Ik lig op een laagje sneeuw in een vreemd bos. Ik zie wazig en het grootste deel van mijn lichaam doet pijn.
Ik hoor stemmen en haastige voetstappen ik voelde mensen mij optillen en daarna val ik weg.

‘zou het professor. Is het inderdaad een Westwood. Het lijkt mij meer een Chimeal die hele familie heeft rood haar’ zegt een meisjesstem.
‘nee, het is inderdaad een Westwood ik zag het al aan de kleur van de ogen. Ik heb zowat alle generaties Westwoods opgeleid’ zei een mannelijke stem.
Iemand giet een drank bij mij naar binnen hij smaakt net zoals mijn moeders bosbessenmuffins maar dan vloeibaar. Alhoewel zaten mijn ogen dicht maar toch voelde ik ze zwaar worden. En ik val waar in slaap.

Ik heb het gevoel dat ik jaren geslapen. Ik ben klaarwakker en mijn hoofd zit vol met vragen. Op sommige plekken van mijn lichaam zit verband en als ik overeind kom krijg ik een enorme hoofdpijn.
Ik kijk om me heen en ik zie dat ik in een tent zit met allemaal bedden en op sommige bedden liggen mensen kreunend.
Ik ben volgens mij aan mijn rechteroor doof want, ik hoor de vrouw niet aankomen die begint met mij te onderzoeken, ze ververst mijn verband, ze kijkt ook naar mijn kneuzingen die ik blijkbaar heb en ze geeft mij een vreemd smakende drank.
Na een paar minuten kijken loopt ze weg ik roepen dat ze terug moet komen maar die drank heeft mijn stem weggehaald ofzo. Uit mijn stembanden komt alleen een soort piepend geluid als ik probeer te praten.
‘dat is een bijwerking van de toverdrank mevrouw Westwood’ zegt de zelfde mannelijke stem die zei dat hij zowat elke generatie van mijn familie heeft opgeleid.
Ik draai me om en kijk de man aan. Hij heeft een vreemd uiterlijk, een grijze baard, hij draagt een blauwgrijs gewaad(mijn moeder noemde zoiets altijd een gewaad) en een hoed met dezelfde kleur.
‘ik weet wat je denkt je wil heel veel vragen en dat begrijp ik na zo’n avontuur.’ Zegt hij vriendelijk.
Ik blijf hem ongeloofwaardig aankijken en hij mij ook.
‘ach, waar zijn mijn manieren. Ik ben professor Amfaris, hoogleraar op landgoed Horribiliz.’ Zegt Amfaris.
Ik kijk hem vragend aan.
‘ja we zijn hier op landgoed Horribiliz en hier worden tovenaars opgeleid. En trouwens je kwam met dit in je hand geklemd.’ Zegt de man en hij pakt mijn vaders notitieboek hij was nog helemaal intact.
Ik pak hem aan en blader naar bladzijde zesennegentig en daar staat nog steeds de dikgedrukte zin almane vitricius alm mas a Horribiliz.
Ik kan een klein piepend stemgeluid laten horen waarmee ik wil zeggen ‘waar zijn mijn ouders?’
‘we weten niet precies waar je ouders zijn’ antwoordt Amfaris.
Ik kijk enigszins teleurgesteld en verdrietig.
‘ik weet dat je antwoorden wilt en dat begrijp ik.’
Ik knik.
‘ik ga je proberen zo veel mogelijk te vertellen. Je bent twee dagen geleden aangevallen door duistere tovenaars die wij Avalordianen noemen dat zijn volgelingen van de duistere tovenaar Avalord. Voor zover ik weet. Weet niemand waar je ouders zijn. Je hebt zoals ik zei twee dagen geslapen in deze ziekenboeg. Na dat je aankwam hebben we je hier gelijk naar toe gebracht en als je op krachten bent dan brengen we je naar je familie tent’ zegt Amfaris en hij zucht.
Ik verwerk de woorden en ik knik dat ik naar de tent wil.
‘is goed ik had net overlegt bij binnenkomst en je mag weg maar neem wel een kruk mee voor het geval dat je omvalt ofzo.’ Zegt Amfaris en hij loodst mij de zaal uit.
Amfaris en ik lopen door een enorm landhuis of een kasteel wat het ook mag zijn het is groot in ieder geval.
We lopen over de heide waar kinderen van ongeveer mijn leeftijd elkaar te lijf gaan met lichtflitsen. Ik denk dat ze trainen ofzo.
Ik houd met moeite Amfaris bij. Hij lijkt heel oud maar hij heeft volgens mij een top conditie of ik kan gewoon moeilijk met krukken gelopen.
We gaan een heuvel over en dan zie ik iets wonderlijks, overal staan tenten en er lopen overal mensen.
Ik zie dat sommige mensen even stoppen met lopen om mij beter te bekijken of sommigen fluisterden tegen elkaar ‘dat is die Westwood’ niet dat ik mij er iets van aan trek maar toch.
We komen aan bij een groot meer en daar staat een tent met houten bordje waar opstaat ‘ de familie Westwood’.
Het lijkt als of de tent vergroot is ofzo het is veel groter dan ons appartementje in Londen.
‘kijk eens aan ik laat je wel even alleen. Als je uitgekeken bent kom je maar naar het landhuis vraag daar naar mij en dan leer ik je de grondbeginselen van het toveren.’ Zegt Amfaris.
‘maar ik heb geen toverstok of iets dergelijks.’ Zeg ik beschaamd.
‘kijk maar op die kast in dat doosje’ zegt Amfaris en hij wijst naar de kast met daar boven op het doosje.
‘fris je maar even op en kom dan maar naar het landhuis.’
‘ik heb helemaal geen andere kleren bij me’ zeg ik.
‘kijk maar in die grote kast dan vind je het wel.’
Hij laat mij alleen in de tent en kijk eerst eens goed rond. Er hangen foto’s van familieleden onder andere mijn ouders op hun trouwdag, ik en mijn broer toen we kleiner waren.
Ik heb nu al een huiselijk gevoel in de tent, maar ik heb helemaal geen spullen bij me het enige wat ik bij me heb is mijn vaders notitieboek.
Ik loop naar de slaapvertrekken en daar staan vier eenpersoonsbedden ik ga op het eerste bed zitten dat ik zie.
Ik besluit na een paar minuten dat ik het doosje open ga maken. Ik loop naar de kast en haal het doosje van de kast.
Ik ga weer op het bed zitten en doe het open het bevat een stok van ongeveer dertig centimeter het doosje bevat ook een briefje met het opschrift:

