23- DULCE
Niemand dwong Dulce dit te doen. De leden van Desastre stonden niet in een kleine groep binnen te schreeuwen dat hij alles moest uitleggen. Zwijgend en op elkaar leunen, dat deden ze. Dulce had ook niet het gevoel dat hij het hier en nu moest uitleggen, maar toch deed hij het. Ze hadden het recht op een uitleg en hij wist dat als hij die niet gauw gaf, hun samenwerking minder zou worden. De Orden kon hen dan makkelijker grijpen en dat moest juist niet gebeuren.
Zijn uitleg bevatte amper emoties. Misschien omdat hij het al zo vaak in zijn hoofd had voorbereid. Het zou een fout zijn geweest als hij niet aan dit moment had gedacht. Leugens waren als hout, ze kwamen wel boven water drijven, hoe vaak iemand het ook onder water probeerde het te houden. Het waren de wetten van de natuur en die waren niet te veranderen. Slechts uit te stellen.
Dus hij haalde diep adem, duwde de groep opzij en ging zitten op de bank. Hij wachtte niet eens op het moment dat iedereen ervoor zat, hij moest het kwijt. Het uitstellen had te lang geduurd. De Orden werd met elke seconde dat zij boos op Dulce waren sterker en de enige manier om die kracht bij te kunnen houden was met de waarheid. En die had hij, al wel met tegenzin, te vertellen.
‘Mijn ouders zijn niet dood,’ begon Dulce zonder op te kijken naar de bekende gezichten. De vloer was interessanter en veiliger. Die ging hem niet tegenspreken om naar hem schreeuwen.
Nog voordat iemand er tegenin kon gaan, hield hij zijn hand omhoog als teken dat hij nog niet klaar was. Deze waarheid moest in een keer worden verteld, niet onderbroken worden door tegenwoorden. Het moest logisch aan elkaar worden gemaakt. ‘Ze zijn ook hier, in Amm, in de buurt van hier. Veilig en wel. Net als mijn zusje. En voordat jullie gaan vragen waarom ik dan heb gezegd dat ze dood zijn of één van hen, moeten jullie weten dat het nodig was.’
‘Hoezo dat nou weer?’ Derecho ging verzitten van houding. Hij lag niet langer op de hele bank, maar nam het halve meubelstuk in bezit en leunde met zijn rug tegen de armleuning aan. Vlug schoof Belleza op de vrijgemaakte plaats en keek hem vragend aan. Zij wist iets meer dan de rest, maar had zo haar vragen. Dulce bedacht zich dat het beter was elk lid apart te nemen en uit te leggen waarom hij gelogen had, maar dat kostte teveel tijd en moeite. In plaats daarvan besloot hij alles te zeggen, sprekend tegen maar één lid, maar hoorbaar voor elk ander. Hij richtte zijn blik op de roodharige vrouw en haalde zijn schouders op.
‘Ik kan voorbeelden geven,’ en hij deed de mouwen van zijn te grote en warme trui over zijn handen. ‘Dat is misschien wat handiger. Belleza was de eerste, bijvoorbeeld, die bij Desastre kwam. Niet de eerste die ik wilde, maar nog steeds. Sommige mensen zijn wat moeilijker over te halen.’ Zijn blik gleed onwillig naar Derecho, die als laatste aan de beurt zou komen. Als hij zo ver zou komen.
‘Belleza dronk, dat wist ik. Dat wisten wel meerdere mensen. Dus zeggen dat mijn ouders dood waren door een ongeluk in de bergen in Frankrijk en dat ik daardoor bij een oom moest gaan die ook drankproblemen had, was beter dan zeggen dat mijn ouders allebei een normaal leven leidden. Zij kan zich beter inleven in het eerste dan in het tweede,’ en alweer haalde hij zijn schouders op. Het was dan niet een perfecte uitleg, de leden konden er wat mee.
Helaas wel.
Als gestoken stond Belleza op en liep met grote passen naar hem toe. Stilzittend volgde Dulce haar bewegingen. Haar slanke figuur bewoog sierlijk tussen de rommel van de woonkamer heen om vlak voor hem te blijven staan. ‘Jij denkt dat ik dit zomaar ga accepteren. Jij denkt dat ik dit verdiend heb!’ Zelfs als ze schreeuwde klonk haar stem nog zo zangerig en vrouwelijk.
Met een zucht ging Dulce verzitten en schudde zijn hoofd. ‘Jij geloofde mij. Het is niet mijn fout dat je dat deed.’
‘’]ij loog!’
‘Jij geloofde.’
‘Nog steeds, jij begon.’
‘En jij ging verder.’
Dulce kende Belleza als ze boos was. Ze zou erachter komen dat dit geen zin had, dat het geen zin had boos op hem te worden. Ze zou erachter komen dat het ook haar fout was, ondanks dat hij ook fouten had gemaakt. Zo was het altijd al gegaan. Sinds het begin dat de Orden hen achtervolgde, had ze al laten merken dat ze niet makkelijk klein was te maken. Of haar pistolen, die ze in blinde woede had gebruikt tegen Brutus, die geraakt was in zijn been en nooit meer terug was gezien. Tot een week geleden. Haar acties waren niet gecontroleerd als ze boos was, en Dulce was ergens wel bang dat hij vandaag te ver was gegaan.
De vrouw ging niet weg van hem. Dulce besloot haar te laten. ‘Dat is nummer één, en nummer twee was Rico.’ Hij merkte hoe de spanning was veranderd na zijn eerste uitleg. Mensen luisterden naar hem zonder hem te willen onderbreken Ze durfden het niet, dacht hij, en dat was maar beter ook. ‘Waar hij vandaan kwam, was oorlog, en het was slechts een gok dat een familielid eraan mee moest doen. Dat is normaal daar.’
‘Moet dit echt,’ murmelde Rico zwakjes. Niemand besteedde er veel aandacht aan, ze wisten toch al wat ze aan gingen treffen. Een Rico die het verleden herleefde die niet iedereen helemaal wist omdat hij het simpelweg niet kon vertellen.
Voor kort keek Dulce op naar hem, voor zover het mogelijk was. Zijn gedachte was juist. ‘Het moet, ja. Ik weet dat je dit ook wil weten.’ Hij keek weer weg, terug naar de vloer en zijn natte sokken. ‘Dan zeggen dat mijn vader naar die oorlog was gestuurd en kijken hoe hij erop reageerde was genoeg om te weten te komen dat het zijn zwakke plek was. Het was niet dat ik wist dat zijn broer eenzelfde iemand als ik had doodgeschoten, zo ver kan mijn kennis niet gaan. Het lot had het zo bepaald, schijnbaar.’
Halverwege zijn verhaal was Belleza het zat geworden voor hem te gaan staan en ging terug op de bank zitten, nog steeds boos kijkend naar haar leider. Met elk woord dat hijzelf zei, voelde hij het vertrouwen zakken. Er moest wel iets zijn dat het naar boven kon brengen, maar wat was dat?
In tegenstelling tot Belleza hield Rico zich stil. Hij had al te veel wijsheid gedeeld met Dulce en wilde zijn energie niet verspillen aan boos worden. Dat kwam later wel, op een moment dat iedereen het vergeten was, behalve hij. Dat was zijn manier van laten zien dat hij het niet eens was met deze manier van leven. Brutus had hem dan wel aangepakt, eerder deze maanden had hij tegen Dolor hetzelfde verricht. Het was een oudere man, in begin dertig, die besloot dat gelijk aanpakken van de zwakkere schakelen het juiste was. Rico was echter niet zwak, hij maakte alleen die indruk om mensen in een val te leiden. En die val was Desastre.
De stilte die kwam na Dulce’s woorden gaf hem de kans uit te zoeken hoe hij dit ging vertellen. Uiteindelijk kwam hij tot een idee. ‘De derde en vierde zijn de tweeling en dat verhaal ligt wat ingewikkeld. En voordat jullie tweeën mij aanvallen, wees slim en luister gewoon.’ In zijn ooghoek zag hij de tweeling al zich losmaken van de grond, maar ze gingen zo vlug weer zitten dat hij eraan twijfelden of het wel was gebeurd. ‘Hun ouders hadden maar geld om één iemand te laten studeren, en die iemand werd Hermana. School is echter iets waar alleen de sterke kunnen overleven, en de rest wordt maar meegesleurd. Banden zijn er belangrijk om te maken dan. En als die banden zijn gebroken is de persoon zelf ook gebroken.’
‘Je punt, Dulce,’ siste Hermana, die tegengehouden werd door haar tweelingbroer om op de grond te blijven zitten.
‘Mijn punt is dat ik alleen maar hoefde te zeggen dat ik die banden niet meer had, dat mijn familiebanden niet meer zo stevig waren als die van jullie en de rest deden jullie wel.’
Gemelo zuchtte luid en maakte zich klaar om zo snel mogelijk op te kunnen staan, als een roofdier die klaar was te springen op zijn prooi. ‘De rest wat wij wilde doen was laten zien aan je dat familie niet alles is wat je nodig hebt. Dat je ook nog vrienden kan hebben.’ Naast hem knikte Hermana af en toe.
‘Dat hebben jullie dan goed gedaan.’
Of het de druppel was of omdat Gemelo de kracht niet meer had, wist Dulce niet, maar het volgende moment voelde hij scherpe nagels over zijn wangen heen gaan. Het wekte tranen op, die hij met veel moeite binnen kon houden. Gemelo stond op, merkte hij, en rukte zijn zus weg, om vervolgens hem te slaan op zijn al pijnlijke wangen. Alweer was het zichtbaar dat ze elkaars acties niet afmaakten, maar ze er nieuwe en logische achteraan brachten. Het gevecht op leven een dood met alweer Bolor kwam voor Dulce’s gesloten ogen tevoorschijn. Belleza schoot, schoot elke keer wel mis, of het raakte de man, maar hij had bescherming aan. Hij bewoog zich snel, als een cheeta, alleen kon hij het niet lang volhouden. Hij wilde gaan voor allebei, wist Dulce. Hij kreeg er echter een te pakken. Een aantal dagen lang had Gemelo het zonder zijn zus moeten doen, alleen met zijn gitaar en treurige liedjes. Ze waren er bijna geweest doordat ze hun leven voor het meisje met het korte haar op het spel hadden gezet als zijzelf niet de laatste en rake slag uitdeelde.
‘Genoeg zo!’ De stem van Rico galmde na en de orde kwam weer terug, dat Dulce de kans gaf zijn verhaal te vervolgen.
Hij kuchte kort en wreef over zijn wangen heen. Bloed veegde hij af aan zijn broek. Het was niets meer dan een teken dat hij nog leefde, dat de leden nog kracht hadden iemand tegen te werken. En dat was prima. ‘Enojado is een simpel verhaal. Ik bedoel, iedereen kan wel raden wat er met hem aan de hand was. Hij werd niet geaccepteerd in zijn familie in Portugal, besloot een nieuw leven hier te leiden, dat ging niet, werd in een paar pleeggezinnen gegooid en kwam in aanraking met een andere bende.’ Hij telde de opsomming op zijn handen. ‘Casos verstootte hem nadat hij in opstand kwam tegen hun leider, Rico en ik vonden hem ergens bloedend aan in een achterstraat, namen hem op en hij is nooit meer weggegaan.’
Dulce wierp een waarschuwende blik op de albino, die zijn woede aan het uiten was met zijn mes op een stuk hout. Waar hij het vandaan had gehaald, was een raadsel. Het was beter hem zo te houden. Het mes leek hem toe te lachen, al zeggend dat hij het hout kon worden met elk woord dat hij ging zeggen. Hij moest wel het risico nemen. Enojado was het lid dat perfect in het plaatje paste. Men dacht aan een bendelid, men dacht aan iemand die nergens voor weg week. Elke gestuurde Ordenlid had wel een litteken gekregen door het wapen genaamd Sangue. Het was hét teken dat Desastre machtig was en dat ze niet bang waren dat te laten zien.
De kring kwam langzaam naar Dulce toe. Misschien omdat ze wisten dat er bijna een einde aan was en hem zo snel mogelijk neer wilde slaan, misschien omdat ze zo snel mogelijk weg wilde gaan, naar de deur die dichtbij hem was. Hij kon beiden begrijpen, maar hij moest beiden ook voorkomen. Als op deze manier Desastre viel, was elke strijd voor niets geweest.
‘Let op je woorden, kleintje,’ hoorde hij Derecho fluisteren.
Hij wenste dat hij het kon doen.
‘Derecho was na veel mislukte pogingen bij andere mensen wel de laatste. En als ik had geweten dat hij wat had met Ayudar, had ik gehoopt dat het ook een van de mislukte pogingen was. Maar als het lot het zo wilde, dan was het zo. Ik vertelde hem dat ik begreep hoe moeilijk het was een relatie tot stand te houden nadat de zijne was gebroken. Makkelijk was het niet. Bedankt voor mijn bijna gebroken pols.’ Hij bewoog kleinschalig zijn linkerpols, die toen hij Derecho op een vriendelijke manier probeerde te laten zien at hij niet alleen was, tegen het parkbankje was geduwd met zoveel kracht dat een ziekenhuisbezoek wel nodig was. Derecho was echter met hem meegegaan, wat Dulce de kans door te gaan. Opgeven was moeilijk als hij een doel voor zijn ogen had. Als hij het niet zo had aangepakt, zaten ze hier met zijn zessen, vast en zeker in een cel. Derecho wist dingen en die dingen waren handig om te weten.
‘Je verdiende het. Nu nog steeds.’ De dreigende ondertoon was hetzelfde als maanden geleden, met hetzelfde gevoel dat het opleverde. Gelukkig had Derecho niet zoveel energie, niet genoeg om de pols van zijn leider tegen de bank aan te zwaaien.
‘Dat is een mening.’
‘Een mening waar iedereen het nu wel mee eens is.’
Er zijn nog geen reacties.