25-DULCE
Derecho had gelijk. Iedereen deelde zijn mening, tot verbazing en ergernis van Dulce. Rico’s pogingen om orde te houden hadden geen nut meer, mede dankzij het feit dat hij het ook eens was. De neiging om als een klein kind weg te lopen van zijn problemen- wat inhield zichzelf opsluiten in zijn kamer- werd tegengehouden door Rico, die hem akelig kalm terug naar de stoel bracht om hem te dwingen te blijven zitten.
Dulce luisterde zwijgend naar alle verwensingen die er zowel naar hem als naar de leden gegooid werden. Derecho liet vallen dat hij het niet had op Fransen. Belleza liet vallen dat ze hem haatte omdat hij haar drankprobleem tegen haar had gebruikt, terwijl haar moeder erdoor in het ziekenhuis lag. Gemelo liet vallen dat hij er niet tegen kon dat Dulce niet in de kracht van familie hebben geloofde. Hermana liet vallen dat haar vroegere vrienden nog beter voor haar waren dan hij. Rico liet vallen dat hij niet wilde vechten, maar dat op deze manier het wel moest gebeuren. Enojado liet vallen dat hij echt nee had moeten zeggen en bij Casos moest blijven zijn, om hem in te kunnen maken. Op een of andere manier deed het hem niet veel. Hij kon de woede begrijpen, de houdingen tegenover hem. Het enige waarvoor hij moest zorgen was dat niemand wegging, de stad in, waar die verdween in de drukte om nooit meer teruggevonden te worden. Of de Orden vond de persoon en door de blinde boosheid zou die het hele verhaal doen. Nee, het was beter ze in het zicht te houden. Nog steeds had hij de taak om ze te temmen.
‘Als je denkt dat je wegkomt met al die leugens vertellen van je, had je het verkeerd gedacht,’ siste de donkere man nadat hij afstand van Dulce had genomen om hem helemaal in hem op te nemen. Dit gedrag was zeldzaam. Er was veel nodig om hem boos te maken en blijkbaar was dit genoeg. Het was een zeldzaam moment, eentje die Dulce voor altijd zou herinneren als het moment dat hij Rico’s zwakke plek had gevonden.
‘Ik-’ probeerde Dulce normaal te praten nadat de ergste chaos was gebeurd. Mensen hadden door elkaar geschreeuwd alsof het een klaslokaal was zonder een leraar. Maar zodra hij zijn mond open deed, brak het alweer los. leden duwden elkaar op de grond, misschien om naar hem te kunnen komen, misschien om zo snel mogelijk hun woede kwijt te kunnen. Lege flessen drinken werden omgegooid en kleine plasjes drank lieten de grond kleven. Kasten schudde door elkaar heen of werden open gerukt om de inhoud ervan naar iemands hoofd te gooien. Dulce kon nog net een simpel porseleinen bak van de vorige eigenaar ontwijken voordat het zijn hoofd raakte. Belleza probeerde Gemelo’s gitaar naar hem te gooien, maar de tweelingbroer sloeg haar neer met een kussen en zette de gitaar uit het zicht. Zodra hij terugkwam uit zijn kamer had hij een van haar pistolen vast en wilde schieten maar Belleza lachte en zei dat hij leeg was. ‘Ik ben niet zo dom om de kogels bij de pistolen te laten liggen, roze,’ lachte ze na, en ze haalde ze uit haar zakken om naar hem toe te gooien. Zonder iets te veroorzaken, schopte Derecho ze snel weg.
Intussen begon het donker te worden. Niemand deed de moeite en lichtje aan te doen, te druk bezig met elkaar de schuld geven van alles.
‘De Orden achtervolg ons door jou, je had nooit moeten schieten.’
‘De Orden achtervolgt ons door jou, jij had nooit vrienden moeten worden met die persoon.’
‘De Orden achtervolgt ons door jou, jij had nooit een baan moeten nemen, dan kunnen ze ons makkelijker vinden.’
Het ging zo door, en Dulce deed eveneens niet een poging om het stoppen. Ze moesten hun woede uiten. Nu ze niet op hem lette, zag hij zijn kans schoon om op te staan van zijn stoel en naar zijn kamer te lopen, weg van dit. De geluiden waren te luid. De verwensingen waren te erg. Nog steeds deed het hem niets, maar hij wilde niet dat de rest elkaar ging haten, alleen door hem. Ze moeten hun band houden om de Orden te slim af te zijn. Als ze door dit uit elkaar gingen vallen, was het einde spel. Dan was hij weggelopen van het schaakbord doordat hij een domme zet had gedaan.
De gang was hij half door, totdat hij een te zwaar gewicht op zijn rug voelde. Zonder dat hij het snel door had, werd hij vastgepakt en naar beneden geduwd, om daarna terug gesleept te worden naar de chaos. De grond was hard. Hij voelde het langs zijn wangen gaan, die erdoor begonnen te bloeden, heviger dan daarvoor. Het gewicht van een voet die op zijn rug werd gezet weerhield hem ervan te kunnen bewegen. Diep haalde hij adem en probeerde toch de afstand tussen zijn gezicht en de vloer te vergroten, zodat zijn huid er niet onder leed.
Vervolgens voelde de roodharige jongen het koude en scherpe lemmet van een mes tegen zijn nek aan. Gelijk stopte hij met zijn pogingen en zuchtte. Waarom omringde hij zich met de meest gevaarlijke mensen van Amm? Ze beschermden hem om hem later een mes in zijn rug te bezorgen. Letterlijk.
‘Ik geef je drie seconden om je om te draaien.’ Het wapen werd verder van zijn huid afgehaald, een teken dat de woorden gemeend werden. ‘Alleen omdraaien,’ herhaalde Enojado.
Er was niet te dollen met die man. Een verkeerde beweging kon Dulce’s dood worden. De man deed niet aan dingen of mensen liefhebben, behalve dan Sangue. Verder niets Het kon van hem afgenomen worden, te snel, en het zou hem stukmaken. Dulce wist dat het hem niets deed als hij meer deed dan omdraaien. Het zou hem niets doen hem pijn te moeten doen.
Daarom deed hij het, ruim binnen de drie seconden, om van het gevoel af te zijn dat hij echt dood kon gaan. Niet alleen keken de rode ogen hem aan, iedereen staarde hem aan, met hetzelfde vuur in hun ogen, gevoed door woede en verraad. Normaal zou hij ervan genoten hebben het te zien. Nu wenste hij dat hij dit leven niet had gekozen.
Het was niet dezelfde angst als bij elke ontmoeting met Casos. Hij wist het verschil tussen zijn bende en die bende. Casos zou hem al lachend langzaam vermoorden, zeggend dat hij niets waard is en dat hij zoveel fouten dingen had gedaan. Het was niet persoonlijk, en daarnaast: ze deden niet aan vermoorden. Ze wilden niet het risico opgespoord te worden door de politie. Desastre deed eveneens niet aan het vermoorden van mensen. Terwijl Casos hem het gevoel zou geven dat elke dag dat hij leefde zijn laatste zou zijn, zou Desastre hem laten wensen dat deze dag zijn laatste was. Ze hadden te veel boosheid verzameld door de maanden heen en ze zouden het uiten op hem als hij niet snel iets deed.
Wat kon hij doen? Simpel zijn excuses aanbieden zou hen koud laten. Ze wilden dat niet. Het enige wat ze nu leken te willen was hem zien bloeden, zien smeken om genade en al dat soort dingen.
‘Je weet zeker dat dit een goed idee is?’ Dulce merkte dat zijn stem trilde op dezelfde manier tijdens de ontmoeting met Casos.
De grijns op Enojado’s gezicht was het antwoord.
Haastig dacht Dulce aan een andere manier om deze waanzin te stoppen. Niet dat die er was. Hij voelde hoe zijn ademhaling sneller werd en zijn hersenen niet meer mee wilde werken. Het kon komen door zijn paniek, die de weg naar buiten traag vond, of de pijn die hij voelde op zijn wang, alsof zijn huid uit elkaar werd gehaald.
Of hij nu gebrandmerkt werd door de albino- zoals hij altijd deed met mensen die hij haatte als hij de kans had- of dat hij er geen litteken aan over ging houden, wist hij niet. Het was de manier van Enojado om zijn woede te uiten. Hij stapelde het niet op, zoals de meeste leden deden, hij uiten het wanneer hij het voelde. Het hout dat hij eerder vast had gehad en had bewerkt, was nu Dulce geworden.
In blinde bangheid begon hij te schreeuwen. Zodra hij zijn mond open had gedaan, werd er een bleke hand op gelegd zodat het geluid slechts gedempte kreten waren. Hij probeerde te bijten, maar het was niet mogelijk. Tranen verzamelden zich achter zijn ogen en vonden hun weg naar buiten toe. Wilde pogingen om de pijn te stoppen volgde, met verwensingen die hij in zijn hoofd zei. Hardop spreken was niet mogelijk, en dat was maar beter ook. Al die scheldwoorden zouden de leden alleen maar bozer op hem laten worden.
‘Ik weet niet of ik dat wel kan verzorgen,’ praatte Hermana hard genoeg om haarzelf verstaanbaar te maken.
Voor even was het gevoel weer verdwenen. Enojado draaide zich om en haalde zijn mes van Dulce’s wang af, om zich half om te draaien, richting de spreker van eerder. Dulce zag nog wazig door zijn waterige ogen heen dat zijn bloed op het lemmet zichtbaar was voordat hij zijn ogen sloot. ‘Het hoeft ook niet,’ zei Enojado..
‘Nou ja, zo ziet het er wel uit, eerlijk gezegd.’
‘Je wil hem dus toch nog helpen?’
De rest van de woorden gleed als een waas langs Dulce zelf heen. Af en toe hoorde hij andere stemmen van die van Enojado en Hermana. Hij had door dat hij de grip op de realiteit aan het verliezen was. Hij kon prima tegen bloed. Er moest meer zijn. De angst werd hem teveel, dat wist hij zeker. De drang om het te ontsnappen was te groot.
De discussie tussen die twee duurden wel even, wat Dulce de tijd gaf zichzelf te dwingen terug naar de werkelijkheid te gaan. Zodra hij zijn linkerbeen bewoog om steun te zoeken, voelde hij het mes weer op zijn wang leunen. Het oefende druk uit maar het bewoog niet. Nog niet. Zijn linkerbeen stopte met bewegen en hij haalde diep adem, voor zover het mogelijk was met zijn hand op zijn mond en half op zijn neus. Nog een aantal seconde lag hij onbeweeglijk, luisterend naar de woorden.
Gemelo bemoeide zich ermee, maar werd ruw afgekapt door Belleza die hem zo te horen op de bak duwde om zijn gezicht te bewerken met haar lange nagels. Niet dat het lang duurde, Gemelo gaf zich gauw over. De discussie leek pas echt aan een einde te komen zodra Rico zijn mond weer open deed, om zijn woorden duidelijke en langzaam uit te spreken. Of eerder zijn commando.
‘Enojado, ga van Dulce af en doe je wapen weg. Ga zitten waar je eerder zat. Het is al erg genoeg dat je iemand aanvalt, hier zelf, met die kleding van je. We zitten hier niet in het leger. Gelukkig.’
Het had de eerste keer niet zo veel invloed op de acties van de albino. De pijn van eerder kwam terug halverwege Rico’s woorden, wat ervoor zorgde dat Dulce weer begon met bewegen. Het was niet het slimste wat hij te doen had maar hij wilde weg komen van de pijn. Zijn wang zou hierna onder het bloed zitten. Zijn geschreeuw werd nog steeds gedempt. Enojado zelf suste dingen die totaal niet helpen. Het deed Dulce teveel denken aan alle ontmoetingen met Casos, die eveneens hem afleiden met hun gepraat terwijl ze hem pijn deden. Dan wel niet zo precies, het was hetzelfde.
Het was ook niet iets dat hem verbaasde. Hij wist dat de albino voor een kleine twee weken lid van die bende was geweest totdat hij ook daar uit werd gegooid. Hij had heus wel een paar dingen van ze overgenomen, gewild of niet. Een leefstijl afnemen van iemand was moeilijk, vooral dat soort.
Rico herhaalde zijn woorden. Deze keer stopte echter Enojado halverwege en ging verder zwijgend op zijn eerdere plek zitten.
De waas in Dulce’s hoofd werd langzaamaan minder. Hoe lang hij de tijd had gehad om te blijven liggen voordat hij overeind werd geholpen door Rico, kon hij moeilijk bepalen. Toen hij zat op zijn stoel, met zijn ene hand op de net gemaakte wond en de ander op zijn schoot, wat liet zien dat hij trilde, had hij eindelijk zijn stem terug gevonden. Praten hoefde hij gelukkig niet.
‘Nu we dat gehad hebben kunnen we hopelijk normaal praten,’ en Rico stond op om een glas water te pakken voor Dulce, die het zwijgend aanpakte. Dichtbij hem staande om zichzelf verstaanbaar te maken mompelde Rico: ‘zeg iets, Du, ik heb genoeg gedaan voor je.’
Wat moest hij dan zeggen? Hij had al zoveel pogingen gedaan. De blikken die hij nu toegeworpen kreeg waren vol haat, daar kon niets tegenop. Moest hij liefde proberen? Proberen aardig te doen? Tegen dit soort mensen aardig doen was als een enkele mier een hele koek geven en hopen dat hij het kon vervoeren. het had geen nut.
Niets had nut. Maar toch, hij gaf de mier een vrachtwagen en keek toe hoe hij meer vrienden verzamelden om genoeg kracht te hebben het koekje te vervoeren.
Er zijn nog geen reacties.