Het houten paardje.
Hieronder worden vier krantenartikels gegeven, waaruit jullie allemaal een mogen kiezen die jullie het meest aanspreekt. (zet gewoon in een reactie waarover je zou willen schrijven) Rond dat artikel maak je dan een verhaal waarin het onderwerp wordt beschreven. Je moet werken met de gegevens die gegeven worden (personen, plaats, ...), maar je mag wel gegevens toevoegen. Het verhaal bevat 700 - 1300 woorden, niet meer of niet minder. Hopelijk is de opdracht duidelijk en anders moet je nog maar vragen stellen (:
Dag 1.
'Mama! Kiko heeft mijn houten paard afgepakt!' Gilde Elizabeth verontwaardigd.
Lachend rende ik naar het schuurtje. Ik gniffelde, hier zou ze me nooit vinden.
'Kiko, Kiko! Kom terug, geef het speelgoed terug aan je zus!' Hoorde ik mama roepen.
Ik verstopte me achter de twee fietsen van papa en mama. De perfecte schuilplaats.
Op dat moment voelde ik mijn voeten zich verplaatsen van de grond. Het leek alsof er een golf onder de bodem kwam en het schuurtje weer op de grond smakte. De aardewerken schalen vielen kletterend op de grond en de fietsen vielen om, op mij. Ik probeerde op te staan maar mijn voeten hielden geen stand tegen de aardschokken. Ik werd bang, ik wilde mama weer zien.
'Mama!' gilde ik in paniek. 'Mama! Papa! Ik ben hier!'
Het was al te laat. Krakend stortte het dak naar beneden, het beton viel naar beneden en dakpannen vielen aan scherven. Ik hield het houten paardje stevig vast, en alles werd zwart.
Dag 2.
Pijnlijk, dat was het eerste dat me te binnen schoot. Ik had pijn, overal. Hoe kwam dat? Langzaam opende ik mijn ogen, maar op het eerste moment zag ik niets. Mijn ogen wendden aan het donker, en langzaam kwamen de contouren tevoorschijn van brokstukken. Puin, alles overhoop. Ik proefde aarde in mijn mond; stof. Mijn benen voelde aan alsof ze van lood waren. Ik voelde aan mijn benen, maar ik voelde geen benen. Een groot rotsblok knelden mijn benen af.
De aardbeving. Als een teruggespoelde film kwam alles weer terug. Het houten paardje. De schuur. De trillingen. De duisternis bekroop me langzaam als een nachtmerrie en ik schreeuwde het uit van verdriet.
Dag 3.
Opnieuw werd ik wakker, ditmaal niet van de pijn, maar van de dorst. Het stof in mijn mond had een vieze smaak gegeven. Mijn wangen voelde nat aan. Ik probeerde te bewegen maar ik was te zwak. Toen ik omhoog wilde krabbelen voelde ik iets in mijn hand, voor het eerst. Het voelde aan als geschuurd hout; het houten paardje van mijn zus Elizabeth. Tranen welden op in mijn ogen toen ik eraan dacht. Leven ze allemaal nog? Ik klopte tegen een granieten blok aan, hopend op een bevestigend klopje van een ander slachtoffer, in leven. Ik klopte nog een keer, ik moest antwoord zien te krijgen. Anders was dit paardje het enige wat me nog met de buitenwereld verbond.
Elizabeth's perspectief.
Dag 3.
Kiko moest hier ergens in de buurt zijn, dat weet ik zeker. Ik wist gewoon zeker dat hij zich in het schuurtje had verstopt, dus was ik ernaar toegerend. Helaas begon toen die aardbeving, en belandde ik onder het puin. Ik was dichtbij het schuurtje geweest. Ik had teveel gehuild; ik mocht niet meer vocht kwijtraken. Dat had ik nodig om te overleven.
Zou Kiko nog leven? Of papa, of mama? Ik voelde de drang om weer te huilen, ik miste ze zo. In paniek wilde ik opstaan, maar ik stootte mijn hoofd tegen een groot rotsblok vlak boven mijn hoofd. Ik had geen last van verwondingen, dat was een wonder. Ik voelde me alleen ontzettend zwak, en ik had geen kracht om dingen weg te duwen, laat staan dingen op te pakken.
Wacht eens. Verschrikt keek ik op. Was er nou een geluid, een zachte tik, aan mijn linkerkant? Ik klopte terug, in de hoop dat het mijn kleine broertje Kiko was.
Even later hoorde ik niets meer.
Dag 4.
Mijn benen verkrampte bij de houding die ik moest aannemen om te kunnen liggen. Het was net een nauwe spleet ondergronds.
Ik hoorde gerammel, boven me. Een flikkerend beetje hoop wakkerde aan in mijn borst. Was ik gered?
Ik schreeuwde, tot mijn verbazing had ik er nog genoeg kracht voor.
'Help me! Beneden, alstublieft! Help!' Niet lang daarna zag ik een groot gat verschijnen, schuin rechts boven me. Ik zag lachende gezichten, ook al was het nacht.
Tranen van geluk rolden over mijn wangen toen ik uit het gat gehesen werd. Ik verwondde mezelf aan een scherpe steen toen ik naar boven kwam, maar ik voelde niets, alleen geluk. Mensen die ik niet kende, omhelsde me. Ik lachte weer, maar ik bedacht me iets. Kiko, of wie dan ook zat daar beneden, wie weet misschien nog levend.
'Meneer, ik heb dringend nieuws. Toen ik beneden was, hoorde ik getik aan mijn linkerkant! Misschien leeft diegene nog.'
'Waar hoorde je dat geluid?' Vroeg de man meteen serieus. Er luisterden verschillende mensen mee.
'Aan mijn linkerkant,' zei ik terwijl ik me omdraaide om aan te wijzen waar ongeveer. Mijn hart versteende. Grote rotsblokken en twee bomen lagen waar ik wilde wijzen. Dit zouden ze nooit kunnen doorzoeken, het was te veel.
'Kind, wanneer hoorde je het geklop voor het laatst?'
Versuft van verdriet keek ik de man aan. Ik dacht razendsnel na.
'Vierentwintig uur geleden misschien?' De man keek me medelijdend aan.
'Ga maar naar de hulpverleners, die helpen je verder. Sterkte.'
Dag 4. Kiko's perspectief.
Ik moest wakker blijven. Als ik wilde overleven, moest ik wakker blijven. Soms veroverde de slaap mijn gedachten en overspoelden ze met rust, maar in paniek schrok ik steeds weer op. Ik hield nog steeds het houten paardje in mijn hand.
De honger was verscheurend, maar de dorst ondraaglijk. Op school had ik geleerd dat een mens gemiddeld een maand kan overleven zonder voedsel, maar zonder water? Onmogelijk. Ik moest wakker blijven. Even had ik het idee gehad dat ik een bonk hoorde aan de rechterkant, maar ik vertrouwde mijn herinneringen en gedachten niet meer om er zeker van te zijn. Mijn hoop op leven van anderen had ik verloren.
Dag 5.
Mijn gedachten functioneerden niet meer. Alles was wazig en troebel. Ik wist niet meer hoe lang, sinds wanneer of hoe ik hier terecht was gekomen en ik voelde vanbinnen een vuur die geblust moest worden; water. Ik zweette volop en ik kreunde van de pijn.
Dag 6.
Langzaam. Het ging zo afschuwelijk langzaam. Waar waren mijn redders? Waren er wel redders? Was iedereen dood? Leven ze nog? Waar is iedereen? Wat gebeurt er? Waar ben ik? Waar zijn ze? Wat heb ik in mijn hand? Elizabeth, papa, mama...
Dag 7.
Ik hoorde verstomde geluiden, ik kon niet oriënteren waar vandaan. Geluiden... Ik schraapte mijn keel. Ik probeerde geluid te maken maar er kwam geen zinnig woord uit mijn keel. Ik schraapte harder, en pakte het paardje stevig vast.
'Ghé!' Kreunde ik. Nog een keer Kiko, kom op.
'Hé!' Klonk nu harder. Een harde bonk en stof en wat gruis vielen naar beneden op mijn gezicht. Ik hoeste schor.
'Ik hoorde wat jongens!' Hoorde ik een stem roepen. 'Als daar iemand beneden is, maak dan op één of andere manier geluid!' Schreeuwde een mannenstem naar beneden.
Ze zijn niet dood, ze zijn niet dood. Mijn borst ging wild op en neer alsof hij de kracht voelde van andere levende mensen, en daardoor meer pit kreeg om het bloed in zijn lichaam rond te pomp.
Ik gaf een zo hard mogelijke klap op een stalen buis naast mijn buik. En nog een keer, en nog een keer.
Er werd boven gejoeld.
'We hebben 'r één! Hierzo, kom snel!' Triomfantelijke kreten weerschalden naar beneden en echoden in Kiko's oor.
Ze leven, ik leef. We leven nog. Ik ben gered. Ik blijf hier, ik blijf op deze aarde. Bij mama, papa, Elizabeth...
'Nog even volhouden, wie je ook bent. Je bent er bijna.'
Langzaam maar zeker werd een gat boven mijn hoofd groter. Een felle straal licht scheen in de donkere ruimte. Het was een lange afstand, tussen mij en de gravers. Het maakte me niks meer uit, ik zou vrij komen. Dat wist ik zeker. Ze zouden me niet in de steek laten, dat wist ik.
Een gezicht verscheen boven het gat, en ik wist nu echt zeker, mijn vrijheid was nabij. Elizabeth zou haar houten paardje terug krijgen.
'Het was verdomd moeilijk om jou te vinden, jochie,' zei een grijnzende man boven het gat.
Reageer (1)
Heel mooi.
1 decennium geleden