de waarheid te spreken. ‘14.’ De cipier maakte een aantekening in een notitieboekje en sloot de deur weer. Door de gesloten deur heen stelde hij de vraag: ‘Wat is je naam?’ Matthew besloot maar gewoon te antwoorden en zei: ‘Matthew Xhofleer.’ ‘Aha, een Xhofleer! Dat verklaart veel. Weet jij toevallig waar je broers en zus zijn? We zijn op zoek naar ze.’ Matthew zweeg. De cipier liep weg. In de gevangenis was het tamelijk rustig. Er waren 3 andere cellen bezet. In de eerste cel lag een man te slapen. In de tweede lag een zieke man die waarschijnlijk niet lang meer te leven had. In de derde zat een man waar Matthew normaal gesproken met een grote boog omheen liep. Die zat vast daar voor een grote misdaad. De man in de derde cel leunde tegen de achterwand van zijn cel aan. Matthew richtte zijn blik op zijn eigen cel. Erg luxe was het niet, maar het was al luxueuzer dan in het weeshuis het geval was geweest. En dan nog te bedenken dat hij die kamer in het weeshuis moest delen, met 3 anderen. Het waren dan wel familie, Matthew had toch liever zijn eigen kamer, al was dat liever niet in de gevangenis. De deur van zijn cel werd weer opengemaakt. Maar dit keer was de cipier niet alleen. Naast de cipier… stond Alex. Alex liep de cel in. Matthew keek hem vragend aan. ‘Hoe gaat het met je, en hoe gaat het met de rest?’ ‘Jens zit nog in het weeshuis, maar het gaat goed met hem, ik zit nu in een gastgezin en van Nova weet ik het niet. Ik ga zo op zoek naar haar. Dag broertje! Hou je taai he?!’ Hij liep weer weg en de deur werd weer gesloten. Fijn. Nu voelde Matthew zich nog meer in de steek gelaten. Er klonk rumoer bij de tweede cel. De zieke man werd opgehaald. Matthew verstond niet het hele gesprek, maar ving wel een paar woorden op: ‘ Denk niet…. redt….dood….doen alles wat we kunnen… Het klonk alsof de zieke man dood ging, en het niet zou redden. Het rumoer verstomde en even later was het weer stil. De man in de eerste cel sliep nog steeds en de man in de derde cel zei ook niets. Doodse stilte.

Dagen vlogen voorbij. Matthew begon zich steeds eenzamer te voelen. Hij begon steeds meer te fantaseren hoe het zou zijn als hij eindelijk vrijgelaten zou worden. Hoe het zou zijn als hij z’n familie weer zag. Zouden ze blij zijn? Of zouden ze boos zijn, omdat hij zich had laten pakken? Matthew had geen idee. Hij hoopte maar dat Nova zijn briefje had gevonden en gelezen, en zichzelf in veiligheid had gebracht. Hij hoopte dat Jens toch nog een beetje een redelijk verblijf had, wat eigenlijk valse hoop was. En hij hoopje dat Alex hem nog een keer kwam bezoeken, met meer informatie over… Alles. Hoe had het zo erg fout kunnen gaan? En wat zou er gebeurd zijn als het wel gelukt was? Zouden ze dan nu gelukkig leven? Of zou er een ander gevaar op ze wachten buiten de stad? Nu hij in de gevangenis zat, had hij genoeg tijd om er over na te denken. Zouden de anderen ook nog eens aan hem denken? Of zouden ze hem nutteloos vinden omdat hij in de gevangenis zat? Al die vragen, zonder antwoord. Wanneer zou hij het antwoord weten? Over een dag, een week, een maand, misschien wel pas over een jaar. Voor Matthew was het allemaal gissen. Zou Nova nog contact hebben met een van ons? En Alex? En Jens? Hij bedacht dat als hij vrij zou komen dat hij als eerst naar Jens zou gaan. Maar wat dat betreft kon hij nog lang wachten.









Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen