Hoofdstuk 3.1
Maar hier is dan toch uiteindelijk het volgende stukje.
1 dag eerder: 9 januari 2917
En dat was het dan, de dag waarna ik zo had uitgekeken en op hetzelfde moment ook zo had gevreesd. Mijn 18de verjaardag.
'Siéra, je ziet er geweldig uit. Echt waar!' glimlachte één van mijn dienstmeisje Oola de zus van Kasabi.
'Ja, prins Colby zal zijn ogen niet van je af kunnen houden', giechelde Kasabi.
'Denk je?' vroeg ik onzeker, 'Je wordt niet elke dag 18.'
'Maak je maar geen zorgen Siéra, deze dag wordt perfect. En hij is helemaal speciaal voor jou.' Beloofde Kasabi, ze keek me aan in de spiegel, terwijl ze zachtjes over mijn schouders leunde, terwijl ze oplette dat ze me niet aanraakte. Het zou zonde zijn van haar meesterwerk om het nu te verpesten.
'Ik weet dat je zenuwachtig bent en daarom dacht ik dat dit je misschien wat zelfvertrouwen zou kunnen geven', zei ze en ze reikte met iets aan.
Het was een oude ketting met daaraan een medaillon, deze had de vorm van een hartje en was niet groter dan een muntje. Het leek van zilver te zijn en toen ik deze opende zag ik dat er al een fotootje in aanwezig was. Toen ik deze zag voelde ik hoe de tranen in mijn ogen sprongen.
'Niet huilen!' riep Kasabi geschrokken uit, 'Anders is al mijn werk voor niets geweest.'
Ik knikte en knipperde verwoed met mijn ogen. Op de foto stond een jonge vrouw, ze had een stralende en lieve glimlach, heldere en vrolijke blauwe ogen en lang blond haar, die ik van haar had geërfd, want deze vrouw was niemand meer dan mijn overleden moeder, Marelies.
'Je moeder zou gewild hebben dat je het zou krijgen, het was ten slotte haar gewoonte om zich aan tradities te houden. Nu je achttien bent erf jij als haar dochter dit medaillon, zoals zij dat van haar schoonmoeder erfde op die leeftijd.' zei Kasabi, terwijl ze me hielp de ketting aan te doen.
'Het medaillon kan enkel in bezit zijn van de vrouwen die getrouwd zijn met de Tsjaar', hoorde ik Oola zeggen, maar ik kon haar niet zien, omdat ze net uit het beeld van de spiegel stond en ik me niet durfde om te draaien, bang dat mijn opgestoken haar anders los zou komen.
'Of als de vrouw zelf Tsarvna is', wees Kasabi haar zus erop.
'Inderdaad', bekende deze vrolijk.
'Hoe laat is het?' vroeg ik aan niemand in het bijzonder.
'Wel het is bijna zover, nog 10 minuten, dus als ik jou was, zou ik alvast maar gaan klaarstaan en onthouden, mooi glimlachen', zei Kasabi, terwijl ze met haar hand deed alsof ze een glimlach op haar eigen gezicht toverde. Wat best een hilarisch aanblik was, vanwege het rare gezicht die ze hierbij trok.
'En je weet het, wij zullen overal rondlopen op het feest, dus als er iets is, weet je ons te vinden', lichte Oola me in, terwijl ze me een kneepje in de schouders gaf. Oola was enkele jaren ouder dan mij en haar jongere zus Kasabi. Hoewel zij niet mijn persoonlijke meid was, kende ik haar heel goed. Zij behoorde tot een van mijn vrienden op het paleis. Ik kende haar niet zo goed als haar zus, maar toch beter dan de andere meiden en knechten die in de keuken werkten.
Ik liep naar de deur toe en keek nog even achterom naar de twee zussen, die tegen elkaar stonden te praten.
Ik glimlachte zachtjes, die twee zussen waren erg clouse, ik kon me de één niet zonder de andere voorstellen. Ik zuchtte zachtjes en liep toen de gang op. Mijn leven in het paleis was eigenlijk altijd al vrij eenzaam geweest en dit werd zeker erger na de dood van mijn moeder vijf jaar geleden. Toen werd de veiligheid in het paleis verstrengd en mocht ik nog nauwelijks dit gebouw verlaten.
Het paleis was niet als gevangenis bedoeld, maar als een veilige plaats waar ik kon opgroeien, weg van alle onrust die nu al enkele jaren buiten deze muren afspeelde. Toch had ik soms het gevoel dat ik opgesloten zat en ik dit huis nooit zal kunnen verlaten.
De gedachten leken maar rond te spinnen in mijn hoofd, dit kwam waarschijnlijk door de zenuwen en het beseft dat ik straks het volk zal moeten toespreken, helemaal alleen. Ik was nog steeds aan het wandelen, maar dit gebeurde op automatisch, want ik besefte niet waarheen ik liep, tot ik plots tegen iemand opliep.
'Wauw wat ziet jij er bedachtzaam uit', zei een geamuseerde stem. Ik schrok op uit mijn gemijmer en stelde vast dat ik tegen Colby was aangelopen.
Op slag was de neerslachtige sfeer verdwenen.
'Hoi', zei ik wat ongemakkelijk. Het was de eerste keer dat ik hem terugzag sinds die avond twee dagen geleden. Het was dan ook erg druk geweest de afgelopen dagen waardoor we elkaar niet eerder hebben ontmoet. Ik was tot mijn verbazing blij hem te zien.
'Je ziet er geweldig uit', zei hij en ik kon zien dat hij een kleur had gekregen. Ik lachte stilletjes in mijn vuist, ik had hem doen blozen. Ik droeg mijn blauwe jurk, waarna ik zo had verlangd te dragen.
Het voelde aangenaam licht en wendbaar. Het zou perfect zijn voor deze namiddag waarop het bal geopend zou worden en ik de dans samen met Colby zou moeten inleiden. 's Avonds zou ik dan het volk moeten toespreken en daarna zouden het feest verder gaan, om vervolgens afgesloten te worden met een lichtspektakel op de muren van het paleis.
'Ben je er klaar voor?' vroeg Colby aan mij om de stilte te doorbreken. Ik schudde mijn hoofd, maar glimlacht naar hem.
'Ik zal waarschijnlijk nooit klaar zijn, dus het lijkt me maar redelijk om eraan te beginnen', zei ik droog. Hij lachte zachtjes, maar toch uitbundig. Zijn lach deed me aan een lichte zomerbries denken.
'Nou, laten we ons dan maar naar de balzaal begeven, ik denk dat ze op ons staan te wachten', zei hij terwijl hij een blik op zijn horloge wierp. Het zag er erg ouderwets uit, het maakte zelfs nog gebruik van wijzers. Ik vroeg me af hoe oud dat ding was.
We liepen zwijgend naast elkaar, beiden onze zenuwen onder controle houdend. Ik keek in mijn ooghoeken naar Colby's gezicht die gespannen stond en op een of andere manier vond ik hieruit steun.
We bereikten de grote deuren, de wacht die ons zag aankomen begroeten ons met een kleine buiging en maakten aanstalten om de deuren te openen.
'Zou je mij willen vergezellen?' vroeg Colby plots beleeft en ik zag hoe hij zijn arm aanbood. En ik nam hem dankbaar aan. Dit zouden we samen gaan doen en ik besefte dat dit van nu af aan altijd zo zou zijn. Voor het eerst vond ik deze gedachten niet meer afschrikwekkend, maar eerder geruststellend.
De deuren werden geopend en samen liepen we de zaal binnen.
Er zijn nog geen reacties.