Hoofdstuk 1.3
4 januari 2917
De stem van de persoon met wie mijn vader sprak herkende ik niet. Ik leunde nog dichter tegen de deur aan tot ik duidelijk kon verstaan wat ze zeiden.
'...u me vroeg. Ik heb er voor gezorgd dat de beveiliging verdubbeld is', zei de onbekende man op een zakelijke toon.
'Goed, goed, ik wil niet dat er iets gebeurt op het feest', mijn vaders stem klonk vermoeid. 'Ik heb al zoveel zorgen, laat staan dat ik nog eens moet vrezen om het leven van mijn dochter.'
Waar hadden ze het over? liep ik gevaar? Ik wilde naar binnen lopen en mijn vader eisen om een uitleg, maar ik kon de verleiding net weerstaan en bleef op mijn zelfde plaats staan.
'O voor ik het vergeet, is er nog nieuws over de rebellen?' vroeg mijn vader na een stilte aan de man.
'Niet veel, na het accident van vorige week geeft niemand hen nog gezien in de buurt van het eiland', verduidelijkte hij mijn vader.
'Hoe zit het met hun leider?'
'Ik moet u teleur stellen, we hebben nog niets over zijn identiteit kunnen achterhalen. Maar onze beste mensen zijn naar hem op zoek. Ik vermoed dat we gauw iets van hen zullen horen.'
'Jullie hebben nog niets, echt helemaal niets', mijn vader klonk teleurgesteld. 'Je weet toch dat het leven van het volk op het spel staat.'
'We weten wel één iets over hem', bekende de man haastig. 'Maar veel hebben we er niet aan. Eén van de mannen wist een groep mensen te vinden die leefden aan de kust in een van de dichtstbijzijnde grotten. Zij wisten hem te vertellen dat er een groep rebellen waren en dat hun leider bekent stond als Black Alvaro.'
'Dit is nieuw, waarom werd ik hiervan niet op de hoogte gebracht?', vroeg mijn vader ongeduldig.
'Omdat dit waarschijnlijk de schuilnaam is van hun leider, voor zo ver ons onderzoek leid hebben we nog niemand kunnen identificeren met deze naam. We hopen dit met tijd te achterhalen.'
'De volgende keer wordt dit aan mij gemeld', dit was een bevel en geen verzoek, 'Zelfs als het iets onbelangrijks is, begrepen?'
'Natuurlijk hoogheid, ik zal u niet teleur stellen', zei de vreemde. Ik hoorde zijn voetstappen mijn richting uitkomen, vlug sprong ik naar achteren, weg van bij de deur vooraleer deze openvloog.
'Tsarvna Siéra', bracht de man verrast uit toen deze net kon voorkomen tegen mij aan te lopen. 'Wat doet u hier op de gang?'
'Ik was net op weg om met mijn vader te spreken', zei ik zo onschuldig mogelijk, terwijl ik mijn armen voor mijn borst kruiste, zodat ik niet in de verleiding kwam om verdacht over te komen. De man begroete me vlug met een kleine buiging en ging er toen weer snel van door. Hij leek haast te hebben.
Ik keek hem na, terwijl hij in de verte verdween.
Waar hadden mijn vader en deze man het over gehad? Waarom was ik in gevaar? Zou dit iets te maken hebben met die rebellen waarover ze net spraken? Waar kwamen deze omstanders vandaan? De ene vraag na de andere maalde door mijn hoofd, maar ik wist vrijwel zeker dat ik hier geen antwoord op zou krijgen.
Ten slotte had ik het gesprek zo gezegd niet gehoord.
Ik besloot om mijn vader niet langer te laten wachten en liep daarom naar binnen. Hij stond bij het raam en keek naar buiten, hij leek in gedachten verzonken te zijn, waardoor hij mij niet had horen binnen komen. Hij wreef bedachtzaam over zijn kort bruine baard en leek toen bewust te zijn van mijn aanwezigheid. Hij draaide zich vlug naar me om. Zijn strenge ijsblauwe ogen keken me vermoed aan.
'Sorry, Siéra ik had je niet horen binnen komen', zei hij met een diepe zucht. Meteen voelde ik mijn bezorgdheid aanwakkeren.
'Is alles wel oké?' vroeg ik bezorgd, zeker nadat ik zijn gesprek had gehoord. Ergens voelde ik me schuldig dat ik hem achter de deur heb bespied, maar aan de andere kant was ik blij dat ik eindelijk wist dat er iets aan de hand was. Hij kon dit niet langer voor me verzwijgen, ik ben tenslotte de troonopvolgester. Ik moest toch weten wat er in mijn stad aan het gebeuren was.
'Ach, gewoon enkele kleine probleempjes, niets om je zorgen te maken. Je kent het wel, te weinig taart gereserveerd voor al de gasten die op het feest aanwezig zullen zijn en zo', zei hij haastig. Ik vond zijn uitvlucht wel erg zielig en nep klinken. Ik besloot er maar niets over te vragen. Dat kon ik later, wanneer de tijd er was wel eens doen.
'Waarom had u me gevraagd?' vroeg ik toen maar in de plaats. Mijn vader liep naar me toe en gaf me een brief. Ik keek naar hem op en met een vragende ogen.
'Dit is de tekst voor je speech of was je dat vergeten?' vroeg hij. Hij glimlachte toen hij mijn gezicht zag betrekken. 'Maak je geen zorgen als je je hier aan houdt, wordt het een makkie.' En hij gaf me een kneepje in mijn schouders. Ik keek naar zijn hand en zag toen zijn ring om zijn vingers. Ik voelde een steek van verdriet door me heen gaan. Als er iemand was geweest die goed was geweest om het volk toe te spreken, dan was het wel mijn moeder geweest. Alleen was zij er nu niet meer. Mijn vader leek mijn gedachten te hebben geraden, want hij gaf me een troostende kus op mijn voorhoofd en zei toen: 'Ik ben er zeker van de je moeder trots op je geweest zou zijn, moest ze je hier nu zo hebben zien staan.' Ik knikte en probeerde de tranen die in mijn ogen prikten tegen te houden. Ik sloeg mijn armen om mijn vader heen en hield hij hield me dicht degen zich aan, terwijl hij me zachtjes over mijn rug streelde.
'Ik mis haar', mompelde ik.
'Ik mis haar ook, mijn lief', antwoordde hij en zijn stem leek gebroken.
Nee, mijn vader was geen slecht mens. Hij mocht dan misschien dingen voor me verzwijgen, maar ik wist dat hij dit alleen deed om mij te beschermen, net zoals hij met mijn moeder had gedaan, alleen had dit niet kunnen baten.
Er zijn nog geen reacties.