Hs 11
Een paar weken later.
We zijn onderweg naar het voetbalveld in de Italiaanse buurt. Waarom weet ik niet precies, volgens mij was het voor een oefenwedstrijd. We komen aan en iedereen stapt uit.
Er zijn voetballers van verschillende teams. Ik herken Edgar, de aanvoerder van het Engelse team meteen. Ohw ja, dat leuke feest. Ik houd me een beetje afzijdig van de groep als twee meisjes aan komen rennen. Ze hebben armbanden vast, armbanden die ik herken. Ik sprint op ze af. "Hoe komen jullie aan die armbanden?" vraag ik. "Van een kraampje uit de stad, hoezo?" vraagt het meisje met de rode haren. "Van twee oude mannen die daarna verdwenen?" vraag ik een beetje paniekerig. "Ja, hoe weet je dat?" vraagt het meisje met blauwe haren. "Is dat de enige?" negeer ik haar vraag als ik naar de lichtblauwe armband om haar pols wijs. "Nee, Celia heeft die wat ik heb gekregen, ik vind hem niet zo mooi," zegt het meisje met de rode haren. Ik sprint naar Celia. "Doe die armband nu af," zeg ik alleen maar als ik voor haar sta. Iedereen erom heen kijkt me aan alsof ik gek ben. "Doe nou maar," dring ik aan. Celia wilt hem kennelijk af doen maar hij verschuift geen centimeter. Ik doe een paar stappen naar achter... Dit is mijn schuld, ik moest naar dit team... Ik heb Celia letterlijk de hel in gestuurd...
"Gaat het wel?" Ik zit op de grond en schrik op uit mijn gedachten van Archer. Ik schud mijn hoofd, sta op, en trek hem een paar meter mee. "Die armbanden ze... Destra..." Ik kom niet verder. "Wat is er met die armbanden? En wat heeft Destra een te maken?" vraagt Archer rustig. "Die armbanden kiezen degene voor het offerritueel, de donkere voor ons, de demonen, en de lichte voor de engelen," zeg ik als ik naar Celia kijk die blijkbaar uit alle macht de armband af probeert te krijgen. "Maar... Jij was hier uit naam van de demonen, of niet soms?" merkt Archer dan op. "Ja, maar dan heb ik nog geen inspraak op wie moet gaan," leg ik beknopt uit als mijn broer opeens voor me staat.
Ik hoor een paar mensen zich hardop af vragen wie er nou weer midden op het voetbalveld staat. "Waar is de uitverkorene?" vraagt hij alleen maar. Hij laat zijn blik over de groep mensen glijden tot hij Celia tegen komt. Hij grijnst en trekt haar naar voren. Dan is er een flits en staat Sael daar, een engel. Hij doet eigenlijk hetzelfde alleen trekt hij het meisje mee die ik nog steeds niet ken. "Wat doe jij hier?" vraagt Sael ondertussen aan Destra. "Ik kom iemand ophalen," zegt hij arrogant. Ik zie Sael weer verdwijnen maar Destra blijft staan. Hij lijkt nog iemand te zoeken, waarschijnlijk mij. Ik ga achter de dichtstbijzijndste boom staan en kijk naar Destra. "Ik weet dat je hier bent, je kan je niet eeuwig verstoppen. Zusje." Er klinkt wat gemompel in de groep. Dan bedenk ik me iets, ik kan Celia niet zomaar de dood in jagen, ik moet iets doen. Zolang Celia niks over komt, gebeurt er ook niks met die andere meid.
Ik stap naar voren. "Wat kom jij nou weer doen?" vraag ik aan Destra als ik tegenover hem ga staan. "Het offer ophalen, weet je nog, daarvoor was jij hier," zegt hij grijnzend. "Laat Celia los," zeg ik rustig. "Waarom? Heb je vrienden gemaakt?" vraagt Destra spottend. Ik voel de woede opborrelen. "Je weet zelf ook dat dit niet nodig is!" roep ik naar Destra. "En hoe moet de demonenkoning dan wakker worden?" vraagt hij aan mij. "Dat hoeft hij niet, hij verwoest alleen de wereld. Met ons erop!" antwoord ik. "Sta je nu aan de kant van deze mensen, hoe zielig," spot Destra. Dit was de druppel. Ik loop naar Destra en geef hem een knietje. "Je bent er duidelijk niet sterker op geworden," zegt Destra lachend. Het haalde blijkbaar nogal weinig uit. Hij tilt me op aan mijn kraag als hij me daarna weg gooit en ik nog een paar meter over de grond verder schuif en stil blijf liggen want alles doet pijn. "Pfft, die tijd bij de mensen heeft je geen goed gedaan, zusje," zegt Destra waarop mensen weer beginnen te praten. Ik doe nog moeite om overeind te komen maar val steeds weer om, alles doet gewoon te veel pijn. "Laat Celia gewoon los!" roep ik dus maar. "Dwing me maar," spot hij. Zodra ik overeind sta, wankel ik naar Destra maar word meteen weer weggetrapt. Ik zie Destra grijnzen als hij verdwijnt.
"Gaat het?" Archer zit naast me op de grond. "We moeten naar mijn wereld als we Celia ooit nog willen terug zien..." mompel ik alleen maar. "Doe nou rustig," zegt Archer. Ik schud mijn hoofd. "Het heelt wel, we moeten nu gaan, bij zonsondergang zullen we te laat zijn," zeg ik als ik weer op sta. "Wat heb jij hiermee te maken?" vraagt Jude die op me af komt gelopen. "Destra, de demoon die jullie net zagen, is mijn broer. Alleen ben ik er op het moment even blij mee als jij," antwoord ik eerlijk als ik weg loop, terug naar huis.
Reageer (1)
Ik vind het fijn dat je dr niet een of andere verborgen kracht hebt gegeven waardoor ze ineens Destra kon verslaan, leve realiskme en typaids.
7 jaar geleden