En toen kwam de idiote elf
“Wie weet het antwoord?”
De leraar kijkt vragend de klas rond. Ik zucht. Hier hebben we het net nog over gehad. Bijna precies dezelfde vraag moesten we ook nog eens beantwoorden als huiswerk. Ik doe mijn hand omhoog.
“Maar één iemand?” klinkt het teleurgesteld. “Dit is geen middelbare school meer! Jullie zitten hier toch omdat jullie graag iets willen doen met deze opleiding?”
“Nou, dat weet ik nog niet zeker,” hoor ik een klasgenoot mompelen.
Ik doe mijn best om niet weer te zuchten en kijk achter me. Eigenlijk is dat niet nodig. Ik weet al precies wat ik aan ga treffen. Wat klasgenoten zitten verveeld onderuit gezakt, anderen kijken elkaar grijnzend aan, alsof ze trots zijn op hun onwetendheid. Ik wijt het aan het feit dat sinds de komst van de smartphone, generaties geleden, mensen steeds luier zijn geworden.
“Meneer,” begint een ander meisje, want ja, ondanks de leeftijd zijn het echt nog meisjes naar mijn mening. Meisjes, want op één iemand na ben ik de enige jongen in de klas. “Meneer, we hebben de hele ochtend al moeten luisteren naar saaie mensen... Mogen we wat voor onszelf doen?”
Mijn mond zakt bijna open door die vraag. Ik wist dat deze opleiding ‘onder mijn niveau’ zou zijn en dat er meisjes bij zouden zitten, omdat het onder de verzorgende sector valt, maar dat ze gewoon nog luier zouden zijn dan de dames van de middelbare... Blijkbaar kiezen mensen deze opleiding niet alleen als ze nog niet weten wat ze precies willen met hun leven, maar ook als ze niets willen met hun leven. Omdat je nu zelf een opleiding moest kiezen en er dus andere, meer passende, vakken zijn, had ik toch gehoopt dat ik meer aansluiting zou krijgen. Hoe had ik zo dom kunnen zijn!
Ook de leraar lijkt de vraag niet erg te waarderen en kijkt wat ongemakkelijk de klas rond. Ik voel gewoon plaatsvervangende schaamte voor mijn leeftijdsgenoten. “Nee... We zijn deze les nog maar net begonnen. Straks krijg je nog tijd om aan de opdrachten te werken. Dan mogen jullie ook het huiswerk maken dat jullie aan het eind van de les moeten inleveren en hoofdstuk vijf doorlezen, waarin staat beschreven wat ik net heb uitgelegd. Zorg dat jullie het goed kennen, want het wordt belangrijk in de verdere opleiding.”
Of terwijl, iedereen krijgt straks nog even de kans om het huiswerk dat niemand gemaakt heeft, alsnog te doen. Ik rol met mijn ogen en focus me op de uitleg van het volgende hoofdstuk.
Aan het eind van de dag loop ik opgelucht de school uit. Eindelijk rust. Geen giechelende tieners om me heen en geen opdrachten die bestaan uit basiskennis.
Ik blijf even stil staan. Het is niet voor het eerst dat ik dit denk. Als ik het zo vervelend en vermoeiend vind, moet ik dan niet gewoon stoppen? Ik bedoel, het is niet alsof de overheid erg veel moeite doet om studenten te laten studeren, met torenhoge schulden, steeds minder keuze en geen enkele baangarantie. Toch vraag ik het me af. Moet ik niet toch... Nee, verpleegkundige kan ik echt niet worden. Het is het enige wat ik zou willen worden. Ik weet echter zeker dat dat niets wordt, vanwege...
Ik probeer die gedachte zo snel mogelijk uit mijn hoofd te zetten en doe een stap naar voren. Op dat moment zie ik iemand voor me staan, iemand waar ik vrij hard tegenaan loop. We vallen beiden op de grond. Zie je wel, dat is nr. 1.
Ik sta vlug op en steek een hand uit. “Sorry! Ik was in gedachten...”
“Is niet iedereen altijd in gedachten?” vraagt de jongen die mijn hand aanneemt. Hij heeft een licht accent, eentje die me niet bekend voorkomt.
“Nee,” zeg ik vastbesloten. “Om in gedachten te zijn, heb je gedachten nodig.”
Ik kijk hem wat bozig aan, denkend aan de hersenloze klasgenoten die nu waarschijnlijk niet weten hoe snel ze naar huis moeten gaan om met elkaar te roddelen en te shoppen.
De jongen grinnikt. Hij ziet er erg vrolijk uit, alsof ik net een geweldig goede grap heb verteld. Was het maar een grap. Ik kijk naar zijn kleding om te zien of hij niet gewond is geraakt. Dat is iets wat nou net mij zou kunnen overkomen. Ik zie gelukkig geen bloed, maar wel de vreemdste kledingcombinatie die ik ooit heb gezien. Hij draagt een ouderwets uitziende broek van een soort dik linnen en een shirt met daar overheen een leren vest dat wel uit de middeleeuwen zou kunnen komen. “Op weg naar een feest?” gok ik.
“Feest? Nee, zeker niet! Waarom? Vind je me er feestelijk uitzien? Of is mijn lach zo vrolijk dat het lijkt alsof ik naar iets leuks ga?” Hij kijkt weer alsof ik een grap heb gemaakt. Denkt hij dat ik hem uitlach...?
“O...” Ik voel me wat beteuterd en weet niet zo goed hoe ik hierop moet reageren. Is er eens iemand die aardig doet, weet ik niet wat ik ermee aan moet. Typisch... “Ik wilde je niet uitlachen.”
“Die moet ik onthouden!” Het enthousiasme springt er vanaf. Meent hij dat nou of is het sarcasme? Vast sarcasme. “Iemand die me niet wil uitlachen, dat geloven mijn vrienden niet! Waar ik vandaan kom, word ik heel vaak uitgelachen namelijk.”
Ik wil zeggen dat ik het vervelend vind voor hem, maar hij kijkt bijna trots, waardoor ik twijfel of dat wel de goede woorden zijn. Uiteindelijk zeg ik het wel. Ik zou niet weten wat ik anders moet zeggen. “Sorry... Dat klinkt niet als erg goede vrienden.”
“Niet?” Een verbaasde frons verschijnt op zijn voorhoofd. Hij doet wat krullende, rode haren achter zijn oren. Dat alledaagse gebaar zorgt er voor dat ik dit hele gesprek nog vreemder vind. Hij heeft elvenoren!
Weer fronst hij als hij mijn verbazing ziet. Hij kijkt vragend achter zich. Als hij doorheeft dat ik echt naar hem kijk, gaat hij verder met praten. “Mijn vrienden zijn echt de allerbeste! Ze betekenen alles voor me sinds ik mijn ouders ben verloren. Ik begrijp dat het niet vriendelijk overkomt als ik zeg dat ze me uitlachen, maar dat is alleen maar door mijn gedrag. Ze bedoelen er niets slechts mee. Hoewel ze het niet zeggen, waarderen ze me stiekem. Hebben jullie geen elven hier?” Dat laatste klinkt op precies dezelfde toon. Even een vraag tussen neus en lippen door...
“Eh... Jawel...” Ik aarzel even. Is dit gewoon een rol die hij speelt? “In films en boeken en tijdens evenementen, waar jij heel goed tussen zou passen.” Ik sla een hand voor mijn mond. Zo meteen heeft hij door dat ik hem raar vind. Wacht, dat heeft hij volgens mij al vanaf het begin door.
“Dat klinkt heel interessant! Wat is dat?” Zijn ogen twinkelen. Hij lijkt werkelijk geïnteresseerd. Als hij zo verkleed is, kent hij toch wel Comic Con...
“Nou... er zijn meerdere festivals, ook wel middeleeuwse, denk ik. Comic Con, heb je...”
“Dat zijn evenementen? Is dat een soort feest?” vraagt hij vlug. “En die films? Lijkt dat op boeken? Dat ken ik wel! Ik lees graag!”
“Oké,” zucht ik. Ik loop verder. “Hou maar op. Het is nu wel leuk geweest. Sorry, maar ik ga nu maar naar huis...” Met die woorden struikel ik over iets. Ik word meteen omhoog geholpen. Toch blijf ik naar beneden kijken. Een leren buidel ligt vlak voor mijn voeten. Die gast neemt het wel heel serieus! Misschien kan ik beter weggaan... Als mijn klasgenoten me zo zien...
“Nu is het mijn beurt om excuses aan te bieden.” Voor het eerst klinkt hij serieus, ernstig zelfs. Ik kijk op en probeer me niet teveel op die oren te focussen. “Ik wilde je niet ophouden. Ik ga wel op zoek naar een ander die me kan helpen. Wees wel gewaarschuwd, er zijn zombies achter me aangekomen.”
Met een knikje neemt hij afscheid en loopt hij weg. Ik voel me toch rot over hoe het is geëindigd. Ach, met zo iemand kan ik toch beter geen...
Ik doe net een stap naar rechts als ik een groen wezen weg zie flitsen achter de bomen die de school omringen. Na even aarzelen besluit ik dat ik me hier beter niet in kan gaan mengen. Ik loop richting de bus. En ik knal weer tegen iemand aan. Kijk, door dit soort ‘geluk’ kan ik dus geen verpleegkunde worden. Ik heb dan toegang tot scherpe voorwerpen. Ik vermoord die arme patiënten nog, als ik al iemand vind die me aan wil nemen. Nee, eerst nog stages die ik dan moet overleven...
“HELP!” roept de klasgenoot waar ik tegenaan ben geknald. “Je moet me helpen! Zag je die enge, groene griezel? Hij zit achter me aan!”
Ik kijk naar de bomen. Het heeft nu lang genoeg geduurd! Deze poppenkast is niet geschikt voor een normale schooldag. Dat wil ik juist zeggen als ik een klein flesje in mijn hand geduwd krijgt. Vloeistof in alle kleuren is erin te zien. Er klinkt weer een gil. Als ik naast me kijk, zie ik dat het meisje weg is gesprongen. Ze kijkt bang naar iets voor me. Langzaam draai ik mijn hoofd. Voor me staat de elfman. “Dit helpt tegen de zombies.”
“Geef hier!” Mijn lieftallige klasgenote grist het uit mijn handen en dat is het moment waarop ik het echt zat ben. “Oké, dit is nu echt niet grappig meer! Ik weet niet wat jullie hiermee bedoelen, maar scholieren bang maken is echt niet cool! Volgens mij is het zelfs verboden om zoiets te doen zonder toestemming te vragen. Ga gewoon weg en laat de school met rust!”
Een aarzelend kuchje klinkt naast me. Mijn blik verplaatst zich weer naar mijn klasgenote. “Volgens mij is dit serieus...”
Een ijskoud gevoel gaat door me heen. Normaal is ze een van de rebbelerende, roddelende dames die weinig serieus neemt, maar deze keer staan haar donkere ogen niet alsof ze me uitlacht.
“Ik ben niet vaak serieus,” begint de puntoor zijn volgende verhaal, “maar deze keer wel. Ik kan niet veel serieuzer worden! Of, eigenlijk wel, maar dan lijk ik op een van mijn vrienden en ik weet zeker dat hij me dat zou verbieden. Hij haat zichzelf. Maar goed, daar ging het niet om. Je wilt vast wel weten hoe ik hier gekomen ben.”
Mijn gezichtsuitdrukking laat vaak duidelijk zien wat ik voel. Nu is waarschijnlijk eerst afkeuring te zien, gevolgd door twijfel. De elf vat het op als toestemming. “Misschien zorgt dat voor wat geloofwaardigheid, hoewel het in mijn wereld weinig zou uithalen... Er zijn vandaag wezens gekomen vanuit de ruimte. Zombies noemen we ze. Wezens die uit zijn op mensenvlees. Ze hebben een poort gemaakt naar deze... wat het ook is. Ik ben ze gevolgd en wil jullie waarschuwen.”
Dan staat de groene, slijmerige persoon vlak voor me. De laatste dingen die ik hoor zijn het geluid van een flesje dat breekt, een gil van een meisje en het geluid van een strijdkreet, waarschijnlijk dat van iemand die bij Comic Con rond hoort te lopen. Het laatste wat ik voel is een pijnlijke en giftige beet.
Er zijn nog geen reacties.