Hoofdstuk 7.
Maar, dus, weer verder!
‘Woehoe!’ Ik schreeuw het uit, zittend in het zadel van Nidilia. Karis, die naast mij vliegt op Zilvervleugel, begint te lachen en Alquin slaat zichzelf in zijn gezicht. Goudoog, zijn draak, gromt even zacht.
‘Dit is geweldig!’ roep ik.
‘Ace, rustig!’ Alena, die op een gevleugelde eenhoorn vliegt, roept me dat toe. Naast haar vliegt Zordan op een griffioen.
‘Al, laat haar. Dit is haar eerste missie zonder ouders!’ Zordan gaat op zijn kop vliegen en geeft mij een high five. Daarna zweef ik joelend een stukje naar voren, en maken Nidilia en ik een looping.
‘Dus, hoever is het naar het Feeënrijk?’ vraag ik als ik weer naast de rest vlieg.
Karis denkt even na, en zegt dan: ‘Niet meer dan een dag, als je met een blauwe draak reist tenminste. We zijn nu twee uur onderweg, dus ongeveer nog… zes uur?’
Alquin knikt, en ik begin weer te joelen.
Precies zes uur later (we zijn vanaf het eiland door een nieuwe poort gegaan, zodat het minder lang duurt), zie ik de torens van het prachtige, blauwe paleis. Om de torens glinsteren kristallen rozen, in prachtige rode kleuren. We landen voor een hoge poort, die helemaal van glas is gemaakt. De poort wordt opengemaakt door feeën, in prachtige bloemenkostuums. Ze wuiven ons vrolijk toe.
‘Nidilia, zie je dat?’ fluister ik tegen mijn draak. ‘Al die bloemen en kleuren!’
Ik spring uit het zadel en loop verder. De draken worden meegenomen naar de stallen, en de ridders en ik worden meegenomen naar een prachtige zaal, waar Florina zit, samen met Valentijn, haar man.
Ik buig, net als de anderen, maar Florina begint te lachen. Een tinkelende lach, die de hele zaal vult.
‘Ridders, sta op,’ zegt ze, vrolijk. Ik sta niet op, ik ben namelijk geen ridder, maar een ridder in opleiding.
‘Ook degene die in opleiding zijn.’
Ik sta op, met een pluk haar die in mijn gezicht valt. Florina glimlacht bij het zien van mij.
‘Welkom, ridders. Een prachtig idee hadden jullie, om de dochter van jullie generaal mee te nemen op doorreis. Ze gaat veel leren, dat is zeker.’ De koningin loopt op me af. Ik sla mijn ogen ten gronde, zoals je dat hoort te doen in haar aanwezigheid.
‘Meisje, je hoeft je echt niet zo te gedragen. Ik zie jou, en je ouders als familie.’ Ze veegt het plukje haar uit mijn gezicht.
‘Dank u wel,’ mompel ik.
Florina glimlacht, en zegt tegen een feeënmeisje die achter haar staat: ‘Roos, breng Acacia eens naar haar vertrek. Ik wil even met de ridders praten.’
Roos knikt en loopt naar me toe. ‘Hoi, ik heet Rosina, maar je mag Roos zeggen. Ik ben Florina’s dochter.’
Ja, zij is ook blauw.
‘En hoe heet jij?’ Ze kijkt me nieuwsgierig aan.
‘Acacia Mizram Blackwood, aangenaam.’ Ik maak een kleine buiging, een knikje dus.
Rosina begint te lachen. ‘Hou op met die formaliteiten! Trouwens, Acacia Mizram is zo lang. Heb je geen bijnaam of zo?’
‘Ja, ze noemen mij vaak Ace, of iets in die richting.’ We lopen naar mijn kamer.
Reageer (1)
Ik denk dat het goed gaat klikken tussen die twee meiden
7 jaar geleden