Proloog
Ik heb er waarschijnlijk nooit om gevraagd om een bijzondere te zijn. Maar wat bijzonder is in mijn ogen, daar kom je tijdens het lezen van dit boek wel achter.
Maar laat ik nu wel even eerlijk zijn. Als je na het lezen van dit boek denkt: ‘Ik ben ook zoals dat hoofdpersoon’, dan kan je die leugen beter aan je ouders vertellen. Man, wat zullen die jou raar aankijken. Ik moet nu al lachen.
Ik kan nu al zien dat je denkt van waar blijft dat verhaal, geef toe. Oké, laten we beginnen. Mijn naam is Victoire Westwood, zeventien jaar. Ik ben gehuisvest in Londen.
Het begin van dit verhaal speelt zich af op een koude winterdag in het wiskundelokaal.
Ik wrijf met mijn handen door mijn ogen en buig me dan gelijk over mijn formules. Het kost mij altijd grote moeite om mezelf wakker te houden tijdens wiskunde. Sowieso, de leraar is gewoon saai. Meestal raak ik in soort trance van zijn stem.
‘Victoire, kan jij deze formule uitleggen aan Matthew?’ vraagt meneer Richards.
Ik schrik van zijn abrupte vraag. Ik kreun een paar keer en zeg dan: ‘Nee meneer, maar ik denk dat anderen het wel weten.’
‘En hoe komt het dat je het niet weet?’
‘Omdat ik het niet snap misschien,’ antwoord ik.
‘Omdat je niet oplet en als je niet oplet dan krijg je weer een onvoldoende,’ zegt Richards en hij kijkt mij streng aan. Het lijkt alsof hij mijn hersenen inkijkt.
Ik kijk hem aan met mijn ‘het kan me niet schelen’-blik.
‘Oké, Westwood, dit is de druppel. Ga je maar melden. Ik wil je voorlopig niet meer zien in mijn les!’
Ik pak mijn tas en loop het lokaal uit naar de receptie van de school. De laatste tijd is Richards niet zoals hij eerder was, een aardige man. Nu denkt hij dat wij uitschot of zo zijn. Ik noem hem altijd uitschot.
‘Zo zo, Westwood, de derde keer in de maand. Dat wordt nog een schoolrecord,’ zegt de receptioniste en ze geeft mij een briefje.
Ik loop de voordeur uit en overal ligt sneeuw. Ik doe mijn oordopjes in en mijn muts op. De stormwind blaast een paar van mijn rode lokken in mijn gezicht.
Ik weet zeker hoe mijn moeder gaat reageren als ik nu al thuiskom: 'Ja lieverd, je moet toch echt beter je best doen. Je kan niet nog een keer van een school getrapt worden.’ Ja, de laatste tijd hoor ik niets anders: 'Beter je best doen, anders wordt het zomerschool, Victoire.’
Ooit heb ik eens de gymleraar zogenaamd omgeduwd zonder dat ik hem aanraakte. De hele klas was getuige en dat heeft me een paar weken nablijven gekost.
Dat soort dingen heb ik wel vaker, zoals dat ik ooit eens achterna werd gezeten door een groepje pestkoppen en plotseling was ik aan de andere kant van het schoolplein terechtgekomen. Hoe dat is gebeurd, is voor mij nog steeds een raadsel.
Als ik bij het appartementencomplex aankom waar ik en mijn ouders wonen, loop ik naar binnen en ik druk op de liftknop. En bij de ping loop ik de lift in en druk op de knop waar zes op staat.
De gebruikelijke liftmuziek klinkt weer in mijn oren. Als ik op de zesde verdieping aankom, zucht ik eerst een paar keer en ik zet mijn praatje al klaar.
Ik steek mijn sleutel in het sleutelgat en draai hem om. Mijn moeder kijkt gelijk om. Ze kijkt me gelijk geschokt aan en dan trekt ze gelijk een boos gezicht. Ze loopt op mij af en zegt verhit: ‘Victoire Westwood, ik werd zonet gebeld door de school en je werd er weer uitgestuurd bij meneer Richards. Hoe vaak moet ik het nog zeggen? Ik had dit probleem nooit gehad met je broer.’
Mijn moeder draait zich om en gaat verder met wat ze deed. Mijn broer is na een scooterongeluk omgekomen. Hij zou nu zevenentwintig zijn. Zowel ik als mijn ouders praten niet meer over hem. We hebben wel een paar foto’s van hem. Ik was zeven toentertijd.
Mijn vader is vast en zeker op zijn werk. Hij heeft een saai kantoorbaantje. Hij gaat elke dag om zeven uur ’s ochtends tot vijf uur ’s middags naar zijn werk.
Soms als hij dan thuiskomt, ziet hij er vermoeid uit. Hij is ook een keer dagenlang weggeweest voor een reis naar Amerika.
Ik sta nog steeds in de deuropening met mijn tas nog steeds op mijn rug. Ik kom weer bij zinnen en loop naar mijn kamer. Daar plof ik gelijk op mijn bed. Na een paar minuten begint het te vervelen en ga ik aan mijn bureau zitten, nadenkend over de wiskundeles. Volgens mij mag Richards me niet of haat hij mij gewoon. Mijn moeder zegt altijd: ‘De leraren kunnen je niet haten.’ Dat brengt mij niet veel zelfverzekerdheid
Het kan me ook niet schelen wat hij van mij vindt of van anderen. Ik kan dan met sommige leraren wel goed omgaan en zij ook met mij. Wacht, het is eigenlijk helemaal niemand.
Ik haal op zich altijd voldoendes, maar mijn ouders zeggen altijd dat ik beter mijn best moet doen. Ik probeer dat ook, maar met zulke leraren kan je gewoon niet beter je best doen.
Beneden hoor ik de deur opengaan. Ik vraag me af wie dat is. Mijn vader misschien?
En ja hoor, ik hoor de zware stem van mijn vader. Ik weet zeker dat ze het over mij hebben.
Voor de zekerheid loop ik naar beneden en ik zie mijn vader staan. Even kort iets over mijn vader: hij heet Jackson Westwood. Hij heeft dezelfde felblauwe ogen als ik, maar hij heeft in tegenstelling tot mij zwart haar.
Mijn vader ziet er vermoeid uit. Hij fluistert druk tegen mijn moeder en als hij mij ziet staan, zegt hij: ‘Victoire, ik hoor dat je er weer uit bent gestuurd bij meneer Richards. Dat moeten we niet nog een keer hebben. Maar daar kunnen we nu niet veel doen. Nou, Marie, ik zag dat je muffins had gebakken. Mag ik er een? Het was een heel zware werkdag.’ En mijn vader rekt zich uit en neemt een bosbessenmuffin van mijn moeder aan. Mijn moeder loopt ook naar mij met het dienblad. Ik pak er een aan en loop de trap op naar boven.
Ik zou verder naar boven zijn gelopen, als ik mijn vader niet hoorde fluisteren met mijn moeder.
‘Het wordt nu echt te gek op het landgoed, Marie. Ze zijn ons op het spoor. Als we niet uitkijken, ondergaan we hetzelfde lot als Hank en zijn gezin. Ze zijn aan stukken gescheurd,’ fluistert mijn vader ernstig.
‘We kunnen niet weer verhuizen. Ze wordt dan helemaal gek van al dat inpakken en dat uitpakken. Ik moet toegeven: ik word ook gek,’ fluistert mijn moeder geërgerd terug.
Zelf moet ik echt toegeven dat ik inderdaad een beetje gek word van al dat verhuizen. We zijn de laatste tijd heel vaak verhuisd. Ik denk dat het komt doordat ik steeds van scholen gestuurd wordt. Maar wat bedoelt mijn vader met landgoed? Volgens hem werkt hij in de stad. Het duizelt mij een beetje.
‘Ik maak me zorgen. Niet alleen om onze veiligheid, maar ook om die van haar,’ zegt mijn vader.
‘Jackson, mijn zorgen gaan ook uit naa-‘ Terwijl mijn moeder dat zegt, wordt een deel van de muur eruit geblazen.
Ik val van de schrik van de trap en er gaat een pijnscheut door mijn hoofd en elleboog. Er volgen snel nog meer explosies. Ik hoor op straat geschreeuw en hier ook.
Mijn vader roept naar mij: ‘Victoire, ga naar mijn slaapkamer en haal mijn notitieboek, snel!’
Ik sta op uit de puinhoop en strompel naar mijn ouders hun slaapkamer. Ik rommel door mijn vaders bureaulaatjes en als ik bij de laatste aankom, vind ik zijn zwarte met leer gebonden notitieboek.
Normaal mag ik nooit aan dat notitieboek komen. Ik voel me er nu niet bijzonderder door.
Als ik weer naar beneden ren, zie ik dat mijn vader een dertig centimeter grote stok tevoorschijn heeft gehaald en die in de aanslag houdt.
Een oogverblindende lichtflits zorgt ervoor dat ik even mijn richtingsgevoel kwijt ben.
Maar snel zie ik mijn vader weer en ik ren naar hem toe.
‘Victoire, sla het boek open op bladzijde zesennegentig en roep de zin die bovenaan staat, gauw!’
Snel blader ik door het boek en ik kijk niet naar de overige pagina’s (ik denk zelfs dat ik in de haast een paar pagina’s heb gescheurd). Als ik bij bladzijde zesennegentig aankom, zie ik een dikgedrukte zin staan.
‘Almane vitricius alm mas a Horribiliz!’ roep ik en terwijl ik dat zeg, slaat er een grote lichtflits in naast mij.
Reageer (1)
spannend begin
7 jaar geledenben benieuwd naar de rest van het verhaal