De nacht liet de bende Casos ontwaken. Rafael verdween met een zwarte rugzak die , als hij snel liep, het geluid maakte van de inhoud die door elkaar werd geschud. Met gefronste wenkbrauwen staarde Ayudar hem na en liep naar Michael. Hij leek een van de weinige leden die nog wel aardig kon doen tegen hem.
De jongeman zat gebogen over een boek in een hoekje. Over zijn benen lag een dikke deken, waar het boek op rustte. Af en toe viel er een pluk zwart haar uit model, die hij vlug terug bracht door zijn hoofd wild te bewegen. Naast hem zat Gabriel, eveneens een boek te lezen, maar het leek meer op een lesboek. Toen Ayudar dichterbij kwam om te kijken wat het precies was, kreeg hij door dat de jongen Frans zat te leren. Het maakte zijn frons dieper.
‘Is er iets aan de hand, Ayudar?’ vroeg Michael zonder op te kijken, en hij sloeg een bladzijde om.
Het duurde even voordat Ayudar in staat was antwoord te geven. Hij deed zijn handen in zijn zakken en ging op de grond zitten, die nog nat aanvoelde door de regen van deze middag. ‘Niets. Ik vroeg me alleen af waarom die jongen wegging. Is het niet wat laat?’ Waarom vroeg hij dit zich af? Wat maakte het uit dat het laat was? Amm was gevaarlijk rond dat tijdstip door mensen zoals Rafael, door bendes zoals Casos, en hij gedroeg zich als een ongeruste vader. Lucifer zou die taak op zich moeten nemen, maar die zat in een hoekje gebogen over de papieren van de Orden. Zijn grijns liet merken dat hij vond dat er alleen pure onzin op stond, dat vast vermakelijk was om te lezen.
Het liet beide leden lachen. Michael ging beter zitten en sloeg het boek langzaam dicht. ‘Maak je je zorgen over hem dan? Hij redt zich wel, hij doet dit wel vaker.’ De deken werd hogerop getrokken, tot zijn heupen, en daarna keek hij Ayudar met een schuin hoofd aan. ‘Het zal wel wat zijn, iemand van de Orden die zich zorgen maakt over een bendelid. Heb je soms wat voor blonde mensen?’ Nog steeds lachte de twee, maar niet zoals eerder.
Het viel Ayudar op hoeveel Aziatische trekjes de jongen had qua uiterlijk. Ernaar vragen deed hij niet. In de papieren stond toch al dat hij uit Japan kwam en meer hoefde hij niet te weten. Meer wilde hij ook niet weten. Nadat ze hadden geholpen, zou hij ze weer ontwijken, totdat hij de missie kreeg hen op te ruimen, als dat zou gebeuren. Dat lag in de handen van meneer Jefe. ‘Ik wilde gewoon weten wat hij ging doen, dat is alles.’
‘Ik kan doorgeven waar hij heen is gegaan, dan kan je naar hem toe gaan om hem te helpen.’
‘Of om andere dingen te doen,’ zei Gabriel net hard genoeg om het verstaanbaar te maken, om gelijk daarna een reeks Franse vloekwoorden te laten horen toen Michael hem een te harde stoot gaf, waardoor hij omviel. ‘Rustig aan, Mi.’
‘Sorry, Ga,’ korte hij op dezelfde manier al een bijnaam af. ‘En sorry Ay voor zijn gedrag. Hij is nog steeds een kleuter.’
‘Wat je je zegt ben je zelf. En ik ben ouder, dus ben jij nog een peuter.’
‘Ik ben mentaal wel ouder dan jou, merk ik.’
‘En misschien moeten jullie wat minder geluid maken.’ Uit de hoek van Lucifer klonken de woorden.
Ze leken effect te hebben. De twee leden gingen weer zitten, beiden starend naar het boek, en af en toe werd de stilte doorbroken door een pagina die werd omgeslagen. Ayudar bleef zitten, keek van hen naar Lucifer en weer terug.

De bendeleden leken inderdaad te weten wat Rafael deed en waar hij heen was gegaan. Toen Rafael weer terug kwam, kon Ayudar ook wel raden wat hij had gedaan en waar hij was geweest. Rafael leek het daarnaast niet erg te vinden erover te praten. Terwijl de andere leden niet de dekens op gingen zoeken, maar juist actief spullen uit allerlei hoeken tevoorschijn haalde en Lucifer zei ook nog dat ze weg gingen voor zaken die de Orden niet aanging, bleef Ayudar achter met de gebruinde jongen die volgens Lucifer op hem moest letten. Wat dacht hij wel? Dat hij naar de Orden zou rennen, de schuilplaats zou verraden en zou toekijken hoe ze werden opgepakt. Dat zou pas nadat ze Desastre gepakt hadden, gebeuren.
De deken was verrassend warm. Het stukje vloer waar hij nu op lag, was zachter gemaakt door het plaatsen van luchtbedden en kussens. Nog steeds lag alles er armoedig bij en niets was zo comfortabel als Ayudar gewend was. Naar huis gaan ging nu moeilijk. Ten eerste wilde hij een oogje op Casos kunnen houden en ten tweede zou Casos hem niet eens naar buiten laten. Hij was zijn eigen kooi ingelopen.
‘Het went uiteindelijk wel,’ zei Rafael. Zijn bruine ogen namen Ayudar op, een soort blik die hij nog herkende van Derecho van vroeger.
Hij haalde zijn schouders op en ging voorzichtig liggen. ‘Na een jaar zeker,’ mompelde hij, intussen proberend het kussen niet als een zak appels te laten overkomen.
‘Je kan die theorie uittesten.’
‘Ik denk niet dat jouw leider het gezellig vind mij hier te houden voor een jaar. Een dag is al erg genoeg voor ons beiden.’
‘Hij hoeft het niet te weten.’
Achter de rug van Lucifer iets doen stond gelijk aan voor zijn eigen dood tekenen, en die optie wilde Ayudar niet nemen. Er viel een stilte waarin hij zich afvroeg wat Rafael wilde bereiken. De jongen stond op en verdween voor kort uit zijn zicht, om met schone handen terug te komen. De stank om hem heen was ook verdwenen.
‘Je weet dat graffiti spuiten wel verboden is.’ Ayudar kon het niet laten die opmerking te maken. Deze bende had bedacht hun gebied met in plaats geur, zoals wilde dieren deden, met kunstwerken te doen. Hij had het vaker gezien. Een grote C met twee vleugels eromheen, dezelfde als op hun jas. Het had iets weg van mooie streetart. Toch dachten de bewoners- waaronder hij- er anders over.
Het enige antwoord wat hij kreeg, was: ‘alles wat we tot nu toe hebben gedaan is illegaal, een paar kleurrijke woorden op muren maakt geen verschil.’
Het was te merken hoe het lid probeerde sociaal te doen. Hij had echter niet door dat dat principe al lang was gestorven. Bendes waren sociaal op een andere manier, een manier die Ayudar niet kon accepteren. Het was goed dat Rafael het probeerde, maar deze pogingen hadden geen effect op hem.
Er waren zoveel andere dingen die effect op hem hadden gehad, en hij wilde niet dat het dat deed. Derecho zou hier gewoon zitten, zijn eigen ding te doen, wat inhield dat als het kon hij achter een piano had gezeten om wat te spelen. En als dat niet kon, dan haalde hij wel het elastiek uit Ayudars haar en ging daarmee klooien. De duisternis van de nacht deed Ayudar er aan denken. Aan de tijden dat ze hadden gezeten op stranden en gras, of erin hadden gelegen, lachend en kussend, soms met kleren aan en soms zonder. Het maakte niet uit, niemand was erachter gekomen, en al zou dat wel gebeuren, maakte het nog steeds niet uit. Hij had genoten van die tijden. Derecho had genoten van die tijden. Ze waren vrij tot zover twee tieners vrij konden zijn. Voor twee jaar hadden ze elke dag de verfrissend smaak van vrijheid in hun mond, doorgegeven aan elkaar. Misschien was hij er verslaafd aan geraakt, misschien wilde hij het te graag terug krijgen. Maar niemand kon het hem meer geven. En niemand wilde het hem teruggeven.
Toen kon het nog allemaal. Toen waren er geen regels waar ze zich beiden aan moesten houden. Nu waren ze wel, dan wel ongeschreven, ze breken kon eindes betekenen. Eindes die Ayudar niet wilde meemaken, weten dat het hem zou breken en hem niet meer heel konden maken.
Rafael's woorden gingen hem dus voorbij. Zijn ogen sluitend luisterde hij naar de stem, die niet eens leek op die van Derecho, maar het deed hem eraan denken en misschien bracht die gedachte hem wel in een diepe slaap die rustiger was dan de vorige nachten.
Er waren geen demonen- versies van vrienden en engelen en versies van vijanden te zien in zijn droomwereld, slechts leegte die vertrouwd was en hem geen pijn wilde doen. De vrede leek terug te komen, maar hij bleef achter in die wereld.
Dat merkte Ayudar op zodra hij wakker werd. De bekende geluiden van Amm kwamen terug en de leegte verdween. Over hem heen was het bekende zwart- rode haar te zien. ‘Wakker worden, slaapkop, er is werk aan de winkel.’ De stem van Lucifer was snerpend, iets dat Ayudar nodig had helemaal wakker te worden. Met tegenzin stond hij op, gooide de deken van zich af en veegde zijn kleding af. Vragen naar nieuwe leek hem geen goed idee. Ze hadden wel nieuwe, dat had hij wel door. Sommige droegen een andere outfit dan eerder. Maar hij wilde niet een van hen worden. Dat zou in kleine stappen gebeuren, had hij door, en kleding lenen van hen was er een van.
‘We eten onderweg wel wat.’ Net als de vorige avond, werd er een rugzak over een schouder gedaan, deze keer die van Lucifer zelf. Ook deze keer rammelende de inhoud, een poging om te ontsnappen.
Verbaasd staarde Ayudar naar zijn broer, de leider van Casos. Hij herkende zijn broer er al lang niet meer in, hij moest hem niet meer zo noemen. Zijn broer was maar voor kort een leider geweest totdat de duivel hem bezeten had en zijn lichaam gebruikte de macht over te nemen. ‘Wat bedoel je met ‘we eten onderweg wel’?’ Met zijn vingers maakte hij aanhalingstekens in de lucht, als teken dat het niet zijn woorden waren. Hij zou ze niet eens willen gebruiken. Hij zou niet eens ergens onderweg heen gaan. Waar gingen ze eigenlijk heen? Wat dacht Lucifer wel te doen?
Met een zucht, die de rugzak van zijn schouder af liet zakken, leunde de leider tegen de deur aan. ‘Wil je Desastre aanpakken?’
‘Natuurlijk. Dat is wat ik moet doen, als je dat al niet doorhad.’
Naast de medewerker van de Orden, gniffelde Gabriel, die al gauw stopte toen hij opmerkte dat niemand anders zijn soort humor deelde. Schuifelend en glimlachend ging hij ook staan bij de deur, omringd wordend door zijn soort mensen, of dieren, of dingen.
‘Dan moet je wel actie ondernemen in plaats van veilig in je huis zitten te kijken naar papieren,’ en de bekende, sinistere grijns kwam naar boven bij Lucifer.
Ayudar baalde zijn handen tot vuisten, vouwde vervolgens zijn handen in elkaar en liet zijn houding wat zakken. Casos wilde hem helpen, dat was een stap, maar ze wilden ook de leiding overnemen, en dat zou leidden naar de dood, of minder erg; gewond raken. Hij had rekening moeten houden met hun blindheid door de lust naar wraak. Temmen kon hij ze niet, at had hij niet geleerd bij de Orden. Alleen maar verslaan, doodmaken, breken.
Ongeduldig tikte Lucifer met zijn vingers op de deur. Zijn hand gleed naar de deurknop, waar hij traag aan draaide. ‘Je mag ook wel hier blijven, als het allemaal te erg voor je is. Het is immers hier veiliger.’ Het was geen voorstel, dat hoorde Ayudar ook wel. Het was een uitdaging. Als hij hier zou blijven, ging Casos doen wat ze wilden, wat juist niet de bedoeling was. Bloed zou dan gebruikt worden als verf om deze muren hier, deze muren die Ayudar wel konden beschermen, maar het niet wilde, een kleur te geven. Het was een uitdaging zwakte te tonen in het bijzijn van zijn vijand, dat juist geen goed idee was. Ayudar haalde diep adem en commandeerde zijn woede om te zakken. De eeuwige boosheid mocht hem niet overnemen, niet alweer. Eén bendelid die hij kende en misschien ergens nog liefhad bijna doodslaan was al genoeg. Een tweede erbij nemen, daar zat hij niet op te wachten. Het zou niet goed voor hem aflopen.
Ze hadden hetzelfde doel voor ogen, alleen hadden ze een andere weg in gedachte te nemen. Er waren overal splitsingen, maar om bij het eindpunt te komen, moesten ze wel bij elkaar blijven. Nu weglopen zou hen beiden verdwaald laten raken.
‘Het zou wel meevallen,’ wist Ayudar met moeite te zeggen. Geen zwakte, niet meer. Niet hier en niet nu. Hij had geen tijd om zich te gedragen als een mens. Om Desastre te verslaan moest hij denken als hen. Hij moest een van de demonen worden. Aan de duivel zijn ziel verkopen zou hem genoeg helpen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen