Hoofdstuk 4.3
Ik wou echt dat het veel langer was. Dan zou ik ook veel meer tijd hebben om te schrijven.
In iedergeval, het gaat echt goed om te schrijven.
Geniet van dit volgende stukje!
9 januari 2917
Ik voelde verwarring in me opkomen, een paar seconden eerder was hij nog zo gelukkig geweest en nu was zijn humeur zo snel omgeslagen, dat ik hem even niet meer kon volgen.
Maar de manier waarop hij daar met gebogen schouders zat, deed me pijn. Ik probeerde verwoed naar woorden te zoeken die hem konden troosten, maar ik kon niets bedenken. Ik had geen flauw idee wat hem zo van streek had gemaakt.
De stilte tussen ons bleef aanhouden en naarmate het langer duurde voelde ik me wanhopiger worden. Wat had hij trouwens bedoeld met ‘het is een mooie avond’. De manier waarop hij het had gezegd leek het tegendeel te willen zeggen.
‘Colby?’ vroeg ik zachtjes, terwijl ik hem onderzoekend aankeek. Ik zag hoe zijn wazige blik plots terug scherp werd, alsof hij van een plaats ver hiervandaan terugkeerde.
‘O, sorry’, zei hij haastig, terwijl hij zachtjes met zijn hoofd schudde. Hij probeerde terug opgewekt te klinken, maar dat mislukte. ‘Ik was ergens anders, let maar niet op mij.’ Zijn glimlach was oprecht, maar zijn ogen leken niet mee te lachen.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik voorzichtig, ergens voelde ik me schuldig. Ik had me de afgelopen dagen enorm druk gemaakt over mezelf. Net als vandaag, ik had constant over mijn gevoelens gedacht. Hoe moeilijk dit wel niet voor me was, maar ik had me nooit afgevraagd hoe het voor Colby moest zijn.
Ik was ten slotte niet de enige die uitgehuwelijkt werd, maar doordat hij er de hele dag zo opgewekt uit had gezien, had ik er niet bij stil gestaan.
Hij draaide zich naar me om en keek me toen recht aan.
‘Je beseft toch wel dat er, van nu af aan, heel veel gaat veranderen, hé?’ Vroeg hij zachtjes aan me. Ik knikte, natuurlijk wist ik dat.
‘Soms vraag ik me af of ik het wel ooit zal kunnen, of ik ooit wel een goede leider zal zijn’, ik kon aan zijn gezicht zien dat hij moeite had om hierover te praten. ‘Ik heb een lange tijd getwijfeld of ik dit eigenlijk wel wilde doen. Maar toen realiseerde ik me dat jij erg veel op mij leek. Beiden enig kind, geen moeder meer, een grote verantwoordelijkheid voor de toekomst.’
Hij verborg zijn hoofd in zijn handen, terwijl hij diep zuchtte. Troostend legde ik een hand op zijn schouders.
‘Je hoeft niet zo hard te zijn voor jezelf Colby, ik ben er zeker van dat je een geweldige koning zal zijn’, verzekerde ik hem met een zacht kneepje in zijn schouder. ‘We kunnen elkaar helpen, je hoeft dit niet alleen te doen, ik beloof dat ik er altijd voor je zal zijn’ Hij keek naar me op en glimlachte zachtjes.
‘En ik beloof dat ik dat ook zal zijn bij jou, Siéra. Ons tweetjes samen, gelijk wat er ons te wachten staat’, toen hij deze woorden zei, keek hij me intens aan. Ik voelde een rilling langs mijn rug omhoog kruipen en leunde zachtjes bij hem weg. Ik had helemaal niet door gehad dat we zo dicht naar elkaar toe geleund waren.
Ik voelde mijn wangen gloeien, terwijl ik mijn blik op de tuin richtte.
‘Je zult zien dat, nu je 18 bent, alles zal veranderen net zoals dat bij mij is gebeurt’, zei hij zachtjes, hij leek het meer tegen zichzelf te hebben dan tegen mij. Ik keek hem zijdelings aan terwijl hij verder ging.
‘Weet je, ik had gehoopt dat mijn vader trots op me zou zijn.’
‘Waar is je vader eigenlijk?’ vroeg ik aarzelend. Plots herinnerde ik me de lege stoel terug. Een ongerust gevoel bekroop me, toen ik naar Colby keek.
‘Hij is ziek’, mompelde hij, ‘Hij kon niet mee, dus ben ik alleen gekomen’, hij klonk verslagen terwijl hij naar zijn handen staarde die hij hulpeloos op zijn schoot had liggen.
‘Colby, waarom heb je dit niet verteld?’ vroeg ik geschrokken. ‘Als we dit hadden geweten dan…’
‘Wat kun je doen?’ vroeg hij schouderophalend, ‘Mijn plicht komt op de eerste plaats, dus ik had geen keus.’
‘Mensen zouden het begrepen hebben als je thuis bleef, ik zou het begrepen hebben’, verzekerde ik hem.
‘Dat weet ik, maar wij, mensen van royal bloed moeten denken aan ons volk niet aan onszelf’, we keken elkaar terug aan, we hoefden er verder geen woorden aan vuil te maken om elkaar te begrijpen.
‘Ik ben er zeker van dat hij er terug door zal geraken, hij is een sterk mens, je vader’, troostte ik hem terwijl ik een arm rond zijn schouders legde.
‘Dat weet ik’, zei hij met een zwakke glimlach. ‘Hij is een zeer sterke man.’ Er flitste iets duisters in zijn ogen, maar voor ik het goed kon zien was het alweer verdwenen.
‘Ik heb de sfeer natuurlijk weer verpest’, zei hij toen met een zucht, ‘Sorry daarvoor.’
Ik maakte een wuivend gebaar met mijn hand: ‘Maakt niet uit, als je hierdoor beter gaat voelen dan was het zeker de moeite waard’ verzekerde ik hem.
Hij had zijn blik terug van me afgewend, toen hij zachtjes mijn hand vastpakte. Hij draaide zich naar me om en keek me toen glimlachend aan. Dit keer drong de glimlach ook tot zijn bruine ogen door, waardoor deze leken te verwarmen.
‘Dank je’, zei hij zachtjes en hij benadrukte zijn woorden door zachtjes in mijn hand te knijpen. ‘Het ziet ernaar uit dat we na vandaag meer met elkaar gemeen zullen hebben.’ Hij keek me doordringend aan.
Ik snapte niets van zijn woorden, maar had de tijd ook niet om erover na te denken, want hij was plots alarmerend dichtbij gekomen. Ik voelde hoe mijn ademhaling versnelde en het ritme van mijn hart op hol sloeg. Ik voelde hoe hij dichter naar me toe boog.
Mijn hoofd werd plots helemaal leeg, ik kon me niet bewegen. Het leek wel alsof ik verlamd was. De gevoelens die nu door me heen raasden had ik nog nooit ervaren. We waren nu nog maar een centimeter van elkaar verwijderd toen we plots haastige voetstappen hoorden naderen.
Geschrokken trokken we ons terug, ik voelde mijn wangen kleuren en ik kon hem niet meer aankijken. Mijn hersenen kwamen met een flits terug tot leven, alles om me heen leek nu plots veel belangrijker dan Colby. Ik stond op van de bank en zag dat er een wacht naar ons toe liep.
‘O, hier zijn jullie’, hij klonk opgelucht. ‘Je vader zocht je. Het is tijd om je speech te houden.’
Verdorie, dat was ik helemaal vergeten. Ik hoorde hoe Colby zijn stem schraapte.
‘Ik denk dat je ze best niet kunt laten wachten, Siéra’, zei hij kort en afstandig. Meteen voelde ik me niet zo lekker meer.
Reageer (1)
Ik verdenk Colby van samenzwering en moord op de koning. Om het maar even formeel te brengen, haha
7 jaar geledenErgens.. ergens klopt het niet. En dan is hij er ook nog van overtuigd dat zij het niet gedaan heeft; nee als hij het was dan kan hij daar inderdaad zeker van zijn ja...