Beste Victoire, deze doos bevat de toverstok van Mason. Ik en je moeder hadden besloten dat we deze stok aan jou zouden geven als je de goede leeftijd had. Maar wees wel voorzichtig hij kan weigeren om jouw bevelen op te volgen. En we hebben een kleine som aan tovenaarsgoud in een kluis gestopt hier in de tent. Veel succes met je verder toveropleiding.

-je vader en je moeder.
-Jackson en Marie Westwood.

Ik neem de brief nog een keer door met de vragen wanneer hadden ze dit geschreven?
Misschien dachten ze dat ik dit samen met hun zou lezen.
De gedachte aan mijn ouders is te pijnlijk.
Ik loop eerst naar de badkamer en daar stap ik eerst onder de douche. Daarna droog ik me af en loop naar de kast die Amfaris mij heeft aangewezen. De kast zit bomvol met gewaden en andere kleding.
Ik trek een trui aan met een gewaad erover en ik ga weer op het bed zitten. Als de rest van mijn leven er zo uitziet: elke ochtend in een tent wakker worden dan een paar lessen volgen en drie keer per dag eten en dan weer slapen. Het lijkt me heerlijk.
Maar alleen geen ouders dat is een heel groot nadeel van dit alles.
Ik schraap het laatste beetje van mezelf bij elkaar en ik pak het notitieboek en Mason zijn toverstok en ik loop het landgoed op naar het landhuis.
Ik let niet op de mensen die naar mij kijken.
Ik loop door de voordeur en ik sta in een enorme hal er komt een vrouw naar mij toe gelopen.
‘welkom, mevrouw Westwood professor Amfaris verwacht u al. Je vind hem op de bovenverdieping de rechterdeur je kan hem niet missen’ Zegt de vrouw.
Ik loop het trappenhuis in en traplopen gaat moeilijk met die kruk.
Na veel pijn en moeite kom ik op de bovenverdieping aan.
Ik kijk naar de rechterdeur met de opschrift:
Professor Y. Amfaris hoogleraar Horribiliz landgoed.
Ik zucht en dan klop ik op de deur ‘binnen’ zegt de vriendelijke stem van Amfaris.

Reageer (1)

  • SilentTears

    leuk bedacht :)
    goed verhaal al

    7 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen