2 weeks later

Ik ben hier nu een tijdje. Ik weet niet hoe hij het doet, maar ik voel me nu al zoveel meer in balans. Dat mediteren helpt echt. We staan weer op het balkon. Ik kijk naar de avondlucht. 'Het lijkt alsof de tijd hier stilstaat,' zeg ik. Hij komt naast me staan. 'Ja, inderdaad.' Ik draag de laatste tijd eigenlijk alleen nog maar de jurken die hier liggen. Ze zitten losjes en het is zijdezachte stof. 'Geen wonder dat je hier bent gebleven, Gelebor. Dit is een wonderlijke plek. Het is bijna magisch.' Hij zegt niks. 'Mag ik je wat vragen?' vraag ik hem. Hij knikt. 'Maar natuurlijk.' 'Ben jij nu de enige Falmer?' vraag ik hem. Hij kijkt weer vooruit, de vallei in. 'Daar lijkt het wel op, al heb ik vernomen dat er zich ook nog elven in de bergen schuilhouden.' Ik knik. 'Het moet hier geweldig zijn geweest, voordat de mensen hier waren. Hebben ze echt alles verwoest?' Gelebor zucht. 'Genoeg, in ieder geval. Ik kan het ze niet helemaal kwalijk nemen. Leven in Atmoria moet zwaar zijn geweest. Niks anders dan sneeuw, nog kouder dan Skyrim. Op een gegeven moment snap ik dat het leven niet meer te harden is. Maar we konden makkelijk naast elkaar leven. Er hoefde niet gedood te worden. Ik heb, op eigen initiatief, Ysgramor proberen op te zoeken. Tevergeefs. De Atmorianen hadden de keuze al gemaakt. Er was geen plaats voor ons. Niet eens voor de Dwemer. Al weet ik niet of dat zo'n gemis is. We hebben vaak genoeg tegen ze gestreden. Zowel wij als de Chimer.' 'De voorouders van de Dunmer,' zeg ik. Hij kijkt me aan. 'Is dat hoe ze nu heten? Er verandert niets zo snel als een elf. Hoeveel soorten bestaan er nu wel niet?' Hij kijkt weer uit over de vallei. 'Mag ik eerlijk tegen je zijn, Arwen?' Ik knik. 'Ja, natuurlijk.' Hij schraapt zijn keel. 'Ik vind het erg prettig dat je hier bent.' Hij kijkt me aan. Ik slik even. Ik weet waar hij op duidt. Maar ik kan het niet. 'Oh...Dank je.' Hij komt dichterbij. 'Nee, je snapt het niet. Eeuwen heb ik niemand om me heen gehad. En nu ben jij hier. En ik waardeer je aanwezigheid heel erg. Je bent een fantastisch persoon, Arwen. Ik zet een stapje achteruit. 'Ik weet niet...' Hij zucht. 'Je twijfel zegt genoeg. Het spijt me.' Hij draait zich om en loopt naar binnen. 'Gelebor, wacht!' Ik ren achter hem aan. 'Ik bedoelde niet...Het spijt me. Ik wilde je niet kwetsen.' Hij blijft staan maar draait zich niet om. Ik zucht. 'Het is gewoon...Ik kan het niet maken tegenover Vaerel. Nog niet. Ik weet dat hij dood is, maar...' Ik zucht. Waarom is dit zo moeilijk? Hij draait zich langzaam om. Zij ijsblauwe ogen kijken me aan 'Ik bewonder je loyaliteit, Arwen.' Hij komt weer dichterbij. Hij slaat zijn armen om mijn midddel. We kijken elkaar aan. 'Nooit gedacht dat ik op deze manier tegenover een mens zou staan,' zegt hij. 'Mens hybride. Ik ben nog altijd een Breton.' 'Wat inderdaad inhoudt dat je elfenbloed hebt,' zegt hij grinnikend. Ik rust mijn armen op zijn schouders. Hij komt dichterbij. Ik sluit mijn ogen. Al snel voel ik zijn lippen op de mijne. Zo blijven we staan. Hij trekt zich weer terug. Ik open mijn ogen weer en kijk hem aan. Ik moet hem toch iets vragen. 'Gelebor?' 'Ja?' Ik laat hem langzaam los. 'Hoe komt het dat je niet ouder wordt? En nu dat ik hier ben, betekent dat dat ik ook niet ouder wordt zolang ik hier ben?' 'Het is niet de vallei die het doet, Arwen. Jij bent gewoon 2 weken ouder geworden. Het is oude magie. Falmer magie. Zoals je misschien weet worden elfen over het algemeen ouder dan mensen. Het is echter een verkeerde opvatting dat we onsterfelijk zijn. We kunnen wel degelijk sterven aan ouderdom. Het is magie die me in leven heeft gehouden. Een soort eigen profetie.' Ik kijk hem verbaasd aan. 'Een eigen profetie? Wat bedoel je?' 'De profetie die ikzelf heb gemaakt, houdt in dat ik niet ouder zal worden voordat Vyrthur verslagen is.' 'Dus dat betekent dat je nu ook ouder aan het worden bent?' Hij knikt. 'Ja, nu ben ik weer sterfelijk. En het deert me niet. Ik voel me fantastisch.' Hij omhelst me weer. 'Je weet dat ik hier niet voor altijd kan blijven, toch?' vraag ik hem. 'Ja, dat weet ik.' Hij laat me los. 'Ik weet dat je door moet met je leven. En dat is je goed recht.' 'Ik moet Harkon tegenhouden,' zeg ik. Hij knikt. 'Dat is inderdaad de taak die je op je genomen hebt.' Ik slik even. 'Zolang Harkon leeft, kan ik geen rust en vrede vinden met wat er met Vaerel is gebeurd.' 'Dat is iets wat je zelf in handen hebt. Ik hoop wel van harte dat je het vindt, Arwen.' Ik slik even. 'Als ik Harkon confronteer, zul je er dan bij zijn?' Hij zucht. 'Ik kan de vallei niet verlaten. Mijn verantwoordelijkheid ligt hier.' Ik laat hem los. 'Kan ik wel nog terugkomen?' Hij knikt. 'De deuren van de tempel zullen altijd voor je geopend zijn.'

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen