3- DULCE
LET'S KILL TONIGHT
‘Schaakmat.’
Rico’s zwarte ogen kregen lichtjes die de duisterheid in zijn kijkers beschenen. Met zijn handen onder zijn lange gezicht gevouwen, glimlachte hij toen hij inderdaad weer aan de winnende hand was. ‘Eens kijken of je hier iets tegen kan doen, kleine knul.’
Zuchtend staarde Dulce hem kort aan. De blik bracht de man tot zwijgen. Een en al concentratie was af te lezen uit zijn ogen, die hij vlug weer richtte op het aanblik voor hem. ‘Ik haat dit spel echt,’ mompelde de jongen tussen twee diepe zuchten door. Het buigen van zijn hoofd had als gevolg dat hij zijn bril van zijn kon voelen, en met een snelle beweging zette hij het recht. Dat ding wordt mijn dood nog. Langzaam verplaatste hij zijn hand meer in de richting van het spelbord, maar stopte halverwege met die beweging maken.
Nog steeds grijnzend wachtte Rico af. De kleine hand van Dulce bleef onbeweeglijk in de lucht hangen, alsof hij van steen was. Geen trilling was waarneembaar, en het enige geluid wat er te horen was, waren hen twee die adem haalden. De wolkjes die ze maakten door die acties, vervaagden uiteindelijk. Zo ging het al drie uur lang, twintig potjes. Nummer eenentwintig was nu bezig, en nog steeds was Rico onverslaanbaar.
‘Toch, je wilde het zelf leren. Je weet toch wel wat ieder stuk nu kan doen?’ Behulpzaam was Rico niet door te praten, terwijl de tegenstander wanhopig op zoek was naar een uitweg.
Na een paar minuten antwoordde Dulce pas. Zijn vingers omklemden de toren, die hij traag verplaatste tussen zijn koning in en Rico’s stuk. ‘Mijn toren kan ervoor kiezen horizontaal of verticaal te lopen, tot het centrum, en is het enige stuk dat zoiets kan doen.’ Tevreden keek hij op. De serieuze blik was verdwenen, vervangen voor een kinderlijke variatie. Ze glommen van het plezier. ‘Maar nu wordt hij geslagen door jouw dame.’ Soepel maakte hij een gebaar, die de frisse lucht om hen heen de kant van Rico op bracht.
Lachend deed Rico dat. De toren van zijn leider lag hem zwaar in zijn handen, maar dat laten merken deed hij niet. Tevens was het niet de eerste keer dat hij het vasthield, achttien keer had hij hetzelfde, zwarte stuk tussen zijn vingers laten draaien. ‘Tja,’ murmelde hij, ‘jij offert je toren nou eenmaal vaak op.’
‘Wie zal onze toren zijn volgens Ayudar, denk je.’ Dulce boog voorover en verplaatste meer stukken. Niet dat wij een toren hebben, Ayudar, maar ga verder met geloven erin. Misschien is dat wel handig. Hij hield zijn kiezen op elkaar geklemd om meer opkomende zuchten te onderdrukken. Dit spel werkte hem alleen op zijn zenuwen, mede dankzij het feit dat de man met de dreadlocks voor hem beweerde dat hij niet zo goed was. Kan Ayudar wel schaken of houdt hij gewoon zo veel van het spel? bedacht hij zich. Dat kon best. Schaak was beroemd, zelfs onder de mensen die het niet konden, omdat iedereen erover sprak. Hun spel ging door, totdat Rico alweer het woord schaakmat liet vallen. De stilte daarna was snijdend.
Nadenkend wreef Rico over zijn beginnende baardje bij zijn kin. De bruine haren werkten niet echt mee, zelfs na zoveel jaren. ‘Ayudars denkwijze is de mijne niet. Derecho lijkt het meeste over hem te weten, alleen is hij hier nu niet.’ Zijn ogen waren wederom gericht op Dulce’s zwarte koning, die glom in het zwakke licht van de lamp boven hen, die door de wind heen en weer bewoog. ‘Maar ik zal medelijden hebben met die toren, je lijkt hem kwijt te willen’
‘Nee, hij staat gewoon vlakbij mijn koning elke keer,’ bracht Dulce er tegenin op een toon die geen emotie bevatte. ‘Ik ga Derecho het wel eens vragen, misschien kan hij ook tegen mij spelen. Maar ik vroeg het jou, Rico, en je antwoord heb ik nog niet gehoord.’
Grinnikend door de directheid van spreken, haalde de man zijn schouders op. ‘Je houdt van iedereen, en de persoon die zo dichtbij jou staat, is Derecho. Alleen,’ en hij dronk eindelijk wat uit de groene fles die hij enkele uren geleden, voor al het gespeeld had gehaald, ‘je zal Derecho niet zo vaak offeren.’ De bier had een verfrissend effect op hem. Het voelde als herboren, alsof hij nieuwe energie binnen kreeg. Maar dat gevoel verdween als sneeuw voor de zon toen hij de afkeurende blik van Dulce zag. Genieten van dit soort drank in de buurt van hem leek onmogelijk, verboden.
‘Straks wordt je nog dronken,’ waarschuwde de jongen hem. Op die manier klonk hij als een betwetende leraar of ongeruste moeder. ‘Ik geef even veel om Derecho als om jou, en ieder ander, ja. Heb ik al gezegd dat ons indelen in stukken de grootste fout is die-’
Rico wilde zuchten door het aanblik van hoe zijn dame alweer de koning schaakmat zette. Het spelen werd hij langzaamaan zat. De eerste keren waren leuk, de anderen verveelde hem. ‘Schaakmat, Dulce, alweer. Eens kijken of je dit kan fiksen, kleintje.’
De blik in de blauwe ogen van de jongste was goud waard. De sereniteit kwam terug naar boven, meer dan iemand ooit had gezien. Niet vaak was het zichtbaar. ‘Ik ben niet je ‘kleintje’, Rico.’ Het dreigement klonk zwak, zoals elke keer gebeurde wanneer Dulce het probeerde. Alweer schaakmat, fijn dacht hij er direct achteraan. Hij liet zijn ogen afgaan van het bord naar de ruimte om hem heen.
Zoals gewoonlijk lag er iemand te slapen op de bank, die vanaf het moment dat het hier kwam, diende als bed. Belleza’s lichaam was met haar rug naar hem toegedraaid, en door haar houding was een deel ervan bloot gaan liggen. Haar huid glom als de zon zelf deed. Met haar schoenen, of hoge hakken, nog aan, lag ze daar vredig, als een vermoeide godin. Het was niet moeilijk haar bij hem aan te sluiten. Zo klein, zo schattig, je hoort niet zo soort verleden te hebben. Hoe oud ben je wel, en dan heb je zo oom. Is dat waarom je niet van drank houdt, Dulce? Haar stem had zo veel onrust en medelijden gehad, dat Dulce alleen kon knikken of nee schudden. Hoewel zij het makkelijkste was, was praten bij haar een onmogelijke opgave. Dulce viel niet voor haar vrouwelijke natuurlijke charmes, alleen wanhopige mensen vielen ervoor. Maar er was iets anders dat deze dame had, iets dat liegen pijn liet doen elke keer als hij het deed in haar bijzijn.
Schuddend met zijn hoofd, staarde hij de rest van het clubhuis door. Leegte, soms gevuld met dikke, grote stofwolken en haren, een kleine tafel en flessen staarden hem terug aan. Uiteindelijk was er geen uitweg. Hij werd gedwongen zijn concentratie naar het spel te verplaatsen. Geen enkele stuk was in de buurt van de koning, van de stukken die hij nog over had. Ze laten me allemaal in de steek. Ze laten allemaal de koning in de steek. Het klonk volgens zijn hoofd als een lied vol treurigheid en de waarheid. De twee regels herhaalde hij, terwijl zijn hand weer richting het bord schoof. Er is alweer geen uitweg voor mij. Verliezen is wat ik moet doen en dan weer mijn volgende kans vastpakken. De koning voelde koud aan. ‘Gefeliciteerd, Rico, met overwinning nummer eenentwintig. Is dat niet de naam van een van je favoriete bands?’
De klap die het stuk maakten toen het op zijn zij lag, galmde door de kamer heen. Het was echter niet genoeg om Belleza wakker te maken, wat beter was. Als iemand haar liet ontwaken, terwijl ze uit zichzelf in slaap was gevallen, dan had de persoon het beest wakker gemaakt.
Met een vermoeide blik staarde Rico naar het ‘dode’ stuk. ‘Ik luister het alleen soms,’ beantwoordde hij de grappig bedoelde vraag van zijn leider zacht. ‘Maar bedankt.’
Met een lach van oor tot oor stond Dulce op. ‘Het is wel genoeg geweest. Ga je overwinningen vieren met die drank van je. Ik ga met Derecho praten.’ Zonder verdere raad liep de jongen weg. Rico staarde hem zwijgend na, niet wetend of hij echt blij was met alle overwinningen. Met drank het vieren was zeker een goed idee, maar de stem van Dulce zou hem bij elke slok herinneren dat hij er een afgunst voor had. De jongen leek wel een demoon, en dat was hoe velen hem ook omschreven.
De demoon zelf maakte het niet uit. De duisternis was zijn vriend niet, maar zijn natuurlijke vijand die zich voordeed als vriend om hem later te verraden. ‘Listige duisternis vol verraad en haat,’ fluisterde hij. Het zonlicht op zijn gezicht liet hem zijn ogen dichtknijpen. Zo veel had hij sinds maanden niet meer waargenomen. Buiten komen deed hij vaak genoeg, alleen was de nacht zijn vriend, niet de dag. Met gefronste wenkbrauwen staarde hij om zich heen, op zoek naar Derecho. ‘Waar ben je, Cho?’ vroeg hij zichzelf gedempt af.
De rook verraadde de plaats van Derecho, naast de geur die het meebracht. Roken was nog iets dat Dulce niet mocht. Zijn longen konden het niet aan, astma hebben en dat dan inademen was geen goede combinatie. Dat wist Derecho prima. Het weerhield hem het echter niet van het te doen in het bijzijn van zijn leider. ‘Dulce, wat doe je hier?’ vroeg de man, zodra hij het kleine gestalte in het zicht kreeg.
‘Ik wil je spreken over Ayudar, alsjeblieft.’ Zonder enige waarschuwing nam Dulce plaats op de schoot van Derecho die hem verbaasd aankeek. ‘Ik heb je al alles vertelt wat ik over hem weet,’ zei hij langzaam. De sigaret stopte hij weer in zijn mond en gedempt kuchtend blies hij de rook uit.
Afwezig speelde Dulce met een losse veter van de schoen van de man. ‘Ik wil weten hoe hij ons gaat indelen qua stukken van schaken, want dat doet hij zeker om te bepalen wie hij als eerst moet hebben. Is het niet?’ Omhoog kijkend keek hij Derecho recht aan. Het blauw in zijn ogen was niet hetzelfde als zijn eigen, het was donkerder en zonder enkel spoor van licht. Ieder lid was zijn of haar licht al lang geleden verloren, het zat vast in hun verleden, die voor Dulce onbekend was. Toch wilde hij het niet weten. Het was hun eigen boek en als zij wilde dat hij het las, gaven ze het hem wel. Zijn boek had hij al aan hen gegeven, en hij had het volledig zelf opnieuw geschreven zodat ieder van hen het kon lezen.
‘Hmm, dat gaat hij zeker doen. Heeft Rico je dan alles geleerd over de stukken?’ Nog een keer nam Derecho een teug van zijn sigaret, voordat hij hem uitdoofde door erop te gaan staan.
Met een knik maakte Dulce hem duidelijk dat het zo was. Hij voelde hoe Derecho zijn hand tussen zijn krullende, rode haren bracht en het onbeweeglijk daar liet liggen. Het was een teken dat hij nadacht, hij moest altijd ergens op leunen als hij wat ging bedenken. Aangezien Dulce negen van de tien keer bij hem was, was hij die leuning. Niet dat het uitmaakte, Derecho’s aanrakingen waren vol vrede en rust, wat fijn voelde tussen alle chaos die iedereen veroorzaakte door aanwezig te zijn.
Een frons verscheen tussen de rommelige wenkbrauwen van Derecho, nog een teken dat hij diep in gedachte was om te zoeken naar een antwoord. ‘Kan je alles even kort herhalen, schaken is niet zo mijn ding.’ Met een glimlach keek hij de jongen op zijn schoot vragend aan.
Wederom knikte hij. ‘Natuurlijk. Je hebt de pionnen, die een paar stappen alleen naar voren kunnen doen. Dan heb je twee paarden, die eerst twee velden verticaal of horizontaal gaan en vervolgens één veld loodrecht daarvan. Het is ingewikkeld,’ en nonchalant haalde Dulce zijn dunne schouders op. ‘De lopers kunnen diagonaal gaan en niet op een andere kleur veld komen en de torens en die mogen verticaal of horizontaal bewegen tot het centrum ongeveer. Dan heb je dame.’ De jongen glimlachte kort door de gedachte aan Rico en zijn woorden die hij tot nu toe vlekkeloos herhaald had. Rico was inderdaad een goede leraar, en ook nog geduldig, met alle potjes die ze gespeeld hadden. ‘De dame is het krachtigste stuk van het spel, omdat ze het meeste kan lopen. Ze kan namelijk horizontaal, verticaal en diagonaal bewegen. Toch moet je de koning slaan en die kan telkens maar één stap horizontaal doen.’ Als teken dat hij klaar was met zijn uitleg, klapte hij in zijn handen. Halverwege die actie schoot hem nog iets te binnen, een opmerking die Rico zo zacht had gezegd dat hij voorover moest buigen om het te verstaan. ‘Je slaat de koning nooit, je moet hem omver leggen, als teken dat je bent verslagen.’
Derecho’s ogen ontmoetten die van Dulce en een aarzelden glimlach verscheen op beiden gezichten. ‘Dat is een hele lap aan informatie die je mij net gaf, kleintje, maar zeker de waarheid.’ Langzaamaan verslapte die lach, die straalde als een verloren, verdwaalde ster. ‘Ayudar gaat zijn koning nooit omver leggen, hem kennende.’ De woorden werden gemompeld.
Ik ook niet, Derecho, dacht Dulce er nog steeds breed grijnzend achteraan. Hardop zeggen deed hij niet. Derecho zou hem er anders weer op wijzen dat dit meer was dan een spel. Het waren levens.
Er zijn nog geen reacties.