5- DULCE
AND YOU MADE MY THE BAD GUY
Dulce voelde hoe hij moest niezen. Zo snel hij kon, rende hij naar de tafel waar een pak tissues op stond om er eentje tegen zijn neus aan te houden. Zodra het gevoel over was en de tissue onder het vreemde spul zat, liep hij naar de prullenbak. Verveeld staarde hij om zich heen. Niemand was actief, iets dat zeldzaam was. Iedereen zat of lag niets te doen. Tijd om daar verandering in te brengen.
Door de grijze gordijnen heen was te zien hoe de zon traag naar de horizon toe bewoog. De nacht zou binnen een klein halfuur vallen, de tijd dat het kwaad ontwaakte. In elk verhaal wat hij had gelezen of gehoord, gebeurde dat. ‘Het is bijna donker,’ murmelde hij voor zich uit.
Hermana keek op. Haar blauwe ogen namen hem snel in zich op voordat ze lachend een klap op Gemelo’s schouder gaf. ‘Hoor je dat joch praten. Ben je soms bang in het donker?’
Kleinschalig schudde Dulce zijn hoofd. Er verscheen een glimlach op zijn gezicht, die de lach van Hermana’s liet vergaan. ‘Nee. Waarom zou ik bang zijn voor een vriend?’
Het was blijkbaar een opmerking die Gemelo liet grinniken. ‘Wat wil je dan gaan doen? Ik dacht dat we bleven wachten totdat die Ayudar toe zou slaan.’
‘Doen we ook,’ zei de jongen zijn antwoord terug. Hij vond de aanrecht een prima leuning en verdeelde zijn gewicht zo dat hij kon blijven staan. ‘Maar we hebben al dagen niets gedaan en zo te merken zijn we bijna door de voorraad eten heen.’ Om het te bewijzen, opende hij de kasten boven zijn hoofd. Ook deze waren somber grijs. Leegte staarde ieder lid terug aan, slecht een beetje gevuld door kleine pakjes koekjes en flessen drank. ‘Er is vanavond een kermis.’
Meer hoefde Dulce niet te vertellen. Hermana knikte, als teken dat ze hem begreep, en algauw deed de rest haar beweging na. ‘Het is vast druk genoeg om-’ Enojado ging bedenkelijk voor de nog openstaande kast staan en pakte nog een flesje eruit.
Maar Dulce zorgde ervoor dat hij zijn gesprek niet af kon maken. De leider zijn van een groepje dat gelijk dacht aan slechte daden was zwaar werk. Eerlijkheid duurde het langst, wist hij, alleen de rest niet. Ze mochten dan wel leven als een stel zwervers en misdadigers, zo waren ze niet in hart en nieren. Tenminste, dat dacht Dulce toen hij de kring rondkeek. Het vieze raam weerspiegelde zijn eigen gestalte tussen de rest, die hem afwachtend aanstaarde. Tussen alle slanke, lange lichamen voelde hij zich weer klein, hij kromp. Er moest een manier voor hem zijn om zich groot te houden. Zijn leiderschap was eerlijk verlopen, mensen volgden hem omdat ze het wilde. Hij had ze een keuze gegeven, meer dan eentje zodat ze echt wel een beslissing konden maken. Als dat niet eerlijk genoeg was, wat was dan eerlijkheid?
‘Je denkt weer kwaadaardig, albino-man,’ en hij klopte vriendschappelijk op de ontblote schouder van Enojado. ‘Er is een kermis, er zijn veel mensen, er is veel geld en mensen willen vermaak. Dus we geven ze vermaak. Rico?’ Vragend staarde Dulce de groep rond totdat hij de eigenaar van de naam had gevonden. ‘Je kunt toch ook goochelen?’
Tergend langzaam knikte de man zijn dreadlocks door elkaar. ‘Goedkope kaarttrucjes, maar ja, soort van,’ beantwoordde hij de vraag.
Dulce wuifde het weg. ‘Dat is genoeg om mensen goed te vermaken. Belleza, je hebt toch nog wel goede kleding?’
Het leek er even op dat de vrouw hem niet had gehoord. Haar aandacht ging vooral naar haar nagels, die deze keer oranje glinsterden in het zwakke zonlicht tussen de kale bomen. ‘Wil je zeggen dat mijn kleding niet goed is?’
Snel schudde de jongen zijn hoofd. ‘Nee, ik zou niet durven.’ Niemand zou dat durven. Als men aan Belleza smaak kwam, kwam men in contact met haar nagels, of soms had men de eer om haar pistolen te zien. ‘Ik bedoel dat je nog wel een jurk hebt die goed bij je nagels past.’ Knikkend in de richting van haar hand die ze hoog boven haar hield, vervolgde hij zijn verhaal. De dame knikte bedenkelijk en stond toen op, om uit het zicht te verdwijnen.
‘Je wil de clown uithangen, hé?’ Die vraag kwam van Gemelo, die ook opgestaan was om naar Dulce toe te lopen. Zijn stappen waren zoals altijd beheerst en zo geruisloos als een kat. Het beangstigde Dulce. De gedachte dat de man iemand kon vermoorden doordat hij zo stil kon lopen, wilde hem niet loslaten.
Op het moment dat hij Gemelo’s adem kon voelen die echt teveel stonk naar goedkope drank, hield hij zijn armen beschermend voor hem uit. ‘Persoonlijke ruimte graag,’ fluisterde hij om zichzelf te beschermen, en het was hard genoeg om het verstaanbaar te maken. ‘Nee, ik ga niet voor clown spelen. Je weet hoe ik daarover denk. Ga jij maar, met die zus van je. Elke act heeft een magisch duo.’
De lach die verscheen na die opmerking, liet zien dat de mannelijke helft van de tweeling het met zijn leider eens was.
Nu zat wel iedereen op dezelfde lijn qua denken. Alleen had nog niet iedereen een taak. ‘Derecho, dit is allemaal nieuw voor je, is het niet?’
De man knikte slechts, niet meer, niets minder. Zo lang zat hij namelijk niet bij deze hele bende. Amper een heel half jaar, terwijl de langste er het driedubbele zat. ‘Wil je per se iets doen of is daar zijn al genoeg voor je?’
Er verscheen een nadenkende frons tussen Derecho’s wenkbrauwen. ‘Je wilt zelf een kermis maken, Du?’ Langzaam stond hij op van de bank en liep naar de kleinste toe. ‘Je wilt de mensen bezighouden en zo geld ophalen. Je weet dat dat illegaal is. Je moet daar officiële papieren voor hebben.’
‘Heb je geen zin in plezier maken dan?’
De vraag kwam zo te merken hard aan. ‘Luister, Dulce, plezier maken is anders dan de wet overtreden.’
Het was fris buiten. De maan was gaan schijnen, net als ontelbaar sterren, maar ze hadden de warmte van de zon niet. Dulce voelde rilling na rilling over zijn rug heen gaan. Zo te merken was hij niet de enige. Hij had medelijden met Belleza, die in haar oranje glitterjurk, die meer bloot liet dan bedekte. Maar aan Belleza te zien vond ze het niet erg.
Hijzelf ergerde zich eraan. De wind die af en toe op kwam dagen, zou hem nog verkouden kunnen maken. Zijn kleding was dan wel hetgeen wat anderen warm kon houden, de gevoeligheid van zijn huid op deze temperatuur was niet normaal.
Om hem heen stuiterde de tweeling in het rond. Felle kleuren dansten voor zijn ogen en harde woorden vlogen hem om zijn oren. Ze waren nooit stil, en ze tot zwijgen brengen was een van de moeilijkste taken die hij had als leider. Rico, daarentegen, praatte op fluistertoon met Enojado, die er normaal bij liep tot zover het mogelijk was voor hem. De bleekheid van zijn huid was als die van de maan, ving Dulce onwillig op toen hij zijn blik van de sterrenhemel boven hem afwendde naar die twee. De zwarte goochelaar- dat was hij voor nu- bereidde zich alvast voor door de kaarten rond te schudden voor de rode ogen van zijn toeschouwer, die van de blauwe motor naar de kaarten keek en weer terug. Voor de zekerheid had Dulce gevraagd of Rico zijn vervoermiddel mee kon nemen, zodat een paar leden sneller konden ontsnappen als het nodig was. Mensen achterlaten was wel het laatste wat hij wilde doen, maar als het moest, konden ze nog altijd iemand aanrijden met het blauwe ding.
En dan was er Derecho, die de rij afsloot. Met zijn handen diep in de zakken van zijn spijkerbroek liep hij achter het gezelschap aan. Af en toe wierp Dulce een blik naar achter, puur om te controleren of hij er nog was. Na een tijdje hield hij zijn pas zo in dat hij naast de lange man ging lopen. ‘Wat is er?’ vroeg hij, opkijkend tegen de hoge, beweeglijke silhouette. Voor kort keek hij naar beneden, voordat hij zijn blik weer terug naar een onzichtbaar punt bracht.
‘Ik heb geen zin om naar een kermis te gaan,’ was het gemompelde antwoord. Aan de toon te merken had hij echt geen motivatie om naar die plek te gaan. Naar een open plek tussen geparkeerde auto’s en lantaarnpalen, waar het gras nog nat was van de regen van de ochtend. Het groen zou amper zichtbaar zijn door alle attracties die er staan.
Dulce volgde de ogen van Derecho om uit te zoeken waar hij naar keek. ‘Hoezo niet? Zo erg zijn ze niet.’
‘Ayudar zou er vast ook zijn. Hij houdt van kermissen.’
Verbaasd fronste de jongen zijn wenkbrauwen en hield zijn pas haast onmerkbaar in. Als Ayudar er ook is, dan hadden we een groot probleem. Ze waren een makkelijk doelwit, misschien zelfs te makkelijk. De mensenmassa die er altijd was, tot zover Dulce kermissen had bezocht konden hen tegenwerpen of het hen juist makkelijker maken. Maar het plan was zo in elkaar gezet dat ze bij elkaar bleven, dat ze een grote act waren. Stel dat Ayudar daar dan was, dan zag hij hen gelijk allemaal. Waarom kwam Derecho hier nu pas mee? Had hij niet eerder kunnen zeggen waarom hij niet naar de kermis wilde gaan? Gefrustreerd baalde Dulce zijn handen te vuisten en stond helemaal stil. ‘Jongens,’ murmelde hij hard genoeg.
Als één persoon draaiden ze zich allemaal naar hem om, met dezelfde afwachtende blik in hun gekleurde ogen. ‘Wat is er?’ vroeg Derecho zachtjes tegen hem.
Dulce wuifde hem weg, uit zijn persoonlijke bubbel. ‘We doen het anders,’ begon de leider traag te praten, op een toon die goed hoorbaar was voor alleen degenen die het wilde horen. ‘We zijn geen een grote act meer. We gaan ons verspreiden daar, hebben een uur, en dan komen we terug op een afgesproken punt.’
Het plan stond Dulce eerlijk gezegd niet aan. Hij had liever dat hij toezicht kon houden op hen allemaal tegelijkertijd, alleen kon hij beter het zekere voor het onzekere nemen. Derecho’s informatie over hun vijand- die onnuttig leek voor anderen, zo te zien aan hun gezichten- was gewoon te laat aangekomen. Het irriteerde hem, hij had al eerder en meerdere keren gevraagd aan elk lid om zo veel mogelijk te vertellen over Ayudar, zelfs als het onnodig leek.
‘Dus,’ de stem van Rico haalde de jongen terug naar de realiteit, ‘we splitsen op. Hoezo dat ineens?’
Die vraag was zo voorspelbaar. Dulce kon wel begrijpen dat het onverwachts kwam. De geluiden van de gezellige kermis waren al te horen, als men goed luisterde, en de vele lichten waren net sterren op de grond. ‘Derecho zei dat Ayudar er misschien ook kon zijn,’ begon hij te vertellen, een waarschuwende blik naar Derecho werpend.
‘Ik-’ probeerde de man er tegenin te brengen.
Met een andere simpel gebaar legde Dulce hem het zwijgen op. De blik was blijkbaar niet genoeg geweest. Het begon hem langzaamaan te ergeren dat iedereen dacht dat hij een simpel kind was die per ongeluk in aanraking was gekomen met de harde, genadeloze kant van het bestaan, terwijl dat het tegendeel was. Dulce had ervoor gekozen, zo met redenen. Zijn gestalte werkte hem echter tegen. ‘Derecho, ik heb je al eerder gevraagd informatie te geven over die Ayudar van je, en dan bedoel ik alle informatie. Maar nu,’ en hij keek zijn medemens strak aan, ‘lek je beetje bij beetje informatie uit aan mij. Dat is niet wat ik vroeg, en het zorgt ervoor dat we alles last minute moeten doen.’ Op een of andere manier lukte het hem om boos te klinken, als een moeder die haar kind strafte. Het was een toon van een leider, eentje die geen tegenspraak duldde en met harde hand regeerde. Soms is het nodig met deze groep, bedacht hij zich glimlachend.
De ogen van de rest gingen van Dulce naar Derecho, een paar centimeter omhoog en dan weer omlaag. Nog een ander ding dat Dulce tegenwerkte: zijn lengte. Zo bij elkaar staand voelde hij zich klein, wat hij ook was.De nette kledij die iedereen aan had, liet hem eruit zien als een kind die door zijn familie werd meegesleept, terwijl het wel echt andersom was. De lange jurk van Belleza, die haar figuur benadrukte, het typisch goochelaar pak van Rico, de felle kleuren die de tweeling droeg, Enojado met zijn rode pak dat hem eruit liet zien als een vuurspuwer en Derecho, die er netjes bijliep voor zijn doen. En dan hij, een jochie die versleten kleding droeg die hij nog ergens had gevonden. Een hoodie, die over zijn amper gekamde, rode haren zat, waardoor een krulletje voor zijn ogen vielen. Het zijn de bril en de sproeten, herhaalde hij tegen zichzelf. Maak er gewoon gebruik van. Kleine honden bijten het hardst.
‘Is het niet wat tricky om dan op te splitsen.’ Aarzelend nam Gemelo het praten over. Alsof hij zenuwachtig was, friemelde hij aan zijn zwarte strik. ‘Ik bedoel, hij herkent ons vast wel. We kunnen elkaar niet helpen als we niet bij elkaar zijn. Hoe weten we wie en wanneer Ayudar iemand aanvalt.’
De ogen van Dulce dwaalde af naar de tweelingbroer. Zijn zus, die leunde op zijn schouder, knikte als teken dat ze het met hem eens was. Dat was geen nieuw verschijnsel. Die twee waren één groot brein, iets wat zeldzaam was en een voordeel. Hen afsplitsen zou een slecht idee zijn, en daarom deed Dulce het amper. ‘Dat is waar,’ zei hij bedenkelijk, ‘maar als wij allemaal bij elkaar zijn, dan maken we het hem te makkelijk. We hebben toch allemaal een mobiel mee?’ Om zichzelf te controleren en te bewijzen, viste hij de zijne uit de zak van zijn versleten spijkerbroek. Na hem volgde Belleza en Enojado, dan Rico, met aarzeling de tweeling en als laatste Derecho, die zwijgend staarde naar zijn scherm. ‘Het noodnummer ben ik, een druk op de juiste knop en ik hoor het. Dit is niet de eerste keer dat we dit doen. De andere drie keren gingen ook prima.’
Het was een oppepper, of dat zou het horen te zijn. Niet iedereen was zo positief ingesteld als Dulce. Enojado spande daarin de kroon. Was het niet zijn aanwezigheid dat schreeuwde dat hij een gevaar was, dan waren het wel zijn pessimistische woorden die het mogelijk maakte dat hij tot koning gekroond werd. ‘Dit kan echter wel de laatste keer zijn dat we het doen.’
De ergernis van eerder, kwam naar boven en om het te beheersen, schopte Dulce tegen een verdwaald steentje. De drie keren waren meer dan prima verlopen. De eerste was te makkelijk, de tweede had hij geleerd en de derde haalde een magere voldoende als het ging om Desastre te slim af zijn. Toch had de bende genoeg trucjes die ze nog niet hadden laten zien, wachtend op het juiste moment om ze wel aan het licht te brengen. De gevoelens die de gedachte aan de Orden opbracht, stopte Dulce in het wegschoppen. Het luidruchtige geluid galmde na in zijn hoofd, al was hij niet meer te horen in zijn omgeving. Hard genoeg om het verstaanbaar te maken voor de spreker, mompelde hij: ‘Een beetje vertrouwen hebben in mij doet je niets hoor, witte.’
Er zijn nog geen reacties.