Nog steeds 20, dit wordt een geweldig hoofdstuk!

Geluidloze tranen stromen over mijn wangen als ik in Acacia’s kamer zit. Mijn man is iedereen die ooit met het meisje te maken heeft gehad aan het natrekken. Op dit moment is zijn emotie woedend en doodsbang, dat weet ik gewoon. De mijne is verdrietig, wanhopig, en totaal gedesoriënteerd. En dan natuurlijk nog de angst dat ze nooit meer gevonden wordt…
Wie heeft dit ons aangedaan? Mijn meisje is nog geen maand oud…
Ik sta op en loop naar het wiegje. Mijn handen klem ik stevig om het hout.
Plotseling voel ik me wazig, en ik sluit mijn ogen. In een flits zie ik twee vrouwen voor me staan. Ik schrik en laat het hout los. Van de schrik stap ik een paar stappen naar achteren, maar ik val om. Binnen een seconde is alles zwart.

‘Spica? Luister, alsjeblieft, m’n kind…’ Een stem die me vaag bekend voorkomt dreunt in mijn oren, en ik open mijn ogen. Voor mij staan die twee vrouwen, ze kijken me bezorgd aan.
‘Wie… zijn jullie?’ vraag ik stotterend. De twee komen vaag bekend voor…
De blonde vrouw kijkt me liefdevol aan. ‘Schatje, weet je dan echt niet wie ik ben?’
Ik kijk in haar ogen en dan weet ik het. ‘Mama…’
Ze knikt. Ik vlieg haar om de hals, snikkend.
‘Rustig, ik weet het, liefje. Ik weet het…’ sust ze me. ‘Het is lastig om je baby kwijt te raken…’
‘Mama, ik… ik weet niet meer wat ik moet doen…’ snik ik.
‘Misschien kunnen wij je helpen?’ zegt de andere vrouw opeens. Ze ziet er zo bekend uit. ‘Wat wilde ik jou lang ontmoeten, het meisje dat het hart van mijn zoon heeft veroverd…’
‘Acacia?’
‘Ja, lieverd. Wat ben ik blij dat jij mijn schoondochter bent, en wat ben ik blij met het kind dat je mijn zoon hebt geschonken… ik leef zo met je mee…’
‘Wacht eens even… ben ik dood?’ bedenk ik opeens.
Mama lacht. ‘Nee, liefje, we hebben je hierheen gehaald om je te helpen. We weten namelijk waar je kindje is.’
‘Wát! Dat is geweldig! Waar is mijn baby?’ Ik begin weer wat hoop te krijgen.
‘Ze is ontvoerd door Nissam, maar ze is niet wie ze lijkt te zijn…’ zegt Acacia.
Ik word woedend. ‘Nissam? En we vertrouwden haar nog wel! Wie is ze dan wel?’
‘Strega.’
Opeens word ik helemaal dizzy, en ik zak op de vloer. ‘Nee…‘
‘Rustig maar, meisje, rustig… je moet je hoofd koel houden…’ Mama wrijft over mijn rug.
‘Ik moet iets doen… ik moet haar vinden, ze is nog zo jong…’ Ik begin weer te snikken.
‘Lieverd, toen we doorkregen dat je zwanger was geworden, waren we zo blij voor jullie… al jullie geknok in jullie jeugd, jullie verdienden het zo erg! Wij wisten het trouwens al in de eerste week van je zwangerschap,’ zegt Acacia.
Ik lach waterig. ‘Ik ben blij dat jullie het me hebben verteld, ik moet nu echt mijn dochter redden. Bedankt…’
‘Alsjeblieft, mijn kleintje…’ Mama geeft me een stevige knuffel. ‘Ik hou van je…’
‘Ik hou ook van jou, mama…’
Ze laat we los, en binnen een ogenblik wordt alles weer zwart.

‘Spica? Gaat alles goed? Liefje, kom bij me terug…’ Even herken ik de stem niet, maar als ik mijn ogen open, zie ik Saturno. Hij heeft een doodsbange blik in zijn ogen, die snel plaatsmaakt voor opluchting.
‘Wat… wat is er gebeurd?’ vraag ik, ik weet alleen nog dat ik bij mama en en mijn schoonmoeder was…
‘Je bent flauwgevallen, liefje, ik was zo ongerust! Ik dacht dat ik jou ook had verloren…’ Hij omhelst me stevig, maar ik maak mezelf los.
‘Saturno, ik weet waar ons dochtertje is.’

Reageer (1)

  • Allmilla

    En nu op zoek naar gaan naar waar Strega is! :)

    7 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen