12. A Legacy (Part 1)
Harry Styles
Iets zegt me dat ik naar het ziekenhuis moet gaan om Martina te kunnen zien. Haar moeder is ziek en dat heeft ze me zelf nog verteld. Hoe het nu gaat, weet ik echter niet. Ik heb zelfs Martina niet gezien en dat voor tien maanden lang. Ik had haar een kans moeten geven om het uit te leggen. In mezelf schuddend, loop ik de gang in waar haar moeder een kamer heeft. Ergens voelt het koud en kil aan met de steriele witte muren en de gepolijste vloer. Bijna alsof het een hol gevoel veroorzaakt en ga ik naar de balie.
'Kan ik u helpen,' vraagt de verpleegkundige, die erachter zit en kijkt ze mij verbaasd aan.
'Ik kom voor Martina Holt,' zeg ik en is ze bezig op de computer.
Langzaam knikt ze. 'Wilt u even wachten? Neem even plaats en er zal zo iemand komen.' Ze pakt de telefoon op en ga ik maar op een van de plastic stoelen zitten.
Hopelijk kan ik Martina zo zien en om die uitleg te vragen. Waarom zo geheimzinnig eigenlijk over Martina? Kun je niet naar de kamer gaan waar haar moeder ligt en vragen of ze hierheen wilt komen. Ten minste, ik denk wel dat ze bij haar moeder is. Tegelijk is het niks meer dan een teken dat ik haar niet echt ken. Wat voor werk zou ze hebben? Is ze misschien ook een vrijwilliger in het ziekenhuis omdat ze hier vaak is? Hoe zou ze zijn als we alleen zijn? Meer vragen komen vanzelf en hoop ik antwoorden te krijgen.
'Harry Styles?'
Mijn hoofd gaat vanzelf omhoog als ik mijn naam hoor en staat er een dokter voor me, met zijn hand uitgestoken. Knikkend sta ik op en schud ik zijn hand. 'Dat ben ik.'
'Dokter Hal Philips, wilt u meelopen?' De man wacht het echter niet af en loopt hij weg.
Mij geen keus latend dan hem te moeten volgen. 'Wat is er aan de hand? Ik wil alleen Martina zien. Met haar praten en...'
'Eigenlijk ben ik blij dat u zelf gekomen bent want we wisten niet hoe we u anders moesten bereiken,' onderbreekt de dokter mij. 'Julianne, Martina's moeder, is net een maandje geleden overleden. Ondanks dat we een geschikte donor gevonden hebben, heeft het toch niet geholpen.'
Die uitleg raakt me meer dan het zou moeten. 'En Martina dan? Zij zal er wel kapot van zijn.' Ik weet dat ze erg close was met haar moeder.
'Ik weet niet hoe alles precies was tussen u en Martina maar ze vertelde ook niet alles. Alleen wat nodig is,' vervolgt Hal en houdt hij een deur open voor mij. 'Zelfs bij de controle liet ze nooit veel los. Pas in de laatste maand, na de dood van haar moeder, hebben we haar opgenomen omdat het niet goed ging met haar.'
Eigenlijk wil ik de man onderbreken waarom hij mij dit verteld maar tegelijk gaat er een koude rilling door me heen, dat ik hem door laat vertellen. Begrijpend dat hij me iets probeert te vertellen dat betrekking heeft met Martina.
'Ik ben de arts die Martina behandelde toen ze hier was,' gaat hij door.
Nu gaat die koude rilling over mijn ruggengraat. Bijna door merg en been. Dit gaat slecht nieuws worden en bereid ik me voor op het ergste.
'Martina heeft een bloeding gehad en ik heb alles gedaan wat ik kon om die bloeding te stoppen. Maar alsof ze geen energie meer heeft, heeft ze nauwelijks er tegen gevochten. Dit was twee weken geleden en ze heeft de bloeding niet overleefd. Echter dat ze me wel iets gegeven heeft en dat is een brief voor u.' Uit een lade haalt Hal een brief, in een envelop, en overhandigt die aan mij. 'Het enige dat ze erbij zei, is dat u die brief thuis pas mag lezen.'
Alsof ik geslagen word, kijk ik omlaag naar de envelop in mijn hand. Even hapert mijn ademhaling. 'Dus dit is het laatste van Martina?' Ik kan het niet geloven. De vrouw waar ik van hou, ben ik kwijt. Waarom ben ik de domoor geweest om haar zo kwaad weg te sturen? Waarom heb ik haar niet gelijk om uitleg gevraagd? Dan had ze nu nog kunnen leven. Ik had haar moeten dwingen om te blijven. Wie weet dat ik haar dan nu in mijn armen vast kon houden. Dit is ook mijn eigen schuld.
'Er is nog iets en dat wil ik u laten zien.'
Zwijgend verlaten we zijn kantoor en loop ik achter hem aan. Geen idee wat er nog is of waar we heen gaan, volg ik hem verzonken in mijn gedachten. Wat moet ik nu doen?
'We zijn er,' klinkt zijn stem.
Daardoor kijk ik op en staan we bij een raam, waar ik twee rijen baby's kan zien liggen. Meer jongens dan meiden, aan de kleur van de dekens te zien.
'Martina was zwanger en we hebben hier in het ziekenhuis in het systeem moeten kijken of u een dossier hier heeft. Wat ook zo is en konden we een DNA test doen. Dat is de reden waarom we contact met u op wilden nemen want u heeft een dochter,' verteld de man, 'en we hebben de baby zo goed mogelijk opgevangen maar het wordt tijd dat ze weg gaat. Ik heb die DNA test ook met spoed aangevraagd want anders komt jeugdzorg en zou de baby bij een ander gezin terecht komen.'
Uit het veld geslagen, volg ik zijn hand naar een baby in een roze deken. Ik heb een dochter terwijl ik nergens van wist. Tranen vormen zich in mijn ogen en doe ik geen moeite om ze weg te vegen. De DNA test! Met spoed! Anders jeugdzorg! Ik had mijn eigen dochter kwijt kunnen raken zonder te weten dat ik een kind had.
'Ik snap dat het veel is, maar ze kan hier echt niet lang meer blijven. Momenteel kan ik u nog een of twee dagen geven om wat spullen te halen zodat u uw dochter mee naar huis kunt nemen.' Hal steekt zijn handen in zijn zakken. 'Mocht u toch niet uw dochter mee naar huis nemen, is het alleen een telefoontje naar jeugdzorg en ze komen haar vandaag nog ophalen. De beslissing ligt bij u.'
Nu schud ik mijn hoofd. 'Ze gaat met mij mee.' Geen jeugdzorg die met de tengels aan mijn kind komt. 'Geef me een paar uur en ik haal de belangrijkste dingen.'
De man glimlacht wat. 'We kunnen haar nog een of twee dagen houden voordat jeugdzorg gebeld moet worden. Dus als u morgenochtend komt, is dat geen probleem. Zeker niet nu u zelf bereid bent om de baby morgen mee naar huis te nemen. Heeft u iemand die u kan helpen om de spullen voor de baby te halen?'
Om nu te knikken. 'Ja, ik ken wel iemand,' reageer ik.
***
'Kom op, neem op,' mompel ik als ik kan horen dat de telefoon weer overgaat. Nog even en ik zou doorgeschakeld worden naar de voicemail. Al bel ik hem nu voor de derde keer. Twee keer dat ik haast doorgeschakeld zou worden maar ik heb opgehangen en opnieuw gebeld. 'Neem op.'
'Hazz, wat is er aan de hand,' klinkt dan een bekende stem met een accent.
Opgelucht ga ik door de bocht. 'Lou, ik heb je hulp nodig en nu gelijk anders heb ik een groot probleem. Ben je thuis?'
Even is het stil. 'Ja, ik ben thuis maar ik zou over een paar uur naar mijn moeder gaan.'
'Ik heb maar een uur van je tijd nodig en ben al bijna bij je. Zorg dat je klaar staat, alsjeblieft.'
Alsof hij mijn smeekbede gehoord heeft, zucht hij. 'Ik pak mijn jas al. Je moet wel een verdomd goede verklaring hebben voor je gedrag. Heb je Martina gevonden?'
'Niet over de telefoon, alsjeblieft. Ik leg het zo uit en ik schuif zo op. Jij rijdt.' Ik bereik dan Louis' huis en komt hij net het hek door naar buiten. Zelf heb ik het idee dat ik op ben. Fysiek en mentaal gezien. Martina is overleden bij de geboorte van onze dochter. Snel parkeer ik en stap ik uit.
'Je ziet eruit alsof je een geest gezien hebt.' Voor een moment liggen zijn armen om me heen. 'Het komt wel goed, Hazz.'
Ik knik kort en loop om de auto heen. Pas als ik zit, en Louis ook, draai ik me naar hem toe. 'Ik weet niet eens hoe ik het moet vertellen, waar ik moet beginnen maar het belangrijkste is dat ik moet opschieten anders haalt jeugdzorg haar weg zonder dat ik ook maar de kans krijg om haar te leren kennen...'
'Hazz, rustig aan, haal adem,' onderbreekt Louis mij. 'Waarom jeugdzorg?'
Alsof het me nu echt te veel wordt, barst ik in tranen uit. 'Tien maanden heb ik Martina niet gezien. Ik wilde haar zien in het ziekenhuis maar daar is gebleken dat...,' stamel ik. Door het hardop te zeggen, is het gelijk definitief. Ik krijg haar niet meer terug.
Louis trekt me in zijn armen.
Dat me net wat troost geeft en verzamel ik mijn moed bij elkaar om het hem te zeggen. 'Ik ben vandaag naar het ziekenhuis gegaan om met Martina te praten maar ze is er niet meer. Twee weken geleden is ze overleden tijdens de geboorte van haar dochter,' snik ik. 'De dokter heeft een DNA test laten doen en ik ben de vader. Nu moet ik opschieten als ik haar mee naar huis wil nemen, anders haalt jeugdzorg haar weg. Ze is het enige dat ik nog heb van Martina. Martina's moeder is een maand geleden al overleden.'
Hij houdt me stevig vast in een knuffel en laat me dan los. 'Dus je hebt een dochter met Martina. Maar de baby kan niet meer in het ziekenhuis blijven en daarom vraag je mijn hulp.' Meer heeft hij niet nodig of hij start de auto. 'Het belangrijkste is een wieg, commode, een reisstoel voor in de auto, een buggy, kleding, luiers, flessen voor melk,' somt hij op. 'Heb je een ladekast in je slaapkamer?'
Ik knik. 'Ja, waarom...'
'Dan kan de commode even wachten. Wat voor maat heeft ze?'
Vermoeid wrijf ik over mijn gezicht. 'Dat heb ik niet gevraagd. Het was al veel wat ik over me heen kreeg. Martina is overleden, haar moeder is overleden en het enige dat mij nagelaten wordt, is een brief en een baby,' zucht ik.
'Geen nood, ze is nu twee weken oud?'
Opnieuw dat ik knik.
'Dan heeft ze nog geen grote maat. Je zou dan voor de zekerheid gelijk een maat groter kunnen nemen dat ze er in kan groeien.' Hij kijkt voor een moment naar mij. 'Pak je telefoon en even opschrijven wat het belangrijkste is.'
Dat wil ik wel doen. Precies hierom dat ik hem gevraagd heb om te helpen.
'We gaan zo eerst een reiswieg en buggy in één halen. Dan kun je haar in ieder geval veilig naar huis brengen. Een wieg of ledikant, dat beslis je in de winkel maar,' gaat hij verder, 'dan de kleding en verzorging. Haal wat babyproducten want dat is allergievrij en dermatologisch getest. Badolie, shampoo, bodylotion, billendoekjes. Denk ook gelijk aan een speen, drie flessen want je zal wat klaar moeten maken voor de nacht. Dan ben je niet gelijk een half uur bezig om de fles klaar te maken als ze al huilt. Een knuffelbeer zonder tierelantijnen. Dus geen kraaloogjes of dat soort dingen. Gewoon iets dat zacht is.'
Ik probeer zoveel mogelijk te typen. Reiswieg/buggy, ledikant/wieg, kleding, verzorging (douche/bad), speen, flessen, knuffelbeer, lees ik gauw door.
'Luiers, Hazz, en daar zou je de maat voor moeten weten. Heb je het nummer van de dokter, die je geholpen heeft?'
Ik heb inderdaad het kaartje gekregen van de dokter. Samen met een kaartje van een kraamverzorger. 'Ik kan een kraamverzorger bellen. Ik heb een kaartje gekregen van degene die haar verzorgt.'
Louis glimlacht wat. 'Mooi, bel haar of hem, en vraag om kleding maat, de maat van luiers en schoenmaat.' Hij parkeert de auto al en zijn we blijkbaar bij een winkelstraat. 'Hier ga ik vaak heen als ik iets leuks wil voor mijn zussen. Vandaag halen we het allerbelangrijkste en...' Dan schudt hij zijn hoofd. 'Wacht maar.' Het volgende moment hangt hij zelf aan de telefoon en kan ik eruit halen dat hij zijn moeder belt. 'Je bent de beste. Ja, ik kom zeker in het weekend en dan blijf ik logeren.' Hij knikt. 'Ja, ja, zal ik doen. Tot dan.' Het gesprek is dan over. 'Oké, nu ga ik nergens meer heen. Jij kan duidelijk de hulp goed gebruiken en mijn moeder leeft met je mee. Kom op, nu heb ik geen haast meer en kunnen we rustig de benodigde dingen halen zodat jij vanavond nog je dochter thuis hebt.'
Ik kan geen stom woord uitbrengen en trek ik hem uit dankbaarheid in een knuffel. Hij zegt verdomme zelfs zijn moeder af om mij te helpen. 'Dank je,' fluister ik.
'Vanavond heb je de kleine thuis, Hazz. Ik kan zien dat je haast ten einde raad bent. Dit is juist waarom je mijn hulp vraagt.' Louis laat me los. 'Gaat het weer?'
Vlug veeg ik de paar tranen weg uit mijn ooghoeken. 'Ja,' antwoord ik en lopen we naar de winkel toe.
'Je moet haar wel aangeven bij het stadhuis dus ze heeft een naam nodig. Net als dat je ook de geboorteformulier moet tekenen dat je de rechtmatige vader bent. Ze krijgt dan jouw achternaam,' legt hij uit. 'Doe dat maandag maar. Je hebt dan tot zondag om een naam te vinden voor haar en om de spullen te halen zodat ze zich wat thuis kan voelen bij jou.'
Reageer (1)
Oooh dat is zielig
7 jaar geleden