Een woord van de schrijver:

Ik ben best zenuwachtig om dit verhaal te uploaden. Het is iets wat ik al een tijdje wilde doen. Maar goed, veel plezier.

Het was een donkere avond, omdat het nieuwe maan was. De jonge zat achter zijn bureau en keek in zijn schrift. Het was gevult met tabellen, tijden, straatnamen en telefoonnummers. Hij zuchte, morgen zou het eindelijk gebeuren. Hij had ze hun laatste kans gegeven, maar het ging niet. Ze hadden zijn laatste aanbodt geweigerd, en dat was jammer geweest. Nu zat hij hier, klaar om naar bed te gaan en ze morgen aan te geven. Hij klapte het schrift dicht en stond op. Hij rekte zich uit en draaide zich om. Het laatste was hij zag, was een zilveren schittering.

Vincent Rijkaart werd wakker gebeld door het geluid van de radio wekker die naast zijn bed op het nachtkatje stond. Met een diepe grom gaf hij een klap op het aparaat en draai zich om. Naast hem zag hij een stel bruine haren boven de deken uitsteken. Hij glimlachte, zijn echtgenoot lag nog te slapen. Hij stapte uit bed en rekte zich uit. Hij liep door een houten deur met een ingegraveerde badkuip. Erachter zat een kleine badkamer met een douchecabine en wastafel. Vincent waste zich en deed een spijkerbroek, een geel T-shirt en een zwarte coltrui aan. Daarna ging hij naar beneden en begon hij aan het ontbijt voor hem en zijn gezin.
Toen hij ongeveer een kwartier bezig was kwam er een blonde jonge naar beneden. Hij droeg een Zwart T-shirt en een sportbroek. Hij had een schoudertas onder zijn arm die er zwaar uit zag.
Het was Tim Akkerman, de zoon van Vincent’s echtgenoot, uit een eerder huwelijk. Hij ging zitten en legde de post op tafel.
’Goedemorgen’; zei hij.
’Goedemorgen jonge.’: zei Vincent terug. ‘Ga je je best doen op school?’
‘Jazeker. Oh, ik ben vanmiddag later thuis.’
‘Dat moet je tegen je vader zeggen. Maar vertel eens: wat ga je doen?’
‘Ik heb een bijbaantje, als koerier.’
‘Wat ga je bezorgen?’
‘De eigenaar deed er nogal vaag over. Iets van dvd’s ofzo, zei hij.’
‘Hmm, doe je wel voorzichtig?’
‘Ja, dat beloof ik.’
Op dat moment kwam de echtgenoot van Vincent de keuken binnen, Henk Akkerman. Hij gaf Vincent een kus op zijn wang en ging ook aan tafel zitten terwijl Vincent het ontbijt opschepte. Nadat ze gegeten hadden gingen ze elk hun eigen weg. Tim liep naar de bushalte, Henk ging op de fiets op weg naar het laboratorium waar hij werkte en Vincent ging in de auto op weg naar het politiebureau van Arnhem.
Hij zette zijn auto op de parkeerplaats die voor hem was gereserveerd. Hij stapte uit en liep naar het grote gebouw met zijn architectes uitstulpingen. Hij liep naar binnen en liet zijn politiekaart zien aan de baliemedewerker, die de deur nar de kantoren voor hem open deed. Vincent liep naar zijn kantoor en begon met het intikken van zijn PV’s die de afgelopen dagen waren blijven liggen door zaken. Hij was ongeveer een half uur bezig toen zijn partner binnen kwam: Vera van Ochten. Vera was een vrouw met een normaal postuur, zwarte haren en groene ogen. Ze droeg het liefst haar normale kleding, ook nu weer had ze een spijkerbroek en een rode blouse aan. Ze had een kort kapsel en geen spatje make-up op haar gezicht. Vera was nogal van het natuurlijke uiterlijk. Ze ging aan het bureau tegenover Vincent zitten en dronk van de beker koffie die ze al had ingeschonken. Ook zij begon aan het intikken, alleen waren het bij haar verkeersbonnen.
Na nog eens een kwartier leunde Vincent even achteruit en keek rond. Veel collega’s liepen rond en af en toe klonk er een telefoon. Plots zag hij iemand staan die niet op de afdeling thuis hoorde. Een jonge van ongeveer 19 jaar met bruin haar, een nogal nerveuze blik op zijn gezicht en een schoudertas over zijn schouder. Vincent stond op en liep naar hem toe,
‘Kan ik u helpen meneer?’
‘J…ja. Mijn naam is Alex. Ik heb een afspraak met mevrouw Pasmans meneer.’
Vincent fronste zijn wenkbrauwen. Voor zover hij wist had hun chef: Willeke Pasmans, geen kinderen. Hij vroeg zich af wie de jonge was en draaide zich om. Hij keek naar het kantoor van de chef, wat nog donker was.
‘Het ziet er naar uit dat ze er nog niet is. Kan je het ook tegen mij zeggen?’
De jonge wilde net zijn mond open doen toen een geüniformeerde agent naar ze toe kwam: Remy van Goederen.
‘Vincent, ik heb net een melding binnen gekregen van een lijk in ene studentenflat in het centrum.’
Vincent knikte en riep Vera.
‘Remy wil jij deze jongeman even een kop koffie geven. Hij wacht op de chef.’
Remy knikte en ze liep weer in de richting van de uitgang. Net toen ze de trap af wilde gaan kwamen ze de chef tegen.
‘Ah, Vincent.’: zei de roodharige vrouw. ‘Jouw had ik toevallig nodig.’
‘Sorry mevrouw, we hebben een lijk.’
‘Dat loopt niet weg. Dit is belangrijk. Kom mee.’
Vincent zuchtte en samen met Vera liep hij weer naar het kantoor. Willeke wenkte hun en samen met de jonge gingen ze naar het kantoor van de chef.
‘Vincent, dit is Alex. Onze nieuwe stagiair. Hij loopt een aantal weken mee met de recherche. Nou leek jij mij de aangewezen persoon om hem te begeleide.’
Vincent keek naar de jonge, die nerveus in een stoel zat en niet naar Vincent durfde te kijken. Dat was te bgrijpen. Vincent was een grote man. Hij had een aantal jaar in de sportschool doorgebracht, en daardoor was hij flink gegroeid. Hij stak vaak boven de menigte uit en had een grote kracht. Vaak kon hij verdachte aanhouden zonder zijn wapen te gebruiken, ook al wist hij had hij niet onverslaanbaar was.
Willeke had hen ondertussen een map gegeven waar het CV en de cijferlijst van de jonge in zaten, Volgens het CV kon hij Duits, Engels en Frans spreken. Hij had hoge cijfers in ICT, Wiskunde en had de laatste schiettest geen enkele doel gemist.
Vincent gaf de map aan Vera en keek nog eens naar de jongen. Willeke glimlachte ondertussen.
‘Nou, en jullie hebben meteen een moord. Dat lijkt me een goede vuurdoop. Nou, kom op, aan de slag.’
Vera legde de map op tafel en met zijn drieën gingen naar de balie om Alex zijn wapen en andere spullen op te halen. Alex stond er nerveus bij, vond Vincent. Maar misschien kwam dat ook wel omdat hij meteen op zijn eerste dag in een moordzaak werd gegooid. Vincent gaf Alex een klap op zijn schouder.
‘Kom jonge, het is allemaal minder erg dan ze willen doen geloven. De meeste schrikken wel even van hun eerste lijk. Maar dat is snel over.’
De jonge knikte en met zijn drieën vertrokken ze met de auto van Vincent naar de flat.
Eenmaal aangekomen bij de flat zag Vincent al dat het moeilijk zou worden rechtschape getuigen te vinden. Er stond veel volk achter de linten, en die zouden vast allemaal van alles gehoord hebben. Vincent reed onder het lint door en ze stapte uit. Een agent vertelde hen dat het lijk zich op de derde verdieping bevond.
‘Appartement 3C.’
Vincent knikte en liep naar het aangewezen apartement. Meteen toen ze door de deur gingen stonden ze in de woonkamer. Mensen van de TR liepen rond en een jonge zat eenzaam op de bank.
Vincent liep naar wat de slaapkamer moest zijn. Het bestond uit een stapelbed aan de linker kant en een groot bureau aan de rechter kant. Voor het bureau zat het slachtoffer in een bureaustoel. Hij had een groot gapend gat in zijn nek. Bloed liep vanaf de wond, langs de rugleuning van de bureaustoel, naar beneden, op de grond. Achter hen klonk gekokhals en Vincent draaide zich om. Hij zag dat Alex weer stilletjes naar buiten liep.
‘Laat hem maar even.’: zei hij tegen Vera.
Geüniformeerde agenten namen vingerafdrukken van het bed, de deurklink en het bureau en een schouwarts bekeek het lichaam.
‘Wat kunt u vertellen dokter?’: vroeg Vincent.
‘Bram Rijsweik., ongeveer 21 jaar. Ik denk dat vermoord is tussen 12 en 2. Het moordwapen is een mes uit de keuken, het stak nog in zijn nek.’
‘Iets wat ons kan helpen de dader te vinden?’
‘Op dit moment niet, het ziet er naar uit dat de dader handschoenen droeg, of zijn mouw ofzo.’
Op dat moment klonk er gevloek vanonder het bureau. Een agent kwam er onder vandaan met een bewijszak in zijn hand.
‘Wat heb je gevonden?’: vroeg Vincent.
‘Wit poeder. Het lag onder het bureau, alsof er iets is omgestoten en onder het bureau is gevallen.’
Vincent keek naar het bureau, er lag een opengeslagen schrift op. Er stond allerlei ingewikkelde tabellen in. Vincent pakte het op en deed het ook in een zak.
‘Laat dit maar naar het lab brengen. Wie weet zit er iets van de dader op. Wij zullen met de huisgenoot gaan praten.’
Vincent liep terug naar de woonkamer, ging op de bank zitten en keek naar de jonge.
Een agent die er naast zat zei: ‘Dit is Toby Markkraan. De huisgenoot van het slachtoffer. Hij heeft hem ongeveer een uur geleden gevonden.’
’Wat kan je vertellen?’:vroeg Vincent.
’Ik was... met een paar mensen naar het café, Collors. Bram was thuis. Hij verwachte bezoek ofzo. Ik wilde hem de tijd gunnen om de mensen te woord te staan.’
‘Zijn er mensen die kunnen bevestigen dat je in dat café was?
‘Ludwich, de barman. Lucan en Sorian, de buren van hier beneden.’
‘Weet je of Bram vijanden had?’
Vincent zag dat de jonge probeerde na te denken, maar hij schudde zijn hoofd.
‘Ik kan even niet zo snel iets bedenken. Ik tril nog helemaal.’
‘Dat begrijpen we’: zei Vera ‘Weet je waar we zijn ouders kunnen bereiken?’
‘Zijn ouders zijn gescheiden, voor zover ik weet. Zijn vader woont ergens aan de Belgische grens en zijn moeder ergens in Groningen.’
‘Hmm, dat zal een klus worden. Bedankt voor je hulp. Kunnen we je hier bereiken als we nog iets nodig van je hebben?’
‘Hier… of op school. Het is belangrijk om de gewone routine aan te houden denk ik toch?’
‘Dat is heel goed.’: zei Vincent.
Even later stonden ze weer met zijn drieën op de gang.
‘Wat gaan we nu doen? ‘: vroeg Alex.
‘Nou, het belangrijkste is dat we een beeld krijgen van de mensen rond Bram heen. We kunnen met de ouders bellen, of met de benedenburen gaan praten. We moeten ook zeker weten dat die huisgenoot het niet gedaan heeft. Dus we moeten langs dat café.’
‘Ik ken Collors een beetje’: zei Vera ‘Het is een homo café.’
‘Nou, dan zal ik me er wel thuis voelen.’: zei Vincent grappend.
Alex keek hem verbaasd aan, maar Vincent knipoogde.
‘Weet je Alex, jij bent nieuw en je moet leren hoe het in elkaar zit. Waarom zeg jij niet waar we naar toe gaan?’
Alex dacht na.
‘Waarom gaan we niet langs de school van Bram. Klasgenoten horen ook bij zijn kring.’
Vincent knikte en ze gingen, met de auto, in de richting van het Rijn IJssel college. Tijdens het rijden keek Vincent een paar keer naar Alex, die achterin de auto zat.
‘Dat was zeker wel heftig, je eerste lijk.’
‘Het was niet fijn om te zien nee.’
‘Je went er wel aan. Zo was het bij mij ook. En bij Vera ook. Toch Vera?’
Vera knikte: ‘Zeker, zo is het bij iedereen.’
Terwijl ze in de richting van de school reden, deed Alex er het zwijgen toe. En keek uit het raam, nadenken.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen