10- AYUDAR
I'M NOT A RICH KID, MAYBE THAT IS A GOOD THING
Onder zijn eigen handen voelde Ayudar huid warmer worden. De licht gebruinde huid van Derecho werd onder zijn aanrakingen roder en roder. Hoewel zijn hart zei dat hij hiermee moest stoppen het het laten rusten, wilde de rest van zijn lichaam het niet. Derecho moest de pijn voelen die hij jaren had gevoeld door hem. Daarnaast zou de Orden het niet erg vinden. Het was zijn baan het bestaan van Desastre zo moeilijk mogelijk te maken en leven met een gewond lid zou zeker in hun nadeel zijn.
Met die gedachtes in zijn achterhoofd merkte hij hoe Derecho niets anders deed dan hem strak aankijken. Die blik sprak zoveel woorden die de persoon ervan niet kon zeggen. Teleurstelling en opluchting wisselden elkaar af met elke klap die Ayudar meer uitdeelde. soms opende zijn tegenstander wel zijn mond, om alleen raspend adem te halen en weer verder te gaan met hem in stilte beoordelen, vast hopend dat het Ayudar iets deed.
Het deed hem diep van binnen iets. Na jaren om te gaan met Derecho kende hij hem beter dan ieder ander klasgenoot. De grijns die verscheen als hij een antwoord goed had, het bijten op zijn bovenlip als hij iets niet wist en de blik als hij mensen uitdaagde iets tegen hem te doen. Hij herkende het en zag flitsen ervan terug tussen zijn snelle bewegingen.
‘Je leert het ook echt nooit,’ sprak hij tussen twee diepe ademteugen door. Alles wat de Orden hem had geleerd in de training van anderhalf jaar leek uit zichzelf te komen.
Er verscheen een pijnlijke grimas op Derecho’s gezicht toen hij aanhoorde dat Ayudar zijn mond alweer open deed. Verder niets. Geen poging hem van hem af te halen. Geen weerwoord. Gewoon het domme knipperen van zijn ogen, voor zover het mogelijk was. Hoe die jongen zo kalm kon blijven was Ayudar een mysterie die hij liever niet kon oplossen.
‘En stop met dat gestaar van je,’ commandeerde hij, met zijn handen nu geklemd om de bovenkant van Derecho’s trui. Vervolgens duwde hij hem tegen de wasbak aan. De klap galmde door de ruimte heen die vast leeg was, anders zouden er al een stoet mensen staan die hen probeerde uit elkaar te halen.
Voor even vertrok het gezicht van het lid van Desastre. een zwakke kreet glipte tussen zijn lippen door. ‘Jij stopt niet met vechten, Ayudar,’ was het uiteindelijk gegeven weerwoord.
Rollend met zijn ogen gaf Ayudar hem een linkse. Hij wist dat Derecho zijn vechtkunsten al kende, en dat hij dus wist dat hij rechtshandig was. Slaan met links was altijd voor hem al moeilijk geweest Die hand wist niet eens hoe die normaal een potlood vast moest houden. Toch, de Orden had het zekere voor het onzekere genomen, in de woorden van meneer Jefe: ‘je zou twee handen moeten hebben die even goed zijn, om het evenwicht in je te behouden.’. Elke training begon met die zin, en daarna begon de hel. In het begin was de eerste vraag die hij naar zijn hoofd geslingerd kreeg: ‘met elke hand doe je alles?’ En vanaf dat moment zat zijn rechterhand aan hem vastgebonden, hem te dwingen zijn linkerhand te gebruiken. Eerst schrijven en daarna vechten. Eerst de bewegingen opschrijven, dan ze pas maken. Zo ging het bij do had Ayudar geleerd met beiden handen even goed te vechten, om beiden helften van zijn lichaam te gebruiken.
Derecho wist dat. Hij vertelde vaak genoeg aan hem hoe de trainingen waren gegaan, niet wetend wat er later met die informatie werd gedaan. Er was iets rustgevend aan een Derecho die luisterde en zich zorgen maakte over anderen. Over hem.
‘Ga weg bij Derecho, sinvergüenza!’ Een onbekende stem die als eigenaar een onbekende had, voordat hij in het licht stapte.
Ayudar reageerde snel. Hij besloot Derecho los te laten nadat hij hem nog een welverdiende, rake rechtse had gegeven. Het moest duidelijk voor hem worden dat Ayudar het zat was deze kant van Derecho onder ogen te zien. Toen vergat de medewerker van de Orden het ene lid als sneeuw voor de zon. Oog in oog stond hij met de koning, de persoon die wel de laatste was die hij wilde zien in deze omstandigheden, maar in elke andere zou hij er een moord gedaan voor hebben. Hij kon voelen wat de kleine leider van Desastre voelen en zijn stem horen die hem uitschold in de typische taal van Amm. Normale woorden waren er zeker niet om te omschrijven hoe hij zich gedroeg. Onwillig moest hij glimlachen. Derecho had mensen die om hem gaven, meer zelfs dan hij dacht. ‘De enige ‘sinvergüenza’ hier ben jij, Dulce,’ siste hij, het gekreun van Derecho negerend.
Hij was er klaar voor, nou ja, soort van. Vanaf dit moment, beval hij zichzelf, moet je opletten. Elke beweging moet zichtbaar zijn, elke beweging die wie dan ook van Desastre maakt. Zwaktes moeten aan het licht komen, die zowel lichamelijk als geestelijk zijn. De zwakte van bendes waren hun leden.
De missies die hij eerder had gedaan, hadden dat wel duidelijk gemaakt. Bendes waren roedels roofdieren, vastbesloten hun prooi neer te leggen en de winst te delen, maar ervoor zorgen dat niemand achterbleef of minder te doen kreeg. Elke taak was voor iemand anders weggelegd. Sommigen beslopen hun prooi, sluw en langzaam. Anderen lieten het rennen, uitputtend en jagend. Weer anderen wachtten totdat het zichzelf in de nesten werkten, geduldig en lijdzaam. Hij had het allemaal gezien met zijn eigen ogen, alle rollen qua prooi gedaan en elke keer werd hij zich er meer van bewust dat hij niet bepaalde wat hij deed. De leden deden dat. Allemaal op hun eigen manier.
Dulce’s blik gleed voor enkele seconden over Derecho, die zuchtend stil lag onder de wasbak. Toen hij opkeek, verbaasde Ayudar het niet dat zijn blik dodelijk en scherp was, met brandend vuur in het. ‘Ik sla geen mensen in elkaar Ayudar.’
Zijn naam klonk als een vloek die uitgesproken werd over al de mensen die hij liefhad. Het verwonderde hem hoe mensen het zo konden laten klinken. Dan vol liefde, dan vol haat. Dulce had alle recht hem te haten, dat ontkende hij niet, maar dat zo klein joch zijn naam zo kon laten klinken, verraste hem. Desastre wordt nog wel interessant om tegen te vechten, en hij ontspande zijn vuisten.
Tijd om verder zijn vechtkunsten te laten zien, had hij niet. Dulce staarde hem met een scheefhoudend hoofd aan, terwijl achter hem aan groep aankwam. Sommigen liepen sneller dan anderen, alleen hadden ze allemaal één ding gemeen. De blik in hun ogen stond vol met hetzelfde vuur als Dulce’s blik, strak op hem gericht. In stilte telde Ayudar de mensen. Er miste iemand, een lang iemand met een litteken en een onmenselijke bleke huid. Een beetje angst overheerste hem voor een korte tijd. Enojado was bij het verste de gevaarlijkste om tegen op te nemen en hij had liever dat hij die man in de gaten kon houden. Maar hij was hier nu niet.
Rico verplaatste zich naar de voorgrond, naast Dulce, om iets tegen hem te fluisteren wat Ayudar niet verstond. Derecho had steun gezocht bij de wasbak en haalde raspend en onregelmatig adem, en een paar vloekwoorden waren te horen. Op de achtergrond leunde de tweeling op elkaar en wierpen elkaar blikken toe die ze op een agressieve manier naar Ayudar deden. Hij negeerde het. Blikken konden hem niet doden. Er was iemand anders die zijn aandacht had opgeëist. Een andere soort bangheid nam het van hem over.
Floor was hier. Floor wist niet van zijn missie, laat staan zijn baan. Floor hield er niet van al er geheimen waren in een relatie.
‘Ayudar, heb je ook je vriendengroep gevonden of zoiets?’ Haar stem galmde door de stilte heen voor zover de kermis stil kon vallen. Op haar roze jurk zaten sneeuwvlokken die amper zichtbaar waren in haar blonde haren. Ze wendde haar blik af van de lange, roodharige vrouw in een oranje jurk- hij nam aan Belleza en voelde de neiging haar weg te duwen van zijn vriendin- en keek hem strak aan. Haar blauwe ogen stonden donkerder dan hij gewend was. Hij opende zijn mond, niet wetend hoe hij uit moest leggen dat het absoluut geen vrienden van hem waren. Maar als hij dat deed, moest hij alles uitleggen en mocht hij luisteren naar al haar woorden vol liefde en tegelijkertijd tegenover hem.
Hij zat daar niet op te wachten.
Zo te horen zat daar niemand op te wachten. Voordat hij echter kon tegenspreken, merkte hij op hoe Dulce kalm een antwoord gaf. ‘Tja, Ayudar heeft ons zeker gevonden. Hij was klaar met vertellen over jou en wilde net je opzoeken om ons voor te stellen.’
Zwijgzaam vervloekte hij het kleine joch die dacht dat hij de baas over alles was. Leiders logen niet tegen mensen. Maar hij loog om deze hele situatie in zijn voordeel te gebruiken. En dat was erger dan normaal liegen.
Traagzaam kwam Floor dichterbij, met grote ogen.
Ze heeft echt geen idee wat er aan de hand is, dacht Ayudar met een zucht. Toch toverde hij ergens een glimlach vandaan en bood haar zijn hand aan, die ze had kunnen aannemen als het geluid van gierende banden niet hen allemaal liet afschrikken. Uit het niets, tenminste voor Ayudar zelf, was er een blauwe motor verschenen. Floor stapte van hem weg en leunde tegen de helemaal openstaande deur van het toilet, kort kijkend naar Derecho.
De berijder van de motor deed de helm af en Ayudar was erachter gekomen waar Enojado was gebleven. Zijn lange lijf maakte zich los van de motor en hij liep naar Rico toe. Zij ogen bleven echter strak gericht op Ayudar, di e hem met halfopen mond aanstaarde. Van zo dichtbij, zijn donkere schaduw die over hem heen hing en hem machteloos maakte, voelde hij zich verloren. Strijdlustig, maar wetend dat hij in het nadeel was. Derecho alleen had hij aangekund, met Dulce erbij vast ook nog. Nu was het zeven tegen één, want Floor kon niet vechten en was zijn zwakke schakel op dit moment. Ze konden haar makkelijk meenemen en hem daardoor dwingen de missie te laten liggen. Dan was het de vraag of hij een leven wilde redden en duizend anderen in gevaar brengen, of duizend anderen redden en eentje in gevaar brengen.
‘Problemen hier?’ Aan de stem van Enojado te horen was het een retorische vraag. Zijn ogen met een rode glans gleden over zijn medemensen heen en bleven hangen bij derecho. De jongeman was gestopt met geluid produceren en staarde met een wazige blik in zijn ogen naar de kermis achter hen. Ayudar bekeek hem beter. De eerste blauwe plek zou die worden op zijn linkerwang, anders wel die wond boven zijn rechter wenkbrauw. Zijn armen zouden er minder goed uitzien dan zijn benen, die Ayudar zeldzaam had geraakt. Hij wist hoeveel pijn dat deed. Toch had hij hem goed geraakt, te merken aan hoe hij kleine, moeizame passen nam.
Dulce maakte zich los van Rico, die de sleutels van de albino aannam en het opborg in de hoed die hij af had gedaan. Het drietal hield een een discussie die bestond uit op elkaar geperste lippen en wilde gebaren.
‘Hoe lang ken je ze al?’ Floor was Ayudar richting opgelopen en leunde tegen hem aan, wijzend naar het drietal. Voor even dacht Ayudar mee te spelen met het spel, maar hij wilde niet meer problemen veroorzaken.
Met een zucht vergrootte hij de afstand tussen hem en het meisje. ‘Een klein weekje en ik zie ze nu pas voor het eerst allemaal samen.’ Het was tenminste de waarheid.
Floors gezicht vertrok van een glimlach naar een rechte lijn als mond. Ook zij vergrootte de afstand tussen hen. Ergens deed het de jongeman pijn haar zo te zien, afvragend of hij meende wat hij zei of dat hij een grapje maakte. Zij verdiende het niet in deze rotzooi te belanden, deze kant van Amm te moeten aanschouwen. Was het te laat haar eruit te houden?
‘Fijn je gezien te hebben, Ayudar, maar we moeten nu echt gaan.’ Dulce haalde zijn bril van zijn neus en veegde het schoon. ‘En als je het niet erg vind, Derecho gaat met ons mee. Jij hebt je tijd met hem gehad.’ Hijzelf liep niet naar zijn lid toe, het was Rico die Derecho ondersteunend naar de motor bracht en hem achterop zette. Enkele seconden keek hij Ayudar aan, haalde zijn schouders op, toverde de sleutel uit zijn hoed en reed weg. Het geluid van de motor ging algauw op in het al mindere geschreeuw van de aanwezigen op de kermis.
De enige sporen die Derecho had achterlaten was het bloed op de handen van Ayudar. De jongen staarde van het langzame weglopen van de leden, alsof ze alleen een klein feestje hadden gehad die om twaalf uur stopte, naar het bloed op zijn handen, niet opmerkend dat Dulce dichterbij hem kwam. Totdat hij zijn koude sfeer kon voelen.
Er zijn nog geen reacties.