Is het een beetje een goed verhaal?

Als ik ‘s morgens met wallen onder mijn ogen aan tafel zit, krijg ik rare blikken van mijn ouders. Mijn broertje en zusjes valt het niet op, maar hen wel.
‘Meisje, heb je wel goed geslapen?’ vraagt mama bezorgd, en ik knik, en geeuw onderdrukkend. ‘Ja, prima.’
Ze kijkt me argwanend aan, en mompelt dan iets wat lijkt op: ‘Tieners, zeggen nooit wat er echt speelt.’
Mijn vader begint te lachen, en hij zegt vrolijk: ‘Logisch, zet je maar alvast schrap: we moeten dit na Acacia nog drie keer doorstaan.’ Hij drukt een kus op haar voorhoofd. ‘Wacht, vier keer. Ik was het wezentje in je buik vergeten.’
Mama schudt haar hoofd. Alsof papa dat wezentje kan vergeten.
Ik geeuw nog een keer voordat ik het verse sneetje brood in mijn mond stop, terwijl
ik geamuseerd kijk naar mijn ouders, die elkaar een beetje aan het plagen zijn.

Nog geen kwartier later staan mijn broertje en ik voor de deur te wachten. Het is net kwart voor acht uur ‘s morgens en wij moeten naar onze opleiding. En ja, we moeten weer op papa wachten.
Eerst Cassi gedag zeggen, dan Adelaide de deur uit werken, dan mama gedag kussen, dan haar groeiende buik een kus geven (echt, ik snap die twee niet!), en als laatste mama weer zoenen. Ondertussen is Aaron iets gaan eten, en ben ik maar een boek gaan lezen.
Na een paar minuten kunnen we eindelijk vertrekken, naar onze opleiding!
Ik studeer nu al vier jaar voor ridder, en mijn broertje twee jaar. Ik ben ermee begonnen op mijn tiende, hij op zijn elfde. Eigenlijk al veel eerder, ik kon op mijn vijfde al met een zwaard overweg en op mijn zesde met een pijl en boog.
Onderweg loopt Aaron honderduit te kletsen, maar papa zit duidelijk met zijn hoofd ergens anders. Ik let er maar niet op, hij is nogal een eigenaardig type. Net als ik.
‘Weet je, pap, toen ik die pijl afschoot, ging die precies in de roos! Echt precies! En Addie maar zeggen dat het me nooit zou lukken!’ roept Aaron vrolijk. Addie is zijn bijnaam voor Adelaide.
‘Hm, je meent het?’ mompelt papa. Ik zucht, en hoor plotseling geklapper van vleugels. Snel draai ik me om.
‘Ace, wat is er?’ Aaron kijkt me verbaasd aan, en hij draait zich ook om, tot hij begint te rennen. Dan zie ik het. Het kleine, gevederde draakje van mijn tante vliegt op zijn hoofd af. Ik begin te lachen als Aarons haar in de was gaat.
‘Zwaveltje! Ga van mijn hoofd af!’ roept mijn broertje boos.
Papa loopt hoofdschuddend naar zijn zoon, en Zwaveltje steekt trots de brievenkoker naar voren.
‘Wat is er, jongen?’ vraagt hij mompelend. ‘Wie stuurt rond dit tijdstip een brief?’
Snel leest hij de brief door. ‘Ace, je halve schooldag valt uit. Meer dan de helft, zelfs. Alleen je eerste les gaat door.’
‘Hm, oké. Ik ga wel naar huis, na dat uur.’ Ik loop weer door, terwijl Zwaveltje wegvliegt. De enorme klok van het eiland slaat acht uur, en binnen tien minuten moeten mijn broertje en ik in verschillende lessen zitten. Gelukkig heb ik als eerste les boogschieten, een favoriet van mij. Toen ik klein was, oefende mama dit heel vaak met me. Om mezelf te kunnen beschermen, zei ze altijd.
Zij is echt heel goed met haar boog, maar mijn voorkeur gaat uit naar zwaardvechten. Ik ben er goed in en soms mag ik zelfs met Gif vechten. Ondanks dat ik totaal geen spierkracht heb, kan ik echt goed vechten. Soms hoef je alleen maar slim te zijn.
Snel zeg ik papa en Aaron gedag en ren naar naar de arena, waar ik snel tegen mijn tante roep: ‘Sorry dat ik laat ben!’
Ik ga op de grond zitten, maar dan zie ik het: ik ben de enige van de leerlingen.
‘Ow… ben ik zo vroeg?’
Robinia begint te lachen. ‘Ja, jij bent altijd vroeg. En de rest van de klas skipt de les, omdat ze toch uitval hebben. Iedereen heeft zich ziek gemeld, maar als dochtertje van de generaal verschijn jij toch.’
Er verschijnt een klein glimlachje op mijn gezicht.
‘Ace, ga jij ook maar. Ik ga alvast de les klaarmaken voor de volgende groep, en dan kan jij alvast naar huis. Meld je wel bij je vader dat je nu al naar huis gaat? Je weet waar zijn kantoor is.’
Ik knik, omhels mijn tante even en ren de arena uit, en ik blijf rennen (veel mensen kijken me lachend na) tot ik bij papa’s kantoor kom. Ik klop hard op de deur.
‘Wie is daar?’
‘Papa, ik ben het!’
‘Kom maar binnen!’
Als ik de zaal binnenkom, zie ik dat papa met vier ridders aan het overleggen is. Karis, Alena, Alquin en Zordan. Als ik me niet vergis, hebben zij toen ik nog klein was een keer op me gepast, en sindsdien zijn ze gek op me.
‘Hey, toekomstige generaal! Zijn je lessen al afgelopen?’ vraagt Zordan vrolijk, terwijl hij mijn haar in de war brengt door er met zijn hand doorheen te gaan.
Ik lach. ‘Jep, niemand kwam opdagen, dus mocht ik van mijn tante naar huis.’
‘Acacia, wat kom je eigenlijk doen? Ik dacht dat je meteen naar huis zou gaan.’ Mijn vader kijkt me met een opgetrokken wenkbrauw aan, zo kijkt hij altijd als hij vraagt om een uitleg.
‘Robinia zei dat ik even bij jou moest melden dat ik naar huis zou gaan. Snap niet echt waarom, ik ken de weg op het eiland.’
‘Ja, dat weet ik ook wel, maar goed dat Robinia zei dat even langs moest komen; ik heb namelijk een vraag voor je.’
Ik kijk hem verbaasd aan, en hij moet lachen om mijn reactie. ‘Alquin, vertel het haar maar.’
‘Tuurlijk, generaal,’ zegt Alquin vrolijk (hij is haast nooit vrolijk) en hij richt zich op mij. ‘Acacia, Alena, Zordan, Karis en ik lopen nu al een paar weken met een idee. Daarvoor hebben we natuurlijk heel veel moeten overleggen, maar het is toch gelukt.’
‘Dus,’ vervolgt Alena, die het allemaal een beetje te lang vindt duren, ‘hebben we het voor elkaar gekregen dat jij met ons meegaat op doorreis, waarbij we langs de Feeënkoningin gaan, langs het Sterrenrijk, het rijk van de Bosnimfen en het rijk van de Eeuwige Nacht!’
De vier ridders kijken me vol verwachting aan.
‘Wil je mee? Als toekomstige generaal, wat je sowieso wordt, moet je de rijken een beetje kennen,’ zegt Karis vrolijk.
‘Ik word vast geen generaal, maar ja, ik wil echt heel graag mee!’ roep ik, waarna ik de vier ridders tegelijkertijd knuffel.
‘Wacht even, wanneer vertrekken we?’
Papa heeft het antwoord al gezegd voor de ridders het kunnen zeggen. ‘Over zeven dagen, Ace. Dus, als ik jou was, zou ik maar snel naar mama rennen om dit te vertellen. Ze weet nog van niets!’
Ik knik, en ren dan met een smile van oor tot oor naar huis, waarbij ik verschillende keren verontschuldigingen moet roepen omdat ik mensen bijna omstoot.

Reageer (1)

  • Allmilla

    Tuurlijk is dit een goed verhaal! daar moet je niet aan twijfelen. En fijn dat Acacia die reis mag doen :)

    7 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen