I WON'T STAY LONG IN THIS WORLD SO COLD





‘Ja, nee, ik vroeg me af of je mee wilde naar de kermis in je buurt, Ayudar.’
De heldere stem van Floor klonk door de mobiel van Ayudar heen. De jongeman was geschrokken toen de ringtoon door het huis heen galmde en was zo gehaast geweest dat hij van de bank af viel. Die haast had algauw plaatsgemaakt voor verbazing bij het horen van de meisjesstem. Het was verkeerd zich zo te voelen, zij was zijn vriendin, maar iets in hem hield hem tegen van haar te houden.
Het kon het verleden zijn en hoe hij erin vast bleef zitten.
Er viel een stilte, waarin hij nadacht of hij werkelijk wilde gaan. Misschien was het wel beter om te gaan, om zijn hoofd leeg te maken en gewoon te genieten van zijn leven die nu nog vredig was. Om te vergeten wat voor werk hij had en te weten dat hij mensen kenden die om hem gaven zoals hij was. Om de band tussen hem en Floor te beschermen zodat hij andere dingen kon vergeten. De kermis zou een goede afleiding kunnen zijn.
Derecho hield van kermissen.
Alleen Derecho was nu niet meer degene die hij was toen Ayudar hem kende.
Het was tijd dat hij achter Derecho een punt zetten en een hoofdletter gaf aan het deel met Floor.
'Lijkt mij wel wat,’ antwoordde hij terug, terwijl hij opstond. Een eenzaam, dof kleurig kussen viel op de grond van die actie en hij legde gehaast uit dat hij net in slaap was gevallen. De rust die hij zichzelf had gegund, had het gewenste effect. De stress van eerder, dat kwam door de nachtmerrie, verdween met de minuut meer. Het enige waar hij aan dacht, was Floors zangerige stem, haar aarzelende ondertoon die niet haar enthousiasme kon verbergen.
Aan de andere kant van de lijn klonken geluiden van lopende mensen. Voor kort viel er weer een stilte. De ergernis groeide in Ayudar dat hij nooit wist wat hij ermee aan moest. Praten was niet zijn ding, eerder acties ondernemen.
'Zie ik je straks dan op het plein waar de kermis is?’ doorbrak zijn vriendin uiteindelijk de stilte. 'Die is tegenover de Royal Alcazar of Amm, by the way.’ Door het uitspreken van die woorden, lekte haar Britse accent door waar iedereen voor zou hebben gevallen als ze haar niet langer dan vandaag kende.
Al knikkend sprak de jongen het af. Zijn stem had een lichte trilling toen hij aangaf dat hij er alles aan zou doen om daar op tijd te zijn. Vanaf zijn huis was het slechts tien minuten lopen op zijn snelheid, maar iets hield hem tegen. Misschien was het de gedachte aan zijn verleden, die vooral bestond uit kermissen bezoeken en muntje na muntje overal ingooien omdat hij niet kon opgeven. Het roze van de suikerspinnen kon hij zich nog goed herinneren, net als de verbazing hoe ze gemaakt werden. De gastvrijheid was daar zo groot. Het maakte niemand uit waar je vandaan kwam, wie je was of waarom je er was, zolang je maar plezier kon hebben. Of genoeg geld kon uitgeven om winst te maken.
De frisse wind van de winter sneed genadeloos door zijn dikke, bruine jas heen. Nog steeds had hij er niet aan gedacht zijn handschoenen te pakken, die op zijn bureau bij de Orden lagen en daarom stopte hij zijn handen diep in zijn zakken. De lust naar een beker met warm drinken werd groter, alleen schudde hij die gedachte van hem af. Het was zijn eigen schuld dat hij er niet eerder aan gedacht had. Hij wist dat de winter in Amm geen rekening hield met de inwoners die vergeetachtig waren. Het was al een wonder dat de eerste sneeuwvlokken niet gevallen waren. Als dat gebeurde, wist iedereen dat het beter was thuis te blijven zitten, voor een gezellig knapperend vuurtje met de handen om een mok warme chocolademelk heen. Zuchtend door die opkomende gedachte stond hij in het gras, op zoek naar de bekende blonde haren van Floor. De lucht begon langzaamaan al donkerder te kleuren, zodat de lichten in alle kleuren van de regenboog de omgeving verlichtten als sterren. Zijn ogen bleven rusten op een klein gestalte bij de suikerspinnenkraam.
‘Je bent er!’ De zangerige ondertoon die er altijd kwam als het meisje enthousiast was, zorgde ervoor dat Ayudar zeker wist dat hij het goed had. Deze keer met groter en snellere passen liep hij het laatste beetje over het gras heen. De zoete geur van de kraam kwam hem tegemoet, net als zijn vriendin. Haar kleding toonde gelijkenissen met de suikerspin die ze vasthield. Haar jurk was roze, niet te lang en niet te kort, en het verbaasde hem dat ze het niet koud had. Het zwarte vestje kon daarvoor zorgen. Zoals hij al verder had verwacht, zat er een bescheiden laagje make-up op haar huid. De neiging was groot het ervan af te halen. Elke afspraak die hij maakte met haar, of zij maakte met hem, zag zij aan als een date. Te overdreven.
Voor het volgende moment voelde hij haar warme armen om zijn zij heen geslagen en rook hij de geur van rozen. Met zijn adem ingehouden, murmelde hij: ‘rustig aan, Floor, natuurlijk ben ik gekomen.’
Met een schuin hoofd nam zij hem in zich op. Ayudar was zich ervan bewust dat ze licht teleurgesteld in hem was. Hij was er niet gekleed alsof het een romantisch avond werd. Tijd had hem dat niet gegund. De vraag waarom hij ook al weer deze relatie was begonnen, wuifde hij in zijn hoofd weg. Hij moest leren dat er meer was dan bendes opjagen.
‘Ik weet het nooit met jou, hoor, Dar.’ Speels duwde Floor haar elleboog tegen hem aan en reikte hem haar suikerspin aan. ‘Neem dit maar, speciaal voor jou.’
Aarzelend pakte hij het stokje aan. Zelfs haar handen leken een kachel. Zelfs haar nagels waren deze kleur roze. Zuchtend keek hij van het spul naar zijn vriendin en weer terug. Ik hoor hier niet te zijn met haar, herhaalde hij tijdens het rondlopen. Het geschreeuw van verschillende tieners overstemde die gedachte echter en hij schudde zijn hoofd. Piekeren, daar had hij nu niets aan. Hij moest leren te leven in het nu, niet in het vage verleden.
‘Is er wat?’ Vragend keek Floor hem aan met haar helderblauwe ogen.
Snel, te snel naar zijn zin, schudde hij met zijn hoofd. ‘Nee, ik vroeg me meer af waarom die twee daar stonden.’ Niet goed wetend waar hij zijn vinger koest heen brengen, wees Ayudar naar een willekeurig punt. De lichte trilling in die beweging negeerde hij. Zenuwen, ze waren er negen van de tien keer als hij zich in de aanwezigheid van zoveel onbekende voelde. De lust om te weten wie hier de acteurs en de echte mensen waren nam hem traag in zijn bezit. Er was daar geen tijd voor. Zijn werk kon wachten tot morgen. Het moest een normale avond worden, hij moest een normale jongeman worden. Niet een of andere freak die zo graag wilde dat elk kwaad achter slot en grendel zat.
Floors ogen wendde zich af van hem, wat Ayudar opgelucht liet zichten, en ze volgden zijn vinger. Zwijgend nam ze de plek naast het spookhuis op, waar twee mensen over een tafel heen gebogen stonden. ‘We kunnen er gaan kijken.’
‘Als jij dat wil,’ leek de jongen het beste antwoord om te geven.
Onderweg gooide hij het stokje van zijn suikerspin weg. Tussen de kleine groep mensen die ook rond die witte tafel stonden- of in de rij voor het spookhuis- maakten zij samen zich een weg om een beter zicht te krijgen. Voor zijn ogen dansten verschillende kaarten zo snel dat het hem moeite kostte de zwart gehandschoende handen bij te houden. Een aantal werden in de lucht gegooid, vlug en handig opgevangen door een bleek gestalte, die ze terug op de tafel legde. Het ging net zo lang door totdat er nog maar een kaart overbleef en toen de goochelaar het omdraaide, riep het publiek als een man ‘ooh’.
‘Is dit uw kaart?’ Voorovergebogen naar een klein kind dat meer leunde op de tafel dan er echt bijstond, vroeg de goochelaar dat. Als antwoord klapte het kind in haar handen en glimlachte breed, wat de goochelaar zelf ook liet glimlachen. Onwillig had het een effect op Ayudar. Hij wist prima dat het geen echte magie was en dat het slechts een goedkope truc was die hij wilde achterhalen, het enthousiasme van het kind was magischer om te zien. De woorden in zijn hoofd herhalend die hij tegen Floor wilde zeggen, draaide hij zich om.
Het enige wat hij zag was een dikke man die zijn ogen gericht had op het spektakel bij de tafel. Met gefronste wenkbrauwen speurde hij de menigte af, maar nergens was het suikerspin roze te vinden. Hij draaide om zijn eigen as heen, bleef kijken naar hoe de goochelaar en hij nam aan de assistent verder gingen met hun act, voordat hij met een schrok bedacht waar hij naar keek.
De lijn tussen Ayudar baan en zijn Ayudars leven werd dunner en dunner naarmate hij het tweetal in zich om nam. In stilte sloeg hij zichzelf wel duizend keer voor zijn hoofd. De bleke huid, die onnatuurlijk was, zou echt wel op moeten vallen, evenals de dreadlocks onder de hoge hoed van de goochelaar. ‘Rico en Enojado,’ murmelde hij voor zichzelf uit, hopend dat zijn blik niets verraden van zijn gevoelens. Hij had de acteurs gevonden. Hij had gevonden wat hij wilde vinden.
Hij wist niet hoe hij moest handelen.
Onwillig deed hij een paar stappen naar achter toe. Nu was zijn positie genoeg om uit hun zicht te blijven, maar hij kon alles prima zien. Geen beweging ontging hem. De gedachte dat het puur toeval was stopte hij weg. Albino’s waren zeldzaam, Amm was geen beroemde plek. De diversiteit was er hoogstens door de Orden, die over de hele wereld mensen had aangenomen om ze ergens anders heen te sturen. Nee, deze bende dacht zeker winst te kunnen maken van zo veel mensen die geld uitgaven alsof het niets was. Hij kende die manier van denken.
Een stoot tegen zijn schouder aan en toen hij omkeek dacht hij even dat hij Floor weer terug had gevonden. Het blonde haar verdween richting het spookhuis en hij schudde zijn hoofd. Als er iets was dat het meisje vermeed, was het wel dat gebouw. Ze was zo bang als een muis voor de rest van de natuur en dat kon ze niet afleren door het spookhuis te bezoeken, keer op keer weer. Het zat in haar aard.
De goochelaar- Ayudar wist nu wel zeker dat het Rico was- had besloten de kaarten te laten voor wat het was- en toverde ergens een bos bloemen vandaan. Verschillende bloemen werden op de hoofden van de mensen gegooid, wel in de kleuren van de kaarten. Ayudar negeerde het gejuich en lette op elke beweging die het bendelid met de donkere huid maakte.
Een andere beweging greep zijn aandacht. Enojado boog naar Rico toe en wees naar de telefoon in zijn hand. Het rode pak paste perfect bij de kleur van zijn ogen, die hij gericht had op een verdwaalde dreadlock. Het was maar voor even. Tussen het gooien van de bloemen en het iets pakken uit de binnenzak van zijn zwarte, typisch pakje. De frons die op Rico’s voorhoofd verscheen, was amper te merken. De rest van de show bleef Ayudar alleen maar omdat de mensen hem niet weg lieten gaan. De benauwdheid van zoveel mensen om hem heen steeg hem naar zijn hoofd, totdat het genoeg was volgens hem. Duwend liep hij weg van de mensenmassa en de kaarttrucs.
‘Floor zoeken of je baan doen?’ herhaalde de jongen zijn vraag.
Veel keuze had hij niet toen het roze weer zijn gezichtsveld binnen drong. ‘Ik kwam oude vriendinnen tegen,’ legde Floor uit. Haar vingers zochten de zijne op en met haar vrije hand wees ze naar de groep tieners die ongeveer eenzelfde leeftijd al zij leken te hebben. ‘Ik vertelde ze over jou en vroeg of je mee wilde, maar je negeerde mij.’
In zijn hoofd liep Ayudar de vorige minuten af. Had hij Floor wel horen praten of was hij echt zo druk geweest met de kaarttruc uit te vogelen. Hij haalde zijn schouders op. ‘Fijn om je weer terug te hebben,’ wist hij op zijn normale toon uit te brengen.
‘Weet je dat zeker? Je ziet er wat geërgerd uit.’
‘Het is niets,’ en hij haalde voorzichtig de hand van haar van zijn wang af. Die aanraking wilde hij niet. Hoe warm zij ook was en hoe koud hij ook was, er was maar één iemand die die aanraking had mogen maken. ‘Ik vroeg mij gewoon af waar je was gebleven, dat is alles.’
Was het maar alles, dacht hij erachteraan, al op zijn lip bijtend en een blik achter zich werpend naar het zwart-witte tweetal.


Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen