OO3
♛
Ik blijf haar op zo’n vijf meter afstand volgen tot ze door een van de deuren verdwijnt. Bij de opening houdt ik halt en kijk op naar het gegrafeerde gouden plaatje naast de deurpost; XIII. Ergens gaat wel een belletje luiden, maar laten we eerlijk zijn, ik heb gisteren mijn hele lesrooster doorgenomen en heb geen idee of ik hier op dit specifieke moment moet zijn.
‘Hoe geduldig ik ook ben en hoeveel ik ook kan genieten van de aanblik van lange, kastanjebruine haren, ik geniet er niet van een uitbrander te krijgen van de meest angstaanjagende lerares vanwege te laat komen.’ Klinkt een honingzoete stem van vlak achter me. Geschrokken draai ik me om naar de spreker terwijl mijn wangen van kleur verschieten omdat ik het nu al voor elkaar heb iemand tot last te zijn. De kleur van mijn wangen verdiept verder wanneer ik de jongen, die totaal geen besef lijkt te hebben van persoonlijke ruimte, in het vizier krijg.
Zijn haren passen verassend goed bij de stem die me net toesprak op die zoete toon. Honingblonde, weerbarstige, krullen liggen rond een breed, goedgevormd gezicht. Hij heeft een strakke kaaklijn, helder blauwe ogen, lacht me toe met stralend witte tanden en geeft hiermee zicht op een kuiltje in zijn rechter wang. Doordat hij zo dicht op me staat kan ik de rest van zijn postuur niet in me opnemen, maar enkel zijn gezicht is al voldoende om me van mijn stuk te brengen. Adembenemend mooi, bijna onnatuurlijk alsof ik tegen een billboard van een tandpasta reclame aankijk.
‘Ik… uhm, ik.. sorry,’ stamel ik wat onbeholpen, gaande voor een spetterende eerste indruk. Wie houdt er nu niet van meisjes met het vocabulaire van een tweejarige? Zijn glimlach wordt zo mogelijk nog iets breder terwijl ik weer in stilte verval en hem aan gaap, op zoek naar iets… realistisch. Op zoek naar een kleine oneffenheid in zijn huid, een afwijkende spikkel in het blauw van zijn ogen of een krul die er niet uitziet alsof hij daar heel doelbewust is gedrapeerd. Er kwamen wel eens jongens in de bloemenwinkel, uiteraard, en wanneer mijn moeder niet oplette sloeg ik ze gade met meer belangstelling dan misschien zou moeten, want wanneer kreeg ik anders de kans om jongens van mijn leeftijd te bestuderen. Op dit moment kan ik me geen een van hen herinneren, want ze verbleken naast dit exemplaar. Beseffend dat ik nog steeds in de weg sta en dat ik staar –o mijn god wat doe ik-, dwing ik mezelf aan de kant te stappen om hem door te laten. Zijn grijns verdwijnt geen moment van zijn volle lippen.
‘Geen probleem, love, zolang je maar waardeert wat je ziet.’ En hij knipoogt me loom en heel zelfbewust toe alvorens me te passeren. Mijn wangen kleuren zo’n beetje nog roder door zijn woorden, maar ik zet mezelf er wel toe aan hem met een klein kuchje om aandacht te vragen. Hij is al twee stappen het lokaal in maar draait zich gracieus naar me terug. Zijn rechter hand opgeheven op hoogte van zijn kaak, het hengsel van zijn nonchalant over de schouder geworpen tas achter twee vingers gehaakt. Zijn andere hand rust in zijn broekzak, verscholen onder de witte blouse van het schooluniform welke eigenlijk in zijn broek getukt moet zijn, maar welke hij onder de zwarte overgooier uit laat steken als een rebels model.
‘Love?’ Het woord rolt over zijn lippen en hij rekt de klanken net lang genoeg om het te laten voelen als een streling. Ik hoop heel erg dat mijn ogen niet zo rond zijn als ze aanvoelen. Zijn alle jongens zo? Want ik kan je vertellen dat mijn hart het niet aan zou kunnen.
‘Is dit het college van Ms. Medusa?’ piep ik, voordat ik me kan bedenken en weer in staren verval. Hij is niet heel lang, overigens, mocht ik dan echt op zoek zijn naar iets om misschien over te zeuren. O jemig, wie houdt ik voor de gek, ik ben aan het muggenziften. Bij mijn woorden is zijn linker wenkbrauw iets gerezen en het lijkt of ik zijn interesse heb gewekt. Hij doet weer een stap in mijn richting maar doet geen nieuwe invasie op mijn persoonlijke ruimte.
‘Dat is correct. Moet je iets van haar hebben? Ik raad je een later tijdstip aan, aangezien ze niet bekend staat om haar goede humeur op de vroege ochtend. Eigenlijk staat ze helemaal niet bekend om een goed humeur, op welk tijdstip van de dag dan ook, niet bedoeld om je te ontmoedigen.’ Vertrouwd hij me toe met wederom een knipoog.
‘Nee, ik ben nieuw en heb mijn eerste college van haar,’ zeg ik eindelijk op een iets waardigere toon. Gewoon niet recht in zijn ogen kijken, dan blijven mijn hersenen rationeel werken. Nu vliegen echter beide wenkbrauwen omhoog en zijn glimlach wordt een van verbazing vertrokken O, waardoor ik automatisch onderzoekend naar zijn ogen kijk om te ontdekken wat er in hem om gaat. Ik stuit op blauwe diepten en zou door het hypnotiserende effect ervan niet eens iets kunnen ontdekken mocht er al enige emotie in aanwezig zijn, wat niet het geval lijkt.
‘Aha, nieuw bloed in ons jaar dus, geweldig, cute ook. Waar is je tas?’ Hij scant mijn lichaam als om zichzelf ervan te verzekeren dat ik hem echt niet ergens verborgen houdt en kijkt me dan weer recht aan. Ik probeer te verbergen dat mijn hart sneller gaat kloppen wanneer hij me cute noemt, maar mijn wangen verraden me waarschijnlijk hopeloos. Weer dat zelfbewuste lachje. Hij weet heel goed wat voor effect hij heeft en ik zou willen zeggen dat het irritant is, arrogant, snobistisch, maar dat is het niet.
‘Die ben ik vergeten op mijn kamer en mijn kamer kan ik niet weer vinden, dus ik dacht dat op tijd komen dan in ieder geval nog het minste was wat ik kon doen,’ leg ik zacht uit, erna zenuwachtig op mijn onderlip bijtend. Zijn ogen nemen de handeling aandachtig in zich op en dus stop ik er haastig mee.
‘Nou, dan was het leuk je gekend te hebben, love.’ En als ik het goed hoor dan klinkt er medelijden door in zijn stem. Zijn ogen verlaten mijn lippen pas na het spreken van die woorden. Voor er nog iets gezegd kan worden klinkt er een uitroep vanuit de collegezaal.
‘Apollo, wat ben je aan het doen, kom hier voor ze er is!’
De jongen voor me kijkt meteen op naar het geluid, waaruit ik veronderstel dat zijn naam dus Apollo is.
‘Kom er aan!’ En ik weet niet tegen wie hij dit zegt, maar de toon van zijn stem is anders, minder gelikt en met een scherper randje. Hij kijkt nog eenmalig naar me terug, serieuzer ditmaal, zijn ogen dringend.
‘Ik zou zo veel mogelijk uit het zich gaan zitten en geen aandacht op jezelf vestigen tijdens het college, dan heb je de meeste kans haar toorn te ontlopen.’ En na die onheilspellende woorden knipoogt hij nog een keer en loopt onder een ‘hopelijk tot later, love’ de zaal in om uit mijn zicht te verdwijnen.
Reageer (7)
Want ik kan je vertellen dat mijn hart het niet aan zou kunnen. Haha geweldig.
7 jaar geledenJe personificatie van Apollo ook ^
en mijn feeling over dat het haast zeker hem moest zijn was juistSuper leuk hoofdstuk weer! <3
7 jaar geleden