Fluitend de afgrond in - Opdracht 1 - Mythische Wezens Wedstrijd
Het was nog vrij vroeg in de ochtend toen we weer in het busje stapten, op weg naar de locatie waar we deze velddag wilden beginnen. De omgeving van het Spaanse Aliaga was een uitstekende plek om eerstejaars aardwetenschappers voor het eerst los te laten in het veld om zelf onderzoek te leren doen. Zo mochten Aylin en ik ook aan de slag in deze prachtige, maar ingewikkelde omgeving. Alles was geplooid en gebroken, wat de opdracht niet bepaald makkelijk maakte: uitzoeken wat er in dit gebied met de aardkorst gebeurd was.
‘Zie jullie vanmiddag weer en succes,’ zei de begeleider nog toen we uit het busje stapten. Vandaag moesten we het zelf uitzoeken Als we niemand anders tegen zouden komen, waren we voor de rest van de ochtend en middag alleen. Vol goede moed begonnen we te lopen naar de plek vanwaar we wilden beginnen en de rest van de ochtend waren we lekker bezig.
Tijdens de lunch op één van de berghellingen raakte ik echter afgeleid. Vaag hoorde ik een deuntje door de lucht zweven en ik vroeg me af wat het was.
‘Aylin, hoor jij dit ook?’ vroeg ik mijn veldwerkpartner, maar ook vriendin. Ze wilde in eerste instantie van nee schudden, maar onderbrak haar beweging toen ze ook iets leek te horen.
‘Verrek, je hebt gelijk,’ gaf ze na even geluisterd te hebben als antwoord. ‘Zou een ander koppel muziek hebben aangezet?’ Ik haalde mijn schouders op, want ik had geen idee.
‘We kunnen de lokroep der aardwetenschappers doen?’ opperde ik toen. Aylin knikte enthousiaste en zette vervolgens haar handen aan haar mond.
‘Oeloeloeloeloe!’ weerklonk toen door de vallei.
Stilte.
Niemand reageerde op de roep door die te beantwoorden.
‘Of het is niemand van ons, of een stelletje lafaards die de roep niet willen beantwoorden,’ verzuchtte ik toen en ging weer zitten. Toch bleef ik de muziek horen. Fluitmuziek met mystieke tonen ernaast. Na nog even goed nadenken, besefte ik me dat dat ongewone muziek zou zijn om door één van mijn studiegenoten opgezet te worden. Vast een stel andere wandelaars die er wel van hielden, nam ik mezelf voor en probeerde de raadselachtige muziek uit mijn hoofd te zetten.
Toch lukte dat niet en toen ik mijn brood op had, zei ik tegen Aylin dat ik even op onderzoek uit zou gaan. Ondanks dat mijn verstand zei dat het een slecht idee was om erachteraan te gaan, het was vast toch niets, kon ik mijn gevoelens eromheen niet negeren. De muziek trok als het ware aan me.
Ik volgde het geluid steeds verder de heuvel op. Ik probeerde zoveel mogelijk om de bosjes heen te lopen, maar soms vond ik ze te breed en een te grote omweg. De prikkelbosjes nam ik maar voor lief en zo goed als mogelijk was zonder mezelf te bezeren, baande ik me er een weg doorheen. Eventjes vroeg ik me af waarom ik niet gewoon eromheen liep. Mijn haat voor prikkelbosjes was immers erger dan mijn haat voor omlopen. Omlopen deed in ieder geval geen pijn.
De muziek deed me deze gedachten alleen al gauw genoeg vergeten, waardoor ik zonder na te denken door bleef gaan. Ik moest de bron van de muziek vinden!
Tot ik opeens bijna van een klif aftuimelde.
De plotseling opdoemende blik van een diepe afgrond deed me uit mijn trance ontwaken. Geschrokken deed ik gauw weer een paar stappen achteruit. Verbaasd zat ik nog naar de afgrond beneden me te staren, toen ik opeens gelach hoorde. Verschrikt keek ik om en zag een klein vrouwtje op één van de rotsen zitten. Er rustte een grote groene hoed op haar hoofd en ze hield een fluit in haar hand.
‘Daar had ik je toch mooi te pakken, jij mensenkind!’ schaterlachte het wezentje. Ze kwam niet tot boven mijn knie uit. ‘Het was nog mooier geweest als je er daadwerkelijk ingevallen was!’ De hoogte van het stemmetje was haast irritant.
Ondanks dat ze niet dreigend overkwam met haar kleine postuur, voelde ik me toch bedreigd door het wezen en haar woorden. Gauw greep ik mijn hamer uit het zijvak van mijn tas en hield deze beschermend voor me uit. Mocht ze me toch aanvallen, kon ik haar daar nog mee slaan.
‘Wat ben je? Maakte jij die muziek?’ stamelde ik, toch erg nieuwsgierg naar wat ik nu eigenlijk voor me had.
‘Weet je dat echt niet? Dom mens toch, blijkbaar hebben je ouders je nooit voor mij en mijn soortgenoten gewaarschuwd. Ik ben een Duende. Waag het me een kabouter of goblin te noemen!’ Overrompeld door haar antwoorden, luisterde ik zwijgend, om vervolgens alles in mijn hoofd op een rijtje te zetten. Ik had nog nooit van de naam Duende gehoord, maar goblin of kabouter kwam me wel bekend voor. Stond ik nu echt voor een wezen dat alleen maar in legenden, mythen en kinderverhalen behoorde te bestaan? Het moest wel, want het wezen zag er toch duidelijk niet menselijk uit. Je moest wel heel dronken zijn, wilde je het nog voor een kind kunnen aanzien.
‘Ik kom hier niet uit de buurt,’ stamelde ik. ‘Mijn ouders hebben me nooit verteld over Duenden die je lokken met fluitmuziek.’ Terwijl ik sprak, bleef ik me afvragen of ik wel de juiste woordkeuze gebruikte. De Duende wilde ik echt niet beledigen, met een beetje pech kon dat alsnog mijn dood betekenen. Ik had in ieder geval de indruk gekregen dat ze me met die fluit zou kunnen beïnvloeden en me zo alsnog de diepte in laten storten.
‘Als je die hamer weg doet en stopt me ermee te bedreigen, laat ik je gaan. Je hebt geluk dat ik in een goed humeur ben en eigenlijk hoopte op een wat jongere vangst.’ Van schrik liet ik de hamer vallen, door alle indrukken was ik compleet vergeten dat ik die in mijn hand had. Naast beledigen wilde ik haar ook echt niet bedreigen.
‘Dat is beter,’ knorde ze tevreden. ‘Hop, gaan jij. En vertel niemand over deze ontmoeting.’
‘Ik dank u zeer voor uw genereusheid,’ zei ik nog dankbaar tegen het wezen en maakte een vlugge buiging. Hopelijk kon ze het waarderen. Een blik op de Duende liet me weten dat dat inderdaad het geval leek te zijn.
‘Oh, en vergeet vooral niet om vreemde geluiden te negeren. Ze volgen brengt je weinig goeds, zoals je wel ondervonden zal hebben. Mijn laatste wijze raad, verdwijn nu uit mijn ogen mensenkind!’
Gauw gehoorzaamde ik haar en liep weer het hele stuk terug de heuvel af. Eenmaal terug keek Aylin me geërgerd aan.
‘Dat was niet even kijken waar die muziek vandaan kwam. Je bent bijna 20 minuten weggeweest!’ Even keek ik haar verschrikt aan. Ik had echt niet door dat ik zo lang weg was geweest en wat moest ik haar nu vertellen? Toen dook opeens weer het beeld van de afgrond voor me op, maar niet alleen dat. Ook het uitzicht dat je vanaf dat punt had gehad.
‘Sorry, ik was de tijd helemaal vergeten en raakte afgeleid door een mooi uitzicht dat ik onderweg tegenkwam. Het is een goede plek om vanaf te karteren!’ Aylin’s humeur leek weer iets beter gestemd door mijn uitleg en het vooruitzicht op vlugge vooruitgang. Alle lagen in kaart brengen ging nou eenmaal een stuk gemakkelijker met een goed uitzicht en kennis van wat je ziet.
‘En de bron van de muziek?’ vroeg ze nog terwijl ze haar spullen pakte, klaar om weer op weg te gaan.
‘Niet gevonden. Denk dat de mensen alweer weg waren en de muziek hebben uitgezet.’
‘Zou goed kunnen.’
Eenmaal op de bergrug met de afgrond aangekomen, was er niets meer van de Duende te zien. Alleen mijn hamer die op de grond lag was een stil aandenken aan wat zich hier afgespeeld had.
‘Huh, wat doet die hamer hier?’ vroeg Aylin toen ze het voorwerp vond.
‘Oh, shit, die had ik per ongeluk laten liggen! Maar goed dat we nog terug gekomen zijn!’ We konden er gelukkig samen om lachen.
Mijn avontuur was dan toch ook nog ergens goed voor geweest, anders hadden we deze handige plek waarschijnlijk niet gevonden. Onze kaart was dan ook aan het einde van de dag een stuk verder ingekleurd. Toch bleef ik de rest van het veldwerk iets zenuwachtiger voor steilranden, als aandenken aan mijn ontmoeting met de Duende.
Er zijn nog geen reacties.